ECLI:NL:RBUTR:2009:BK8676

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600732-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag met machete in Nieuwegein

Op 28 december 2009 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 1 juli 2009 in Nieuwegein een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft verklaard dat hij na een eerdere aanval door het slachtoffer, met een machete op zoek ging naar deze persoon. Tijdens een confrontatie in het park heeft hij het slachtoffer met de machete geslagen, wat leidde tot ernstige verwondingen aan het hoofd en de armen van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van voorbedachten rade, waardoor de verdachte is vrijgesproken van poging tot moord. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, omdat hij bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard door met een scherp mes te steken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de eerdere geweldsdelicten van de verdachte, maar ook met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, zoals de eerdere aanval op de verdachte door het slachtoffer. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen mes onttrokken wordt aan het verkeer, terwijl het blauwe poloshirt aan de rechthebbende wordt teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600732-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 december 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967] te [geboorteplaats], Suriname
gedetineerd in PI Utrecht, HvB locatie Nieuwegein
raadsman mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 december 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: heeft geprobeerd op 1 juli 2009 te Nieuwegein [slachtoffer] - al dan niet met voorbedachten rade - te doden, door met een (kap)mes op die [slachtoffer] in te steken;
subsidiair: heeft geprobeerd op 1 juli 2009 te Nieuwegein aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een (kap)mes op die [slachtoffer] in te steken.
3 De beoordeling van het bewijs
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord, zoals primair aan hem ten laste is gelegd. Hij baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, alsmede op de aangifte van [slachtoffer]. Volgens de officier van justitie is er sprake van voorbedachten rade. Nadat verdachte door [slachtoffer] was geslagen, is hij naar het huis van zijn moeder gegaan om een machete te halen. Vervolgens is hij naar het park gegaan, waar hij verwachtte [slachtoffer] te treffen. In dat tijdsbestek heeft verdachte een moment gehad om na te denken voorafgaand aan het door hem gepleegde feit.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van voorbedachten rade. Het was geenszins de bedoeling van verdachte om [slachtoffer] te doden of te verwonden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 1 juli 2009 te Nieuwegein in elkaar is geslagen door een hem van gezicht bekend persoon, [slachtoffer]. Volgens verdachte was hij al vaker in elkaar geslagen door de groep jongens waartoe deze [slachtoffer] behoort en had hij hierbij een verbrijzelde arm opgelopen. Na het incident op 1 juli 2009 is verdachte naar het huis van zijn moeder gegaan. Bij het wassen van zijn gezicht, zag hij in de spiegel zijn verwondingen. Dit aangezicht maakte hem kwaad. Hij zag vervolgens in de keuken een machete liggen en nam deze mee. Buiten ging hij op zoek naar [slachtoffer] en leende daartoe onderweg een fiets. In het park trof hij [slachtoffer] aan. Toen [slachtoffer] zwaaiende bewegingen maakte, had hij de stellige indruk dat [slachtoffer] hem opnieuw zou slaan. Op dat moment heeft hij de machete uit zijn broeksband gepakt en heeft hij [slachtoffer] met opgeheven arm geslagen met het mes.
Getuige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 1 juli 2009 met [slachtoffer] in het park was op het moment dat verdachte aan kwam fietsen. [slachtoffer] had daarvoor aan hem verteld dat hij verdachte klappen had gegeven en de getuige kon dat ook aan het gezicht van verdachte zien. Verdachte liep op [slachtoffer] af, aldus getuige [getuige 1]. Toen verdachte vlak bij hen was, vroeg hij aan [slachtoffer] waarom [slachtoffer] hem had geslagen. [slachtoffer] maakte vervolgens zwiepende gebaren met zijn armen, om verdachte duidelijk te maken dat hij weg moest gaan. Verdachte en [slachtoffer] begonnen toen te bekvechten, waarna verdachte het mes tevoorschijn haalde. .
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat verdachte met een machete een neerwaartse slagbeweging maakte richting zijn hoofd. Door het afweren heeft hij verwondingen aan zijn armen opgelopen. Ook raakte verdachte hem een keer op het hoofd, aldus [slachtoffer]. Daarbij hoorde hij een soort ‘ping’ geluid . Getuige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij ‘tok’ hoorde toen het mes het hoofd van [slachtoffer] raakte. [slachtoffer] heeft verklaard dat ten gevolge van een steek een bloedende wond is ontstaan bij zijn linkerslaap, die met twaalf hechtingen is gehecht .
