ECLI:NL:RBUTR:2010:BK8268

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600954-09 en 16/602793-06 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op echtgenote met voorbedachten rade door verdachte met psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 januari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vrouw op 30 augustus 2009 in hun woning om het leven heeft gebracht door haar met een mes 45 keer te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, de gelegenheid heeft gehad om na te denken over zijn daad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, ondanks zijn psychische problemen, waaronder zwakbegaafdheid en cocaïneafhankelijkheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, waarbij de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden zwaar hebben meegewogen. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de conclusies van deskundigen over de geestelijke toestand van de verdachte heeft meegenomen in haar overwegingen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600954-09 en 16/602793-06 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 januari 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats] (Marokko),
thans verblijvende in de PI Utrecht, locatie Nieuwegein te Nieuwegein,
raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 december 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn vrouw, [slachtoffer], al dan niet met voorbedachten rade om het leven heeft gebracht.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – onder overlegging van haar schriftelijke requisitoir – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de moord op zijn vrouw, [slachtoffer].
De officier van justitie heeft met betrekking tot het bewijs van de ten laste gelegde voorbedachten rade in het bijzonder gewezen op het studioverhoor van [naam kind], het vijfjarig zoontje van het slachtoffer en verdachte. Uit de verklaring van [naam kind] valt op te maken dat de verdachte ruzie had met zijn vrouw in de slaapkamer en dat hij op enig moment de slaapkamer heeft verlaten om uit de keuken een mes te pakken. Verdachte heeft op dat moment de gelegenheid gehad om na te denken en zich rekenschap te geven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad om [slachtoffer] om het leven te brengen. Dat die tijd en gelegenheid heeft bestaan kan bovendien worden afgeleid uit het aantal van meer dan veertig steek- en snijverwondingen bij het slachtoffer, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van moord. Verdachte heeft nooit de intentie gehad om zijn vrouw van het leven te beroven.
Er is volgens de verdediging nooit een moment geweest van kalm beraad en rustig overleg. Wel kan volgens de verdediging doodslag op [slachtoffer] bewezen worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen staan dat [slachtoffer], 29 jaar oud, op 30 augustus 2009 in haar woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] in haar slaapkamer op bed door in totaal 45 messteken om het leven is gekomen.
Blijkens de conclusie van het deskundigenrapport van 30 oktober 2009 van Dr. R. Visser van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) kan het overlijden van [slachtoffer] worden verklaard door talrijke steekletsels met perforatie van onder meer het hart en de longen, massaal bloedverlies met weefselschade, ophoping van bloed in het hartzakje en luchtophoping in beide borstholten.
Verdachte is degene geweest die deze verwondingen bij [slachtoffer], zijnde zijn vrouw, heeft toegebracht. Hierna heeft verdachte met de twee jeugdige kinderen van hem en het slachtoffer de woning verlaten om naar zijn zus in [plaats] te gaan. Vervolgens heeft hij zich bij de politie aldaar gemeld.
De vraag waar de rechtbank voor staat is of sprake is van moord of doodslag. Met andere woorden: is het handelen van verdachte het gevolg geweest van een tevoren door hem genomen besluit en heeft verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan de gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.? Het gaat dus niet om daadwerkelijk nadenken of rekenschap geven, maar om de tijd en gelegenheid daartoe. Dat tijdsverloop hoeft niet lang te zijn en mag zich ook ten dele afspelen tijdens de gewelddadige handelingen, zeker als die enige tijd in beslag nemen.
Om dit te beoordelen acht de rechtbank de verklaringen van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd van belang.
Het slachtoffer is overleden als gevolg van vele steekletsels, waarbij de lengte van meerdere steekletsels een diepte hadden die groter was dan de lengte van het lemmet van het inklapbare zakmes. Dit zakmes heeft verdachte bij de politie afgeleverd toen hij zich daar meldde. Het mes is onderzocht op bloedsporen, waarbij er bloed van het slachtoffer op aangetroffen is. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte dit inklapbare zakmes, met een lemmet van 7 centimeter, heeft gebruikt om het slachtoffer te steken.
