De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.5. De strafbaarheid
3.5.1. De strafbaarheid van de feiten
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 (oud), eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
3.5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
3.6. De strafoplegging
3.6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van beide feiten en gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur 15 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
3.6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij de straftoemeting ten gunste van verdachte rekening dient te worden gehouden met het feit dat het een oude zaak betreft, verdachte in de veronderstelling leefde dat hij niets verkeerds deed, hij geen strafblad heeft, zijn handel bescheiden in omvang was en hem nauwelijks financieel gewin heeft opgeleverd. Verdachte is nu gestopt met de handel in vuurwerk. Bovendien heeft hij in december 2006 een maand in voorarrest gezeten en zijn schorsing daarna ervaren als huisarrest.
3.6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank met het volgende rekening gehouden.
Ten aanzien van verdachte is bewezen verklaard dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [medeverdachte 1] binnen het grondgebied van Nederland brengen en voorhanden hebben van bijna 3000 kilogram consumentenvuurwerk dat niet voldeed aan de Nederlandse vuurwerkvoorschriften. Verdachte was de verkopende partij en is zelf aanwezig geweest bij het inladen van dit vuurwerk in Duitsland, alsook bij het uitladen in Nederland. Verdachte liet anderen het vuurwerk van de opslag in Duitsland naar de bestemming in Nederland vervoeren. De rechtbank rekent dit verdachte in het bijzonder aan. Niet alleen trachtte verdachte door anderen in te schakelen voor het daadwerkelijke vervoer zijn eigen strafrechtelijke verantwoordelijkheid te ontlopen, ook heeft hij op deze wijze grote risico’s gecreëerd voor de volksgezondheid. De chauffeur was niet gediplomeerd om vuurwerk te vervoeren, het transport was niet bij het LMIP aangemeld, en ook bij de verdere opslag was op geen enkele wijze rekening gehouden met de geldende veiligheidsvoorschriften. Een deel van het verboden vuurwerk werd in het bijzijn en onder verantwoordelijkheid van verdachte - zonder vergunning - opgeslagen in een loods die zich naast een sporthal bevond, waardoor een levensgevaarlijke situatie is ontstaan.
Verdachte, die geen vergunning had om in Nederland vuurwerk te verhandelen, heeft doelbewust de Nederlandse regelgeving genegeerd door op deze wijze illegaal vuurwerk te importeren. Het belang van deze regelgeving en de grote risico’s die verbonden zijn aan de opslag en het gebruik van vuurwerk dat niet aan de regels voldoet, mag inmiddels bij een ieder bekend worden verondersteld. Van verdachte in het bijzonder, naar eigen zeggen reeds jarenlang in deze branche werkzaam, mag worden verwacht dat hij de Nederlandse vuurwerkvoorschriften nauwgezet naleeft. Door te handelen als bewezenverklaard, heeft verdachte een onaanvaardbaar risico in het leven geroepen voor de veiligheid van anderen. Verdachte heeft zijn eigen financieel gewin gesteld boven zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Uit het dossier is het beeld ontstaan dat verdachte het in het algemeen niet zo nauw nam met de regels betreffende vuurwerk. Om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw de fout in gaat, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Hoewel de rechtbank het bewezenverklaarde feit als ernstig beschouwt, zal zij daarnaast geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zoals door de officier van justitie geëist.
In plaats daarvan wordt verdachte een werkstraf opgelegd van na te melden duur omdat de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, slechts een gedeelte van de onder 1 tenlastegelegde periode bewezen acht. Daarnaast wordt verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit en daarmee van een aanzienlijk deel van de tenlastelegging. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank nog in het voordeel van verdachte meegewogen dat het bewezenverklaarde geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en dat op zijn strafblad geen veroordelingen staan.