parketnummer: 16/600578-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 december 2009
[verdachte],
geboren op [1950] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. E.J. de Groot, advocaat te Baarn.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 december 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 mei 2009 te [woonplaats] ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die toen jonger dan 16 jaar was.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wel wettig, maar niet overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en heeft geconcludeerd – zo de rechtbank niet overgaat tot aanhouding van de zaak ten einde nog aanvullend onderzoek te verrichten – tot vrijspraak van verdachte.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde en concludeert eveneens tot vrijspraak.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem is ten laste gelegd en baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - onder meer inhoudende dat op 23 mei 2009 bij zijn woning in [woonplaats] werd aangebeld, dat hij de deur opendeed en toen een drietal meisjes zag die hem vroegen of hij “een heitje voor een karweitje” had, dat hij toen die meisjes in zijn woning heeft binnengelaten en hen het balkon van zijn woning heeft laten schoonmaken, dat hij ten behoeve daarvan in zijn keuken aan de waterleiding een slang heeft aangesloten die naar het balkon van zijn woning leidde, dat op een gegeven moment die slang lekte, dat hij toen aan een van de meisjes heeft gevraagd hem te helpen met opruimen, dat dat meisje met hem is meegegaan naar de keuken en dat de andere twee meisjes op het balkon zijn achtergebleven;
- de verklaring van [betrokkene] - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - onder meer inhoudende dat zij de moeder is van [slachtoffer], geboren op [1996] te [geboorteplaats] en dat [slachtoffer] haar op 23 mei 2009 heeft verteld dat zij aan haar borst was betast door verdachte;
- de verklaring van [slachtoffer] - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang -
onder meer inhoudende dat zij op 23 mei 2009 met haar vriendinnen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] een heitje voor een karweitje ging doen, dat zij bij [verdachte] kwamen, dat ze aanbelden, dat hij de deur opendeed en dat ze naar binnen gingen, dat hij zei dat het balkon schoongemaakt moest worden, dat [verdachte] op het balkon de ramen natspoot, dat hij dat deed met een slang die hij in de keuken had aangesloten, dat het daar nat was, dat zij de ramen heeft gelapt, dat hij tegen haar zei:
“kom eens mee”, dat hij vroeg of zij het in de keuken wilde opruimen, dat hij zei: “wil je geld verdienen“ dat zij ja zei, dat hij toen zijn hand in haar shirt en in haar bh deed en aan haar rechter borst zat, dat hij probeerde nog verder te gaan maar dat dat niet lukte, dat zij zei dat zij naar de meiden wilde, dat, toen zij bij haar vriendinnen kwam zij zagen dat haar shirt open was, dat zij het tegen [betrokkene 3] en [betrokkene 2] heeft verteld;
- de verklaring van [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang -
onder meer inhoudende dat op 23 mei 2009 zij en [betrokkene 3] en [slachtoffer] bij elkaar waren, dat ze besloten heitje voor een karweitje te doen, dat zij naar een flat zijn gegaan waar zij de dag daarvoor een karweitje bij een meneer had gedaan met een ander groepje, dat dat [verdachte] was, dat ze aanbelden, dat [verdachte] zei dat ze binnen mochten komen en dat hij een klusje op het balkon had, dat ze het balkon moesten schoonmaken, dat [verdachte] aan [slachtoffer] vroeg of ze even mee kon komen omdat er iets mis was met de leiding in de keuken, dat [slachtoffer] mee ging, dat ze [slachtoffer] toen had geroepen en dat [slachtoffer] terugkwam, dat ze vroeg wat [slachtoffer] had gedaan en dat [slachtoffer] zei dat ze dat later zou vertellen, dat ze er een beetje hijgend aankwam, dat ze zag dat het vestje van [slachtoffer] helemaal open was, dat dat eerst niet zo was, dat ze het klusje hebben afgemaakt en dat [slachtoffer] toen snel wegliep, dat toen zij [slachtoffer] vroegen wat er was gebeurd, [slachtoffer] zei dat [verdachte] aan haar had gezeten en dat hij in haar truitje was geweest;
- de verklaring van [betrokkene 3] - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – onder meer inhoudende dat zij en [slachtoffer] en [betrokkene 2] heitje voor een karweitje gingen doen bij [verdachte], dat hij een klusje had, dat ze het balkon gingen schoonmaken, dat hij tegen [slachtoffer] zei “ kom ’s mee”, dat [slachtoffer] mee ging naar de keuken, dat toen [slachtoffer] terugkwam haar vest open was en eerst was dat niet, dat toen ze buiten waren [slachtoffer] moest huilen en dat ze toen vertelde dat hij in de keuken aan haar borsten heeft gezeten, dat [slachtoffer] 12 jaar is.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem is ten laste gelegd, met dien verstande dat
hij op 23 mei 2009 te [woonplaats], gemeente [woonplaats], met [slachtoffer], geboren op [1996], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig (onder de kleding) aanraken en/of betasten van de borst van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een ernstig strafbaar feit gepleegd. Hij heeft een meisje, [slachtoffer], dat deel uitmaakte van een groep van drie meisjes, die bij hem een karweitje verrichtten, gevraagd met hem mee te komen en toen zij dat deed en met hem alleen in de keuken van zijn woning was, is hij met zijn hand onder haar kleding gegaan en heeft hij haar borst betast.
Door dit te doen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij op deze wijze misbruik gemaakt van zijn lichamelijke en geestelijke overwicht op het slachtoffer.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten gedurende lange tijd en soms blijvend - met name geestelijk – daarvan de nadelige gevolgen ondervinden.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 13 november 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een feit als ten laste gelegd en bewezen verklaard in aanraking met politie en/of justitie is geweest. Bovendien houdt de rechtbank rekening met de gezondheidstoestand van verdachte.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wettelijk vertegenwoordigd door
[betrokkene], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 18,34 wegens materiële schade en een bedrag van € 450,-- wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 450,-- en de materiële schade wordt begroot op € 18,34, derhalve in totaal € 468,34.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het hiervoor onder 5.1 omschreven strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ÉÉN MAAND.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wettelijk vertegenwoordigd door
[betrokkene], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 468,34 (zegge vier honderd acht en zestig euro en vier en dertig eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 468,34 (zegge vier honderd acht en zestig euro en vier en dertig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs J. Schukking, voorzitter, P. Bender en M.C. Oostendorp, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 december 2009.