ECLI:NL:RBUTR:2010:5411

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
28 september 2013
Zaaknummer
249443 - HA ZA 08-1045 (5582)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschillen en proceskostenveroordeling in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Utrecht, stond de vraag centraal of er sprake was van inbreuk op auteursrechten door de gedaagde partij. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. van Zelm, vorderde schadevergoeding en een verklaring voor recht. De gedaagde partij, een besloten vennootschap, werd bijgestaan door advocaat mr. M.W. Huijbers. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen van 22 april en 20 mei 2009 reeds een aantal belangrijke overwegingen geformuleerd die van invloed zijn op de beoordeling van de zaak. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij de cd-roms met auteursrechtelijk beschermde foto's had ontvangen van Moooi B.V., zonder dat er een voorbehoud was gemaakt over het gebruik van deze foto's. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagde partij geen inbreuk op de auteursrechten van de eiser had gemaakt. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde de eiser in de proceskosten, die door de gedaagde partij en Moooi B.V. waren gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de proceskostenveroordeling redelijk en evenredig was, en dat de eiser ook de kosten van de vrijwaringsprocedure moest vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 september 2010.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

249443 / HA ZA 08-10458 september 2010
Sector handels- en familierecht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 8 september 2010
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 249443 / HA ZA 08-1045 van
[eiser in hoofdzaak],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. E.M. van Zelm,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in hoofdzaak],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Huijbers,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 256079 / HA ZA 08-2075 van249443 / HA ZA 08-1045 en 256079 / HA ZA 08-2075
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in vrijwaring],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Huijbers,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOOOI B.V.,
gevestigd te Breda,
gedaagde,
advocaat mr. E.H. de Jonge- Wiemans.
Partijen zullen hierna [eiser in hoofdzaak] , [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] en Moooi worden genoemd.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 april 2009
  • het herstelvonnis van 20 mei 2009
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 17 september 2009
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor en tegenverhoor van 16 februari 2009
  • de akte tot wijziging van eis
  • de antwoordakte vermeerdering eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 april 2009
  • het herstelvonnis van 20 mei 2009
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank blijft bij en bouwt voort op hetgeen zij eerder in haar tussenvonnissen van 22 april en 20 mei 2009 heeft overwogen en beslist.
3.2.
Zoals de rechtbank onder punt 5.11. van haar tussenvonnis van 22 april 2009 (verder: het tussenvonnis) heeft overwogen, is voor de (juridische) beoordeling in de onderhavige zaak van belang op welke wijze [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] in het bezit is gekomen van de cd-rom’s. De rechtbank heeft immers geoordeeld dat in het geval komt vast te staan dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] de cd-rom’s van Moooi (per post) heeft ontvangen, zonder dat met betrekking tot het gebruik van de inhoud van die cd-rom’s (de foto’s) een voorbehoud is gemaakt, [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] die foto’s kon/mocht gebruiken ten behoeve van de verkoop van producten via internet. In het tussenvonnis heeft de rechtbank daarom onder 6.1. [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] opgedragen te bewijzen dat zij de cd-rom’s - waarop de door [eiser in hoofdzaak] gemaakte en auteursrechtelijk beschermde foto’s zijn opgenomen - in het kader van haar handelsrelatie met Moooi rechtstreeks (per post) van Moooi heeft ontvangen en dat met betrekking tot het gebruik van de informatie op de cd-rom’s geen voorbehoud door Moooi is gemaakt.
3.3.
[gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] heeft ter voldoening van deze bewijsopdracht twee getuigen doen horen, namelijk de heer [getuige 1] (verder: “ [getuige 1] ”), indirect bestuurder van [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] , en mevrouw [getuige 2] (verder: “ [getuige 2] ”), voormalig operationeel manager bij [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] . In tegenverhoor is mevrouw [A] (verder: “ [A] ”), director creations bij Moooi, gehoord.
3.4.
[getuige 1] heeft - kort gezegd - verklaard dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] in het verleden producten van Moooi via internet heeft verkocht en dat in die tijd de cd-rom’s door Moooi per post naar [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] zijn toegezonden. De juistheid van deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [A] . Zij heeft immers - samengevat - verklaard dat het meest waarschijnlijk is dat een medewerker van [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] met Moooi heeft gebeld met de vraag of zij promotiemateriaal mocht hebben en dat vervolgens de cd-rom’s door de verkoopafdeling van Moooi naar [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] zijn toegestuurd. Gelet op deze eensluidende verklaringen acht de rechtbank bewezen dat tussen [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] en Moooi een handelsrelatie heeft bestaan en dat in het kader daarvan de cd-rom’s - met de auteursrechtelijk beschermde foto’s - (per post) door Moooi aan [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] zijn toegestuurd.
