ECLI:NL:RBUTR:2009:BL7860

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/710423-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval met geweld in woning met bedreiging en diefstal

Op 20 juli 2009 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 januari 2009 samen met twee anderen een gewapende overval heeft gepleegd in een woning in Amersfoort. Tijdens deze overval werd het echtpaar, dat in de woning aanwezig was, met geweld en bedreiging geconfronteerd. De verdachte en zijn mededaders gebruikten pepperspray en hebben de slachtoffers geslagen en gestompt, terwijl ze hen onder druk zetten om geld en de code van een kluis te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is, ondanks zijn jeugdige leeftijd en het gebruik van cannabis. De officier van justitie had een zware straf geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte en de impact van het delict op de slachtoffers. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die in totaal € 4500,- bedraagt. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710423-09 en 16/515507-07 (vord.tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
Gedetineerd in P.I. Utrecht, te Nieuwegein;
raadsman mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 27 april 2009 en 06 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. van Veghel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 16 januari 2009 een overval heeft gepleegd, tezamen met twee anderen, in een woning, waarbij het echtpaar o.a. is geslagen, gestompt en is bedreigd met de dood en waarbij geld en goederen zijn gestolen.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de verklaringen van de verdachte, welke zijn verankerd in diverse andere bewijsmiddelen.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen
Op vrijdagavond 16 januari 2009 wordt er door verdachte aangebeld bij de woning van [aangever] en [aangeefster], hieronder te noemen: aangever en aangeefster, in Amersfoort. Verdachte heeft hierbij een rode jas aan om, zoals hij ter zitting verklaart, de indruk te wekken van TNT-post te zijn. Wanneer aangeefster de deur opent wordt zij onmiddellijk met pepperspray in het gezicht gespoten, waarna drie mannen, onder wie verdachte, binnenkomen. Aangeefster wordt hierbij stevig vastgepakt,en met haar hoofd hard naar beneden geduwd. Vervolgens wordt zij de kamer ingeduwd, waarbij zij ook een klap krijgt tegen haar knie, waarna zij op de grond wordt geduwd en wederom hard met haar hoofd naar beneden wordt geduwd. Wanneer haar echtgenoot, aangever, op het schreeuwen afkomt, wordt hij onmiddellijk met de vuisten meermalen op zijn hoofd en lichaam geslagen en gestompt en in een verwurging genomen door één van de daders. Ook aangever krijgt pepperspray in het gezicht gespoten. De daders zijn op de hoogte van de aanwezigheid van een kluis in huis en terwijl aangever in de verwurging de trap op naar boven wordt getrokken, wordt er om geld en de code van de kluis geroepen. Hierbij wordt geroepen “Geld. Ik moet geld hebben” en “jij hebt een kluis” en “ik moet de code hebben” en “ik schiet hem voor zijn flikker” en “Opschieten of ik schiet je kapot” Omdat het de daders niet lukte de kluis te openen, heeft aangever – uit angst - zelf de kluis geopend. De daders hebben de kluis geleegd en zijn de woning uitgevlucht, met medeneming van een geldbedrag (ongeveer 4.450 euro) en vier horloges (merk Technomarine, Breil, Dolce & Gabana en Diesel). De goederen zijn eigendom van aangevers en/of hun zoon [benadeelde]. Aangevers bellen de politie die ter plaatse komt en betreffende de situatie proces-verbaal van bevindingen opmaken.
