ECLI:NL:RBUTR:2009:BM5868

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601223-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling en vernieling door middel van vuurwerk en een zwaard

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 24 augustus 2009, is de verdachte beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 oktober 2007 in Utrecht zijn buren heeft bedreigd met zware mishandeling door hen te bedreigen via de telefoon en door een zwaard in de nabijheid van een van de slachtoffers te houden. Daarnaast heeft hij zwaar vuurwerk in de brievenbus van de slachtoffers gestoken, wat leidde tot schade aan de voordeur. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, waarbij de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de verslaving van de verdachte en zijn vrijwillige opname in een kliniek, wat als een positieve ontwikkeling werd gezien. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van de bedreigingen en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601223-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 augustus 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres],
raadsman mr. T.P. Schut, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 augustus 2009, waarbij de officier van justitie, K. Duker, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- feit 1: [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd;
- feit 2: een voordeur van een ander heeft beschadigd.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
3.2. De bewijsoverwegingen
De verdediging heeft gesteld dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat bij de slachtoffers terecht de vrees aanwezig was dat verdachte hen iets aan zou doen. Het slachtoffer is zelf na het telefoontje naar verdachte toegegaan. Voorts stelt de verdediging dat de sai niet geschikt is voor bedreiging. De sai is slechts een hulpmiddel, heeft geen snijkant en is bot. Het tot ontploffing brengen van vuurwerk sluit niet aan bij de delictsomschrijving van bedreiging en vice versa. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van het hem onder 1 ten laste gelegde feit. Alles aldus de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde sai gelet op de uiterlijke kenmerken geschikt is voor bedreiging. Dat het een zogenaamd oefenwapen dan wel hulpmiddel betreft doet daar niet aan af. Dat een van de slachtoffers na het telefoongesprek naar verdachte is toegegaan doet aan de vrees voor bedreiging niet af. Immers verdachte had gedreigd hem iets aan te doen als hij niet zou komen.
De rechtbank is verder van oordeel dat het tot ontploffing brengen van het zware vuurwerk, gelet op de voorafgaande bedreigingen en de persoon van verdachte op dat moment, als bedreiging moet worden opgevat.
Bij de slachtoffers is terecht de vrees ontstaan dat verdachte hen iets aan zou kunnen doen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
3.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 26 oktober 2007 te Utrecht, [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk:
- over de telefoon voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd
"Het moet, anders doe ik je wel wat aan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
- een soort mes met een lemmet van ongeveer 30 centimeter, op zeer korte afstand van het gezicht van voornoemde [aangever 1] gehouden;
- zwaar knalvuurwerk aangestoken en vervolgens in de brievenbus van de woning van voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft gedaan, welk vuurwerk is ontploft waardoor de voordeur is ontzet;
2.
op 26 oktober 2007 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur van de woning gelegen aan [adres], toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk zwaar knalvuurwerk aan te steken en vervolgens dit vuurwerk in de brievenbus voornoemde woning gedaan, welk vuurwerk is ontploft waardoor de voordeur is ontzet;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht , te weten zowel feit 1 als feit 2 en met inachtneming van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde: verplicht reclasseringscontact.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de ouderdom van de feiten, de spijtbetuiging van verdachte en zijn vrijwillige opname in de afkickkiniek van het Centrum Maliebaan.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank houdt rekening met het feit, dat beide bewezenverklaarde strafbare feiten tegelijkertijd gepleegd zijn en uit hetzelfde ongeoorloofde wilsbesluit voortkomen. De rechtbank is van oordeel dat artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Verdachte is verslaafd en heeft onder invloed van medicijnen en alcohol zijn buren bedreigd. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk feit nog geruime tijd nadelige psychische gevolgen daarvan plegen te ondervinden. Door feiten als deze worden bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeggebracht. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling. Verdachte toont hiermee weinig respect voor andere mensen en hun eigendommen en heeft de benadeelden financiële schade berokkend. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij zich vrijwillig heeft aangemeld bij het Centrum Maliebaan, hetgeen inmiddels -naar verdachte ter zitting heeft verklaard- heeft geleid tot een opname van verdachte in een kliniek van het Centrum Maliebaan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
- het strafblad van verdachte d.d. 26 mei 2009, waaruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- het psychiatrisch rapport van 15 januari 2008, opgemaakt door R.J.H. Winter, psychiater. Uit dit rapport blijkt dat verdachte voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten al geruime tijd depressief was; tevens was er sprake van een toenemende afhankelijkheid van alcohol. Ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van een intoxicatie door de combinatie van (sterk sederende) middelen en overmatig alcoholgebruik waardoor er een onderlinge potentiering optrad. Met name de geestestoestand kan verantwoordelijk worden gehouden voor de escalatie die volgde. Hoewel betrokkene uitvoering bekend was met de gevaren van gecombineerd gebruik van middelen en alcohol, was zijn geestelijke toestand echter al enige tijd van dien aard dat hij niet meer geheel in staat was voldoende in vrijheid zijn wil te bepalen. Geadviseerd wordt betrokken in deze te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. Omdat recidive in de toekomst, gelet op de verslavingstendensen bij betrokkene, niet ondenkbaar is, is een meer langdurige begeleiding door het Centrum Maliebaan in combinatie met een opgelegd reclasseringscontact ten sterkste aanbevolen.
De rechtbank neemt de conclusie en het advies van voornoemde deskundige over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht derhalve, mede gelet op de persoon van verdachte en de ouderdom van het feit, een straf als na te noemen passend en geboden.
6. Het beslag
6.1. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
6.2. De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 55, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Bedreiging met zware mishandeling;
feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging met toepassing van artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een honkbalknuppel;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 2 messen, zogenaamde “Sai’s”;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Dekking, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. P. Bender, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 augustus 2009.