ECLI:NL:RBUTR:2009:BL7415

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700020-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietincident met vuurwapen in Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 29 juli 2009, stond de verdachte terecht voor het opzettelijk schieten met een vuurwapen op het slachtoffer, met de intentie om deze van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De schietpartij vond plaats op 12 februari 2009 in een café in Utrecht, waar zowel de verdachte als het slachtoffer aanwezig waren. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er een worsteling was ontstaan tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij meerdere schoten zijn gelost. De verklaringen van de betrokkenen waren tegenstrijdig; het slachtoffer beweerde dat de verdachte het vuurwapen trok, terwijl de verdachte stelde dat het slachtoffer het wapen had getrokken.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte zorgvuldig gewogen. De getuigen gaven aan de verdachte met een pistool te hebben zien weglopen, maar niemand kon bevestigen wie daadwerkelijk de schoten had gelost. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het tenlastegelegde feit. Gezien de onduidelijkheid over wie het vuurwapen hanteerde en de tegenstrijdige verklaringen, heeft de rechtbank besloten de verdachte vrij te spreken.

Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan het nieuwe feit. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710604-09 en vordering tenuitvoerlegging 03/700020-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1986] te [geboorteplaats] (Irak)
thans gedetineerd in P.I. Utrecht te Nieuwegein;
Raadsman mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M.J. Nijenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 februari 2009 opzettelijk met een vuurwapen heeft geschoten op [slachtoffer], om hem van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen zoals verwoord in haar requisitoir welke als bijlage I aan dit vonnis is gehecht.
Zakelijk en kort samengevat weergegeven heeft de officier van justitie haar standpunt gebaseerd op de verklaringen van:
• [getuige 1] die na de schietpartij verdachte met een pistool in zijn rechterhand heeft zien weglopen,
• [getuige 2] die verdachte met gestrekte rechterhand een pistool gericht heeft gezien op [slachtoffer] en
• [betrokkene 1] die verklaard heeft te hebben gehoord dat verdachte zich door [slachtoffer] bedreigd voelde en daarom een pistool had aangeschaft.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en bepleit een vrijspraak, zoals verwoord in zijn pleitnota, welke als bijlage II aan dit vonnis is gehecht.
Zakelijk en kort weergegeven heeft de raadsman beargumenteerd betoogd dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet overtuigend zijn en dat de door [betrokkene 1] genoemde leverancier van het pistool nadrukkelijk heeft ontkend een pistool aan zijn cliënt te hebben geleverd.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
3.3.1. Vaststaande feiten
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat op 12 februari 2009 omstreeks 02.15 uur is geschoten in café [bedrijf] in Utrecht. Verdachte en aangever [slachtoffer] waren daar – net als een aantal anderen – aanwezig. Bij die schietpartij is een kogel door het rechteronderbeen van [slachtoffer] gegaan. Op een gegeven moment is tussen [slachtoffer] en verdachte een worsteling ontstaan. Tijdens die worsteling is er meermalen geschoten.
[slachtoffer] heeft in zijn verklaring bij de politie - voorzover van belang - gezegd, dat verdachte op een gegeven moment een vuurwapen trok. Naar zijn zeggen heeft [slachtoffer] vervolgens gegrepen naar de hand waarin dat wapen zich bevond. Tijdens de worsteling zijn [slachtoffer] en verdachte op de grond gevallen. Toen hoorde hij 3 of 4 knallen.
Verdachte daarentegen heeft – voorzover van belang – ook ter terechtzitting verklaard, dat [slachtoffer] tijdens die worsteling een vuurwapen trok en dat hij, verdachte, alles deed om de loop van dat wapen niet op hem gericht te houden. Hij heeft [slachtoffer]’s handen vastgehouden en op een gegeven moment zijn er schoten gevallen..
Uit het verhandelde ter terechtzitting wordt niet duidelijk wie van hen beiden nu het vuurwapen op het moment van schieten heeft gehanteerd. Alle gehoorde getuigen verklaren niet te hebben gezien wie er daadwerkelijk heeft geschoten.
De ter terechtzitting gehoorde getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben weliswaar het wapen in handen van verdachte gezien, maar zij hebben blijkens hun verklaring niet gezien wie de schoten heeft gelost. Gegeven verdachte’s lezing van de schietpartij, kan naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet de conclusie worden getrokken dat verdachte dus degene is geweest die geschoten moet hebben. Laat staan dat bewezen kan worden dat sprake is geweest van opzettelijk schieten.
Daaraan doet niet af, dat verdachte na de schietpartij is gevlucht.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat uit het onderzoek ter zitting is gebleken, dat de verklaring van [slachtoffer], dat met verdachte geen ruzie is geweest, apert onjuist is.
De rechtbank zal verdachte dan ook van het tenlastegelegde vrijspreken.
4. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van verdachte die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 juli 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.G.L.M. Verbunt, voorzitter, mr. E.F. Bueno en mr. A.J.P. Schotman, rechters, in tegenwoordigheid van B.E.M. Bruckner, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 juli 2009.