Verdachte bekent bij de politie. Verdachte heeft verklaard dat de pepperspray is gebruikt om herkenning te voorkomen en omdat het echtpaar zich mogelijk zou verzetten. Voorts heeft verdachte met één van de mededaders, zo heeft hij ter zitting verklaard, de bewuste woning afgelegd en geobserveerd. In tegenstelling tot hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard, heeft hij met zijn mededaders wel degelijk voorbereidingen getroffen. Het gegeven dat verdachte heeft verklaard niets van de omvang of code van kluis te weten en het risico zonder buit te zullen vertrekken doet hier zeker niet aan af.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 januari 2009 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 4.450 euro) en vier, horloges (merk Technomarine en Breil en Dolce & Gabana
en Diesel), geheel toebehorende aan [aangever] en/of [aangeefster] en/of [benadeelde], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] en [aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders bij de woning van die [aangever] en [aangeefster] aanbelden, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededaders pepperspray in het gezicht/de ogen van die [aangeefster] spoten, en haar hoofd meermalen met kracht naar beneden duwden en haar de woonkamer in duwden en haar hard tegen haar knie sloegen
en
dat verdachte en zijn mededaders die [aangever] meermalen, met kracht tegen het hoofd
en de borst stompten en een arm om zijn nek legden en de keel dicht drukten en pepperspray in het gezicht spoten, en die [aangever], terwijl een arm om zijn nek werd
gehouden, de trap op trokken, waarbij verdachte en zijn mededaders tegen die [aangever] en/of tegen elkaar zeiden: "Geld. Ik moet geld hebben" en "Jij hebt een kluis" en "Ik moet de code hebben" en "Ik schiet hem voor zijn flikker" en "Opschieten of ik schiet je kapot."
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht onder andere gevorderd aan verdachte op te leggen
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt een behandeling bij De Waag en/of een COVA-training.
De officier van justitie brengt naar voren dat uit het psychologisch rapport is gebleken dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is; het cannabisgebruik had invloed, maar dit gebruik is aan verdachte te wijten. Verdachte is gericht op geld en gebruikt veel cannabis en neemt de verkeerde beslissingen. Verdachte legt de reden van zijn gedrag vaak buiten zichzelf. Voorts voert de officier van justitie aan dat verdachte inmiddels vijf pagina’s strafrechtelijke documentatie heeft en hij, als een gewaarschuwd man, nu toch deze laffe overval pleegt. De officier kwalificeert het gepleegde feit als zeer ernstig, waardoor een strenge straf geïndiceerd is. Daar staat tegenover de jeugdige leeftijd van verdachte. Dit alles meegewogen hebbende is de officier van justitie tot bovenstaande eis gekomen.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman geeft aan het grotendeels eens te zijn met het requisitoir van de officier en meent, tezamen met zijn cliënt, dat op de impact van dergelijke feiten op slachtoffers niets valt af te dingen. De raadsman voert aan dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door zich, na het delict te hebben opgebiecht bij zijn moeder, bij de politie te melden. Anderzijds voert de raadsman aan de jeugdige leeftijd van verdachte. Juist in deze fase, waarin verdachte op persoonlijkheidsgebied nog ontwikkelende is, valt hij nog te sturen, wat mogelijk van cruciaal belang kan zijn. Langdurige detentie lijkt dan niet op zijn plaats. Daartegenover staat dat een werkstraf geen haalbare kaart is gelet op de ernst van het feit. Een alternatief bieden kan hij niet. De raadsman verzoekt de rechtbank rekening te houden met de toekomst van verdachte. Hij is gebaat bij hulp en begeleiding. .
De raadsman merkt tot slot op dat de omstandigheid dat verdachte de namen van de mededaders niet wenst te noemen, geen rol mag spelen in de strafmaat voor verdachte. Verdachte heeft de waarheid verteld en is verantwoordelijk voor zijn eigen aandeel.
Betreffende het immateriële deel van de vorderingen van de benadeelde partij refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
- Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit; hij heeft samen met twee mededaders het plan gemaakt, na te zijn getipt, aangevers in hun woning te overvallen om hen geld afhandig te maken. Hierbij is pepperspray gebruikt, geslagen, gestompt en gedreigd. Verdachte had een rode jas aangetrokken om de indruk te wekken dat hij in de functie van postbode aanbelde.
- Een woning is een plek waar men zich, bij uitstek, veilig wil, mag en moet voelen. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zal door de slachtoffers nog lang worden gevoeld. Zij voelen zich niet meer veilig in hun eigen huis.
Het met geweld en bedreiging samen met anderen binnendringen in de woning van aangevers rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan.