De medische verklaring vermeldt onder meer twee grote en diepe wonden aan het hoofd van [slachtoffer]: één boven de linkerslaap en één bovenop het hoofd. Daarnaast worden vermeld een wond aan de linker onderarm en twee aan de rechter onderarm.
Vrijspraak poging moord
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot moord. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake was van voorbedachten rade. Zij overweegt daartoe het volgende.
Verdachte zelf heeft verklaard dat hij slechts met [slachtoffer] wilde praten omdat hij van hem wilde weten waarom hij hem eerder die dag had geslagen. Het mes had hij naar eigen zeggen meegenomen om zich te verdedigen, mocht [slachtoffer] hem weer gaan slaan. Op grond van de verklaring van de getuige [getuige 1], gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte inderdaad eerst aan [slachtoffer] heeft gevraagd waarom hij hem had geslagen en dat verdachte [slachtoffer] pas na een woordenwisseling heeft gestoken.
Verdachte heeft weliswaar een mes meegenomen toen hij op zoek ging naar [slachtoffer], maar hij heeft daarvoor een verklaring gegeven die op zichzelf niet onaannemelijk is. Voor het overige bevinden zich in het dossier geen aanknopingspunten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte al eerder het plan had opgevat om [slachtoffer] te steken. De rechtbank houdt het er dan ook voor, dat [slachtoffer] pas tijdens de woordenwisseling het plan heeft opgevat om [slachtoffer] met het mes te steken. Van steken met voorbedachten rade, met de bedoeling om [slachtoffer] te doden, is daarmee geen sprake. Het enkele tijdsverloop tussen het moment waarop verdachte in de woning het mes pakte en het moment waarop hij daadwerkelijk heeft gestoken, is daartoe in de gegeven omstandigheden onvoldoende.
Voor zover het primair ten laste gelegde een poging tot moord betreft, zal verdachte derhalve worden vrijgesproken.
Poging doodslag
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Zij overweegt daartoe als volgt.
Het steken met een kapmes (machete) in het hoofd levert naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op de dood op. Gelet op de verklaringen van verdachte dat hij [slachtoffer] met opgeheven arm heeft geslagen met het mes, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust met de machete heeft gestoken richting het hoofd van [slachtoffer]. Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat [slachtoffer] en getuige [getuige 1] beiden hebben verklaard dat zij een duidelijk geluid hoorden toen het mes het hoofd van [slachtoffer] raakte. De aard van de verwondingen van [slachtoffer] ondersteunen deze verklaringen. Door op korte afstand met een scherp mes in het hoofd van [slachtoffer] te steken, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] willens en wetens aanvaard. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring omschreven.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 01 juli 2009 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een (kap)mes, meermalen
op het hoofd en de armen van die [slachtoffer] heeft ingestoken en zwaaiende bewegingen heeft
gemaakt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het feit
4.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat geen sprake is geweest van noodweer. Kort voordat verdachte met de machete heeft gestoken, was er geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Zowel getuige [getuige 1] als getuige [getuige 2] hebben verklaard dat verdachte degene was die op [slachtoffer] afliep. Het is mogelijk dat een eerdere vechtpartij tussen beiden de aanleiding is geweest van de steekpartij, doch daarmee was nog geen sprake van een noodweersituatie.
4.1.2 Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging was er wel sprake van een noodweersituatie. Verdachte heeft de machete enkel ter verdediging gebruikt. Verdachte is naar [slachtoffer] toe gegaan om te vragen waarom hij hem eerder die dag had aangevallen. Toen [slachtoffer] vervolgens zwiepgebaren in zijn richting maakte, heeft verdachte stekende bewegingen met het mes gemaakt om te voorkomen dat hij opnieuw in elkaar zou worden geslagen. De verdediging concludeert dan ook tot ontslag van alle rechtsvervolging.