3.5.
Dat ten aanzien van het gebruik van de inhoud van de cd-rom’s door Moooi geen voorbehoud is gemaakt, is zowel door [getuige 1] , [getuige 2] als [A] verklaard. Ook in het leveren van het bewijs ten aanzien van dit onderdeel van de bewijsopdracht is [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] dus geslaagd. Het feit dat de cd-rom’s uitsluitend voor gebruik door de pers waren bedoeld, zoals door [A] is verklaard, brengt in deze conclusie geen verandering.
3.6.
Gegeven het vorenstaande en gelet op de inhoud van overweging 5.11. van het tussenvonnis is de slotsom dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] door het gebruik van de foto’s (die zich op de cd-rom’s bevonden) geen inbreuk op de auteursrechten van [eiser in hoofdzaak] heeft gemaakt en dus evenmin onrechtmatig jegens [eiser in hoofdzaak] heeft gehandeld. De door [eiser in hoofdzaak] ingediende vorderingen worden daarom afgewezen. Als gevolg hiervan behoeven de in het tussenvonnis omschreven verweren 6, 7 en 8 (zie 5.2. van dat vonnis) geen bespreking.
3.7.
[eiser in hoofdzaak] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. In eerste instantie hebben [eiser in hoofdzaak] noch [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] met betrekking tot de proceskostenveroordeling een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In de akte wijziging van eis heeft [eiser in hoofdzaak] dat alsnog gedaan. In de antwoordakte vermeerdering eis heeft [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] op haar beurt ook aanspraak gemaakt op een vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, indien en voorzover de rechtbank van oordeel mocht zijn dat deze wijziging in een zo ver gevorderd stadium van de procedure alsnog kan worden gedaan. Dienaangaande wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 130 Rv een eis kan worden vermeerderd zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. Zowel [eiser in hoofdzaak] als [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] hadden dus nog de mogelijkheid om hun vordering ter zake de proceskosten te vermeerderen met een beroep op 1019h Rv. Dit een en ander is alleen anders als de eisvermeerdering in strijd met de eisen van een goede procesorde is te beschouwen. De rechtbank is van oordeel dat van deze uitzondering geen sprake is, omdat (1) partijen dezelfde eisvermeerdering hebben gedaan, (2) het een vermeerdering van een nevenvordering betreft, (3) zij daarover bij akte hun standpunt hebben kunnen verwoorden en (4) aldus niet in hun verdediging zijn geschaad.
3.8.
[gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] heeft op grond van het bepaalde in artikel 1019h Rv de feitelijk door haar gemaakte kosten begroot op EUR 14.940,03 exclusief BTW. Dit bedrag overschrijdt het maximale bedrag aan proceskosten (EUR 8.000,00) dat bij eenvoudige bodemzaken zonder repliek en dupliek, zoals de onderhavige zaak, op grond van de indicatietarieven in IE-zaken, die van toepassing zijn op alle procedures waarin na 1 augustus 2008 vonnis wordt gewezen, als redelijk en evenredig moet worden beschouwd. Gelet hierop en gegeven het feit dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] onder punt 9. van haar antwoordakte vermeerdering eis heeft gesteld dat zij een maximale proceskostenveroordeling van EUR 8.000,00 geïndiceerd acht, zal de rechtbank de gevorderde proceskostenveroordeling, waaronder begrepen de kosten van het incident, toewijzen voor dit bedrag. Daarnaast zal [eiser in hoofdzaak] worden veroordeeld tot vergoeding van de door [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] gemaakte kosten vastrecht van EUR 545,00 en de door [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] gemaakte getuigenkosten van EUR 20,00 in verband met het verhoor van [getuige 2] .
3.9.
Nu [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] voldoende belang had bij het instellen van de vordering in vrijwaring, dient [eiser in hoofdzaak] ook te worden veroordeeld in de kosten waarin [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] in de zaak in vrijwaring zal worden veroordeeld.
in de vrijwaringszaak
3.10.
Nu de vordering in de hoofdzaak niet toewijsbaar is gebleken, moet de vordering in de zaak in vrijwaring worden afgewezen.
3.11.
In de zaak in vrijwaring moet [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij en in de proceskosten worden verwezen.
3.12.
De kosten aan de zijde van Moooi worden begroot op:
- vast recht EUR 545,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.703,00
3.13.
De kosten aan de zijde van [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,80
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.229,80

4.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser in hoofdzaak] in de kosten van de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] tot op heden begroot op EUR 8.565,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eiser in hoofdzaak] in de voor rekening van [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] komende kosten van de zaak in vrijwaring ten bedrage van EUR 1.229,80 voor [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] en EUR 1.703,00 voor Moooi,
4.4.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de zaak in vrijwaring
4.5.
wijst de vorderingen af,
4.6.
veroordeelt [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] in de kosten van de vrijwaringszaak, aan de zijde van [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] tot op heden begroot op EUR 1.229,80 en aan de zijde van Moooi tot op heden begroot op EUR 1.703,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2010.HvW