- Verdachte heeft bekend en verklaard dat hij spijt heeft en begrip heeft voor de
angst van de slachtoffers. Hij heeft ter zitting verklaard de effecten van cannabis
te kennen en erkent dat hij andere keuzes had kunnen en moeten maken. De rechtbank heeft aarzeling bij de diepte van de spijt van verdachte. De reden om de namen van de mededaders niet te noemen is volgens verdachte zijn angst voor represailles van deze daders, twee vrienden. De vraag blijft of verdachte de
mededaders niet wil verlinken om zo toch een “betrouwbare partner in crime” te
blijven en een eventuele weg in het criminele circuit open te houden. Met zijn weigering om openheid te verschaffen over wie zijn mededaders zijn geeft verdachte voorrang aan zijn eigen belangen boven die van de slachtoffers, die er, zo blijkt uit de verklaring van [aangeefster], erg veel moeite mee hebben dat twee daders nog vrij rondlopen. Ook maatschappelijk gezien is dit een zeer onwenselijke situatie. Immers, dergelijke feiten brengen bij slachtoffers en in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid te weeg en mogelijke daders dienen daarvoor te worden berecht. De slachtoffers in deze zaak, ter zitting aanwezig, hebben aangegeven nog steeds met veel angst in hun woning te verblijven. Een woning die zij recent hadden verbouwd ten einde meer woonplezier aan hun woning te beleven.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zich te herkennen in de psychologische rapportage, d.d. 03 juni 2009 van de psycholoog, A.J. Klumpenaar. Rapporteur meldt dat verdachte in korte tijd behoorlijk is afgegleden onder invloed van verkeerde vrienden en veel cannabisgebruik. In die zin kan het ten laste gelegde gezien worden als een volgende stap in het verder afglijden aangezien hij deze keer is overgegaan tot fysiek geweld om tot zijn doel te komen. In de toestand van een cannabisroes pleegde verdachte het delict. Pas achteraf bleek hij in staat de ernst van zijn daad in te zien. Omdat hij door zijn jarenlange gebruik van cannabis weet wat de effecten zijn van dit middel, kan gesteld worden dat zijn stoornis verwijtbaar is ontstaan. Daarom wordt betrokkene volledig toerekeningsvatbaar geacht. Voorts blijkt betrokkene voor de heersende opvattingen binnen de vriendengroep beïnvloedbaar te zijn waardoor hij zich bezig gaat houden met criminaliteit. Tenslotte speelt het gebrek aan werk en huisvesting een recidiveverhogende rol. Gezien de leeftijd van verdachte is de psycholoog van oordeel dat verdachte op persoonlijkheidsgebied nog ontwikkelende is. Verdachte zal kunnen profiteren van hulpverlening van praktische aard.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven zijn leven te willen beteren. Hij stelt dat hij bereid is daartoe hulp te accepteren. De door de officier van justitie genoemde belangen, namelijk de documentatie van verdachte, de ernst van het feit, afgezet tegenover de nog jeugdige leeftijd van verdachte alsmede de verdere ontwikkeling op persoonlijkheidsgebied, neemt de rechtbank mee in haar overweging.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande, met een straf zoals door de officier van justitie is gevorderd kan worden volstaan. De rechtbank zal – gelet op het belang van abstinentie van cannabis – wel uitdrukkelijk opnemen dat verdachte zijn medewerking dient te verlenen aan urinecontroles indien de reclassering dat wenselijk of noodzakelijk oordeelt.
De rechtbank zal de verdachte (o.a.) veroordelen tot een:
- Gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar en 6 (zes) maanden, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar met bijzondere voorwaarde.
6. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 1300,- aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 5900,-.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van €3200,- terzake van materiele schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, en € 1300,- ter zake van immateriële schade, dus in totaal € 4500,-. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen. Voor wat betreft het overige gevorderde dient de vordering te worden afgewezen, nu gebleken is dat [aangever] daarvoor reeds schadeloos is gesteld.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de resterende voorwaardelijke straf van drie weken jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 13 april 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk
te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, regio Utrecht-Arnhem, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij De Waag, en/of het volgen van de COVA-training en voorts dat verdachte zal meewerken aan urinecontroles indien de reclassering dit noodzakelijk dan wel wenselijk acht;
met opdracht aan voornoemde reclasseringsinstelling om de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de resterende voorwaardelijke straf die bij vonnis van de kinderrechter d.d. 13 april 2007 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/515507-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 3 weken jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] een bedrag van € 1300,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster], € 1300,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van totaal € 4500,- ter zake van materiële en immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever], € 4500,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 55 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Wijst onderhavige vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Dekking, voorzitter, mr. J.M. Bruins en M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van B.E.M. Bruckner, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juli 2009.