Een aantal steekletsels hadden een diepte van minstens 13 centimeter. Gezien de lengte van het lemmet van het mes dat door verdachte bij de politie is overhandigd van 7 centimeter, acht de rechtbank niet voorstelbaar dat deze diepere steekletsels zijn veroorzaakt met dit mes. Ook is opvallend, dat een aantal steekletsels smaller is dan de breedte van het inklapbare zakmes. Verdachte moet tijdens zijn gedragingen naast dit mes dan ook en ander mes of voorwerp hebben gehanteerd en het slachtoffer daarmee hebben gestoken. Dat dit niet door de politie is aangetroffen doet hier niet aan af.
De rechtbank acht bij de beoordeling van de voorbedachten rade ook van belang dat het slachtoffer een aanzienlijk aantal steekletsels had, zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde van het lichaam.
Gelet op deze feiten en omstandigheden moet de worsteling en het verwonden van het slachtoffer dan ook geruime tijd in beslag hebben genomen waarbij verdachte – zoals hij zelf heeft verklaard – uit een nachtkastje een mes met een lemmet van 7 centimeter heeft gepakt en kennelijk op een ander moment een mes met een langer lemmet of een ander langer snijdend voorwerp. Verdachte heeft dan ook de gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank ziet ondersteuning voor die conclusie in de uitspraak van de Hoge Raad van 22 februari 2005 (LJN: AR5714).
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte impliciet primair als moord is ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank de verklaring van [naam kind] niet voor het bewijs bezigen, het onderzoek heropend dient te worden, teneinde de familieleden ter terechtzitting te horen die na het gebeuren met [naam kind] hebben gesproken.
De officier van justitie heeft het verzoek om het horen van de betreffende getuigen eerst gedaan ter terechtzitting. De rechtbank moet dit verzoek toewijzen indien, gelet op het bepaalde in artikel 315, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, de rechtbank het horen van de getuigen noodzakelijk vindt. De rechtbank acht het horen van de getuigen niet noodzakelijk, mede gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de voorbedachten rade is overwogen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij
hij op 30 augustus 2009 te [woonplaats], opzettelijk en met voorbedachte rade,
[slachtoffer] (verdachtes echtgenote) van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes, (45) vijfenveertig maal, althans meerdere malen, in haar hart en haar longen en haar (boven)lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Moord.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Over de sociale achtergrond en de geestvermogens van verdachte is door drs. D.J. Ploem, psychiater, drs. M.F. Raven, psycholoog en W. van Kreel, sociaal psychiatrisch werker bij Centrum Maliebaan, een rapport gedateerd 8 december 2009 opgesteld. Dit rapport geeft onder meer de volgende psychiatrische en psychologische beschouwing, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven.
Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van zwakbegaafdheid en van daaruit een gebrekkige identiteitsontwikkeling. Tevens is er sprake van cocaïneafhankelijkheid.
De paranoïde gedachtegang ten aanzien van het vreemdgaan van zijn vrouw lijkt, minimaal deels, voort te komen uit vanuit zijn zwakbegaafdheid voortkomende gebrekkige copingsmechanismen. De paranoïde gedachtegang is daarnaast waarschijnlijk versterkt door het excessieve cocaïnegebruik.
De paranoïde gedachtegang lijkt niet het karakter te hebben van een full blown psychose. Betrokkene had nog wel enige controle over deze paranoïde gedachte en binnen detentie is ook geen echte psychose gezien.
Door de deskundigen wordt geadviseerd betrokkene als gevolg van zijn gebrekkige ontwikkeling, met name de zwakbegaafdheid en identiteitszwakte, en de beperkte copingsmechanismen die hij als gevolg daarvan had om zijn gedrag te bepalen, als licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank maakt de conclusie van de deskundigen tot de hare.
De rechtbank constateert dat uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 16/602793-06 af te wijzen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd aan verdachte geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan 9 jaren voor de doodslag op zijn vrouw.
