ECLI:NL:RBUTR:2009:BP2195
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep op familiaal verschoningsrecht tijdens voorlopig getuigenverhoor
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 17 juni 2009 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van Bruca Producten B.V. tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek was eerder toegewezen in een beschikking van 21 januari 2009, waarbij de datum voor het verhoor was vastgesteld op 26 mei 2009. De opgeroepen getuigen, die tevens partij waren in de procedure, hebben zich echter beroepen op hun familiaal verschoningsrecht en zijn niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de getuigen een bloedverwantschap hebben en dat zij in beginsel recht hebben op een beroep op het verschoningsrecht, zoals vastgelegd in artikel 165 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De rechtbank heeft verder overwogen dat het familiaal verschoningsrecht ongeclausuleerd is en dat getuigen niet verplicht zijn om hun redenen voor het inroepen van dit recht te motiveren. Dit is bedoeld om hen te beschermen tegen gewetensconflicten die kunnen ontstaan bij het getuigen in zaken die hun familieleden betreffen. Bruca heeft betoogd dat de getuigen, omdat zij ook partij zijn in de procedure, geen beroep op het verschoningsrecht kunnen doen. De rechtbank heeft deze stelling verworpen, omdat de getuigen ook als getuigen in de zaak tegen elkaar kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het familiaal verschoningsrecht ook van toepassing is op getuigen die partij zijn in de procedure, en dat het belang van waarheidsvinding niet zwaarder weegt dan het recht op verschoning. De rechtbank heeft het beroep op het verschoningsrecht van de getuigen toegewezen en verzocht om bericht of het voorlopig getuigenverhoor als gesloten kan worden beschouwd. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen.