ECLI:NL:RBUTR:2009:BL0165

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601022-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met een mes tijdens een uitgaansavond

Op 3 november 2009 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 12 september 2009 in Baarn heeft geprobeerd een slachtoffer van het leven te beroven door hem met een mes in de schouder te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een uitgaansavond waarbij alcohol en mogelijk cocaïne was gebruikt, in een conflict met het slachtoffer is beland. Het slachtoffer, onder invloed van drank en drugs, heeft de verdachte bedreigd en geïntimideerd. De verdachte voelde zich bedreigd en heeft in een opwelling een mes gepakt en het slachtoffer gestoken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en bedreiging, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, ondanks zijn beroep op noodweer, omdat er geen sprake was van een onmiddellijke dreiging van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601022-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 november 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht, Wolvenplein 27
raadsman mr. E. Hunneman, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 oktober 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 september 2009 te Baarn heeft getracht [slachtoffer] van het leven te beroven door hem met een mes in de schouder of in de borst te steken, subsidiair heeft getracht hem zwaar te mishandelen en voorts [slachtoffer] heeft bedreigd.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem onder 1 primair en onder 2 is ten laste gelegd.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte ontslagen dient te worden van rechtsvervolging nu bij beide feiten sprake is geweest van noodweer danwel noodweer exces. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte zich moest verweren tegen het agressieve gedrag van aangever.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem onder 1 primair en onder 2 is ten laste gelegd.
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen:
Bij de politie verklaart [slachtoffer], wonende te [woonplaats], dat hij op 12 september 2009 in cafe [naam] te Baarn was met een clubje mensen, waaronder zijn broer [betrokkene 1] en [verdachte]. Van daaruit is hij met een taxi naar zijn huis gegaan met [betrokkene 1] en [verdachte]. [verdachte] zou met hen meegaan om nog een biertje bij hem thuis te drinken. Ze hebben eerst [betrokkene 1] thuis afgezet en daarna zijn ze naar zijn huis gereden. Thuisgekomen gingen [verdachte] en hij naar binnen. Ze hebben een biertje gedronken. Op een gegeven moment moest hij naar het toilet. Zijn telefoon liet hij achter op de bar. Toen hij terugkwam ging de telefoon. Hij nam op en hoorde een man zeggen dat hij beneden stond. Hij had door dat [verdachte] mogelijk had gebeld om cocaïne te bestellen en zei tegen de man dat hij geen cocaïne wilde hebben. [verdachte] wilde achter hem langs lopen om de cocaïne te gaan halen maar hij wilde dat niet en hij zei tegen hem: hier blijven, geen cocaïne in mijn flat. Hij liep naar de voordeur, opende deze, liep de galerij op en riep tegen de bijrijder van de auto dat hij door moest rijden. Hij stond nog buiten. Hij draaide zich om en zag dat [verdachte] in de deuropening van zijn woning stond. Tussen hen was een afstand van ongeveer 1 meter. [verdachte] hief zijn linker en rechter arm naar boven. [verdachte] sloeg hem krachtig met zijn vuisten op zijn linker schouder. Hij voelde een stekende pijn aan zijn linker schouder. [verdachte] rende daarna hard weg de galerij op. Hij liep naar binnen. Hij keek en zag dat er meerdere snijwonden zaten op zijn linker schouder. Hij begreep toen dat hij door [verdachte] met een scherp voorwerp was gestoken. Hij is met de ambulance naar het ziekenhuis gegaan. Daar zijn 4 wonden op zijn linker schouder gehecht.
Op 12 september 2009 kreeg hij een voicemail van [verdachte]. Hij herkende zijn stem.
[verdachte] zei: Luister vriend, jij gaat mij niet gijzelen. Lul, ik kom naar je toe en vermoord je.
Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij op 12 september 2009 in de [naam] te Baarn was. Daar zaten [slachtoffer] en zijn broer [betrokkene 1]. [slachtoffer] was flink onder invloed van alcohol en cocaïne. Ze zijn met een taxi naar [betrokkene 1] huis gereden, [betrokkene 1] is daar uitgestapt. Daarna reden zij naar de woning van [slachtoffer] te Baarn. In die woning hebben ze aan het barretje een biertje gedronken. [slachtoffer] belde een dealer. Verdachte voelde aan dat het laat zou worden en dat wilde hij niet. Hij besloot weg te gaan. Dat zei hij tegen [slachtoffer]. [slachtoffer] reageerde door een bierfles van de bar te gooien. Hij duwde verdachte van de barkruk. Verdachte moest zijn telefoons op de bar leggen en weer gaan zitten. [slachtoffer] schreeuwde tegen hem: Je gaat maar op één manier naar huis, via het balkon. Je klimt naar beneden of ik gooi je naar beneden. [slachtoffer] had een balpen in zijn hand. Hij hield die pen dreigend voor verdachtes oog op zo’n 5 centimeter afstand. Verdachte voelde zich geïntimideerd. Verdachte kende [slachtoffer] en wist dat deze in het verleden bokser was geweest en een lang strafblad had. [slachtoffer] liep naar een kast en leek daar iets uit te pakken. Verdachte dacht dat het een vuurwapen was. Toen ging de telefoon en [slachtoffer] legde de weg naar zijn woning uit. In die tijd pakte verdachte zijn jas en zijn telefoons. Verdachte zag toen een mes op het aanrecht liggen. Hij pakte dat mes en liep de gang in. [slachtoffer] stond op de galerij. Hij blokkeerde hem zodat verdachte er niet langs kon. Verdachte stak [slachtoffer] toen met het mes in diens schouder en is weggegaan.
Later heeft verdachte [slachtoffer] gebeld. Op diens voicemail heeft hij toen de volgende boodschap ingesproken: Luister vriend, jij gaat mij niet gijzelen. Lul, ik kom naar je toe en vermoord je.
Alles aldus de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 12 september 2009 te Baarn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die Van
de [slachtoffer] met een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp in de schouder heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 12 september 2009 te Baarn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] via de voicemail dreigend de woorden toegevoegd: "Luister vriend, jij gaat mij niet gijzelen, lul, ik kom naar je toe en vermoord je".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweer c.q. noodweerexces, stellende dat verdachte zich door het optreden van het slachtoffer meermalen ernstig bedreigd voelde. Hij kende het slachtoffer en wist dat deze onder invloed van drugs en alcohol was. Het slachtoffer was veel groter van postuur en veel sterker dan verdachte. Toen verdachte weg wilde heeft hij daarom een mes gepakt. Toen het slachtoffer hem daarop blokkeerde zag verdachte geen andere mogelijkheid dan het slachtoffer met het mes te steken. Hij deed zulks in een heftige emotie die door de bedreiging door het slachtoffer was veroorzaakt.
Alles aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en met name ook uit de verklaring van verdachte onvoldoende naar voren is gekomen dat er in deze voor verdachte sprake was van omstandigheden, die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat het handelen van de verdachte – het steken met het mes - was geboden ter verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer. Zodanige aanranding deed zich niet voor.
Voorts is om dezelfde reden niet aannemelijk geworden dat verdachtes handelen een onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die door enige aanranding zou zijn veroorzaakt.
Verdachte is derhalve strafbaar, omdat – ook overigens - niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de preventieve hechtenis, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij veroordeling aan verdachte een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het bewezen verklaarde overweegt de rechtbank dat verdachte zich aan een zeer ernstig feit heeft schuldig gemaakt door het slachtoffer met een mes in zijn schouder te steken. Het slachtoffer heeft meerdere verwondingen aan zijn schouder opgelopen die in het ziekenhuis gehecht moesten worden. Niet kan worden uitgesloten dat verdachtes handelen ook tot veel ernstiger verwondingen van het slachtoffer had kunnen leiden als verdachte iets verder richting de borst van het slachtoffer had gestoken. Na dit gebeuren heeft verdachte het slachtoffer telefonisch met de dood bedreigd. Naar het oordeel van de rechtbank moet een en ander wel worden bezien in een sfeer van het einde van een uitgaansavond waarin door de betrokkenen in ruime mate alcohol en mogelijk ook cocaïne was gebruikt.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank met name rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 september 2009, waaruit blijkt dat verdachte meermalen voor geweldsdelicten tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen is veroordeeld, en voorts met een voorlichtingsrapport
van 19 oktober 2009 betreffende verdachte, opgemaakt door R. Jacobs, reclasseringswerker bij het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg en Reclassering, Unit Utrecht.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat na te melden deels voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.
6. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
7. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de hiervoor onder 4.1 omschreven strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VEERTIEN MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot VIJF MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door het Leger des Heils, afdeling jeugdzorg en reclassering te Utrecht, te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onderwerpt aan een meldplicht bij de poli van het Centrum Maliebaan te Utrecht en voorts dat hij een zogenoemde leefstijltraining zal volgen, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. P. Bender en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 november 2009.
Mr. Schoenmakers voornoemd is buiten staat het vonnis te ondertekenen.