De raadsman deelt voorts het standpunt van de officier van justitie dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straf dient te worden afgewezen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn vrouw om het leven gebracht. Deze gebeurtenis vond plaats in de slaapkamer van de woning van het slachtoffer en de verdachte. De kinderen van verdachte waren op dat moment in de woning aanwezig.
De manier waarop het slachtoffer om het leven is gekomen is weerzinwekkend. Het slachtoffer werd vele malen in haar bovenlichaam gestoken. Zij heeft nog geprobeerd de steken af te weren met haar armen en handen, maar dit heeft haar niet kunnen redden; wel is hierbij haar pink bijna afgesneden. Door aldus te handelen heeft verdachte blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor het leven van een medemens.
Voor de nabestaanden, in het bijzonder de kinderen van het slachtoffer en verdachte, zal het zwaar zijn om met het verlies van hun moeder te moeten leven. Het maakt het voor hen extra moeilijk, omdat hun vader dit verlies heeft veroorzaakt. Aangezien verdachte en het slachtoffer familie van elkaar zijn, heeft verdachte met zijn handelen alle leden van de familie onherstelbaar groot leed aangedaan en zij zullen de psychische schade nog lang, mogelijk de rest van hun leven, ervaren.
De rechtsorde is door dit feit ernstig geschokt en bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving worden versterkt. Moord behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigt.
De rechtbank heeft bij haar overwegingen met betrekking tot de persoon van de verdachte de rapportage betrokken die betreffende verdachte is opgemaakt door drs. D.J. Ploem, psychiater, drs. M.F. Raven, psycholoog en W. van Kreel, sociaal psychiatrisch werker bij het Centrum Maliebaan.
Door de deskundigen wordt verdachte licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De deskundigen zijn van mening dat het wenselijk is dat betrokkene niet zonder langdurige ambulante begeleiding terugkeert in de maatschappij.
De deskundigen hebben verschillende juridische kaders overwogen, zoals een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als voorwaarde reclasseringstoezicht, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf en dan onder begeleiding van de reclassering terugkeer in de maatschappij in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling en de maatregel van TBS met voorwaarden.
Op basis van bovenstaand rapport zal de rechtbank bij de bepaling van de straf uitgaan van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Het excessief cocaïnegebruik van verdachte gedurende de 24 uur voorafgaande aan de moord kan niet tot vermindering van de toerekeningsvatbaarheid leiden, nu verdachte zelf besloten had deze hoeveelheid cocaïne tot zich te nemen.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank een langdurige gevangenisstraf geboden. Het opleggen van TBS met voorwaarden dan wel een deels voorwaardelijke gevangenisstraf behoort dan ook niet tot de mogelijkheden, reeds omdat deze modaliteiten slechts kunnen worden opgelegd respectievelijk in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaar dan wel bij een gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaar. Een gevangenisstraf van 3 of 4 jaar zou onvoldoende recht doen aan het de ernst van het bewezen verklaarde feit.
Eventuele behandeling zou tijdens en na de gevangenisstraf kunnen plaatsvinden in het kader van het penitentiair programma en bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde na een voorwaardelijke invrijheidstelling als bedoeld in artikel 15 en 15a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat niet is komen vast te staan dat verdachte zich gedurende uren of langer heeft bezonnen over zijn voorgenomen daad. De eis van de officier van justitie doet bovendien onvoldoende recht aan het gegeven dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar passend en geboden.
7 Het beslag
7.1 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan de rechthebbende.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte.
7.2 De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het mes, waarmee verdachte de moord heeft begaan onttrekken aan het verkeer.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de aan verdachte voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 16/602793-06 dient te worden afgewezen, nu deze veroordeling een geheel andersoortig feit betreft.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd onder 3;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd onder 1, 2, 4, 6 tot en met 27;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd onder 5;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Dit vonnis is gewezen door M.J. Veldhuijzen, voorzitter, J.P. Killian en R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 januari 2010.