ECLI:NL:RBUTR:2009:BL0190

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600879-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van prostituee met zwaar lichamelijk letsel

Op 3 november 2009 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 augustus 2009, waarbij de verdachte een prostituee op het Zandpad in Utrecht ernstig heeft mishandeld. Het slachtoffer verklaarde dat de verdachte haar meerdere keren met zijn vuisten op haar gezicht sloeg, wat resulteerde in meerdere hersenkneuzingen en fracturen van het neusbot. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van zware mishandeling op basis van de verklaringen van het slachtoffer en medische rapporten.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een zeer ernstig feit, waarbij hij een vrouw in een kwetsbare positie zonder enige redelijke aanleiding zwaar had mishandeld. Het slachtoffer heeft blijvende schade opgelopen, zowel lichamelijk als psychisch, en ervaart dagelijks de gevolgen van de mishandeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad, waaruit bleek dat hij niet eerder voor geweldsdelicten was veroordeeld.

De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte verplichtte om een schadevergoeding van € 2.225,52 te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en een gebiedsontzegging voor het Zandpad te Utrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600879-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 november 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein, De Liesbosch 100.
raadsvrouwe mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 oktober 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 8 augustus 2009 te Utrecht [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, subsidiair heeft gepoogd haar zwaar te mishandelen, meer subsidiair haar heeft mishandeld waarbij zij zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem primair is ten laste gelegd.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring kan komen van het meer subsidiair tenlastegelegde.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem onder primair is ten laste gelegd.
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen:
Bij de politie verklaart [slachtoffer] dat zij op 9 augustus 2009 als prostituee aan het werk was op het Zandpad te Utrecht. Zij zag een man naar haar boot komen. Zij deed de deur voor de man open. Zij keerde zich naar de man toe. Zij zag en voelde dat de man haar meerdere malen met zijn vuisten op haar gezicht sloeg. Daarna zag en voelde zij dat de man nog harder en vaker tegen haar gezicht sloeg. Hij ging door met haar te slaan in haar gezicht en op haar hoofd.
Blijkens een medische verklaring van [x], arts van het Utrechts Medisch Centrum te Utrecht is op 10 augustus 2009 bij [slachtoffer] het volgende letsel geconstateerd: meerdere hersenkneuzingen, meerdere fracturen van het neusbot, een losse tand.
Bij de politie verklaart verdachte dat hij op 9 augustus 2009 was gegaan naar het Zandpad te Utrecht. Bij een dame had hij 2 gram cocaïne gekocht. Daarna was hij naar de boot van een andere dame gegaan. Hij sprak deze aan en liep naar binnen. De dame pakte zijn portemonnee. Hij duwde haar van zich af. Zij kwam weer in zijn richting. Hij heeft de dame meerdere klappen met zijn tot vuist gebalde rechter hand gegeven. Hij deed dat opzettelijk en met kracht. Hij heeft haar vol geraakt op haar gezicht.
Met betrekking tot deze bewezenverklaring overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel het geheel van de aan het slachtoffer toegebrachte verwondingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, zwaar lichamelijk letsel oplevert.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
omstreeks 8 augustus 2009 te Utrecht aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meerdere hersenkneuzingen en meerdere fracturen van het neusbot en een
losgeslagen tand) heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk met kracht meermalen in het gezicht en op het hoofd te stompen/slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Zware mishandeling.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de preventieve hechtenis, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en een gebiedsontzegging voor het Zandpad te Utrecht, voorts toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij veroordeling aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, en voorts een voorwaardelijke straf.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het bewezen verklaarde overweegt de rechtbank dat verdachte zich aan een zeer ernstig feit heeft schuldig gemaakt.
Hij heeft een prostituee, een vrouw in een toch al kwetsbare positie, zonder enige redelijke aanleiding ernstig mishandeld en haar zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Het slachtoffer is hierdoor ernstig getraumatiseerd. Zij heeft dagelijks, zowel lichamelijk als psychisch, nog veel last van het gebeuren. Feiten als ten laste gelegd en bewezen verklaard brengen voorts gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank met name rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 augustus 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor geweldsdelicten in aanraking met politie en/of justitie is geweest en voorts met een voorlichtingsrapport betreffende verdachte van 20 oktober 2009, opgemaakt door S.P. Sneep, reclasseringswerker van Tactus verslavingszorg, reclassering Flevoland.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat na te melden deels voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.
6. De benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 3.225,52 wegens materiële schade en een bedrag van € 2.300,-- wegens immateriële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op een bedrag aan tandartskosten van € 3.000,-- voor wat betreft het toekomstig herstel van het gebit van het slachtoffer is onvoldoende onderbouwd en derhalve niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder primair bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 2.000,-- en de materiële schade wordt begroot op € 225,52.
De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 2.225,52 worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het hiervoor onder 4.1 omschreven strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWAALF MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ZES MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Tactus verslavingszorg, Reclassering Flevoland, te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende een periode van ÉÉN JAAR na het ingaan van de proeftijd niet zal begeven naar of zich bevinden op het Zandpad te Utrecht;
met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], ten dele toe tot een bedrag van € 2.225,52 (zegge twee duizend twee honderd en vijf en twintig euro en twee en vijftig eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 2.225,52 (zegge twee duizend twee honderd en vijf en twintig euro en twee en vijftig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. P. Bender en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 november 2009.
Mr. Schoenmakers voornoemd is buiten staat het vonnis te ondertekenen.