4.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vat het verweer van de raadsman op als een beroep op putatief noodweer, in die zin dat verdachte gerechtvaardigd in de veronderstelling verkeerde dat de zwiepende bewegingen van [slachtoffer] een poging vormden hem opnieuw aan te vallen.
Dit verweer wordt verworpen. Niet is gebleken dat de zwiepende bewegingen zodanig waren dat deze door verdachte redelijkerwijs konden worden aangemerkt als een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer]. Noch uit de verklaring van de getuige [getuige 1] noch uit enig andere verklaring kan worden afgeleid dat [slachtoffer] verdachte aanviel dan wel dat het erop leek dat [slachtoffer] verdachte aanviel. Verdachte heeft [slachtoffer] opgezocht om hem ter verantwoording te roepen over hetgeen eerder die dag was voorgevallen. Verdachte hield daarbij rekening met een gewelddadige reactie van [slachtoffer] en had om die reden ook een mes meegenomen. De rechtbank acht aannemelijk dat [slachtoffer] tengevolge van zijn woede en zijn angst voor [slachtoffer] en zijn verwachtingen omtrent een mogelijke reactie van [slachtoffer] heeft aangenomen dat [slachtoffer] hem opnieuw aanviel. In de gegeven omstandigheden is dat echter onvoldoende voor een geslaagd beroep op putatief noodweer, nu niet is gebleken dat verdachte tengevolge van de concrete gedragingen van [slachtoffer] ook gerechtvaardigd in de veronderstelling mocht verkeren dat hij opnieuw werd aangevallen.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag
4.2 De strafbaarheid van verdachte
4.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat evenmin sprake was van een situatie van noodweerexces. Er zijn situaties denkbaar waarbij de ogenblikkelijke aanranding voorbij is, maar de hevige gemoedstoestand, veroorzaakt door die eerdere ogenblikkelijke aanranding, nog langere tijd voortduurt. Voor zover in de onderhavige zaak al sprake is geweest van een eerdere ogenblikkelijke aanranding, was het tijdsverloop echter zodanig dat het handelen van verdachte niet meer uit die hevige gemoedstoestand kan zijn voortgevloeid.
4.2.2 Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat geen sprake was van een noodweersituatie, is in de visie van de verdediging wel sprake van een situatie van noodweerexces. Aangezien verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij wederom in elkaar geslagen zou worden op het moment dat [slachtoffer] zwiepende bewegingen maakte met zijn armen, kwam hij terecht in een hevige gemoedstoestand. Dat hij de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, kan hem onder deze omstandigheden niet worden toegerekend, aldus de verdediging. De verdediging concludeert dan ook tot ontslag van alle rechtsvervolging.
4.2.3 Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het tijdsverschil tussen de mogelijke aanval eerder die dag van [slachtoffer] op verdachte enerzijds en de aanval van verdachte op [slachtoffer] anderzijds te groot is om te kunnen spreken van een situatie van noodweerexces, veroorzaakt door die eerdere aanval. Na het eerdere incident is verdachte eerst naar het huis van zijn moeder gegaan. Hij heeft zich daar gewassen, heeft de machete gepakt en is vervolgens op zoek gegaan naar [slachtoffer]. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte op het moment dat hij [slachtoffer] trof nog boos was, maar gelet op de verstreken tijd kon in redelijkheid van hem worden verlangd dat hij aan die boosheid weerstand had geboden. Bovendien levert de enkele omstandigheid dat hij boos was nog geen hevige gemoedsbeweging op in de zin van de wet.
Daarnaast gaat het verweer van de raadsman uit van de veronderstelling dat er op het moment dat [slachtoffer] met zijn armen een zwiepende beweging maakte sprake was van een noodweersituatie. Nu dit, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, niet het geval was, slaagt ook het beroep op noodweerexces niet.
Nu gelet op het voorgaande niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is hij strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt behandeling bij het centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank verdachte niet zal ontslaan van alle rechtsvervolging, dient volgens de verdediging een lagere straf opgelegd te worden dan door de officier van justitie gevorderd. Rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat [slachtoffer] verdachte eerder heeft aangevallen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit door iemand messteken toe te brengen waardoor een levensbedreigende situatie werd gecreëerd. Deze situatie had zomaar fataal voor het slachtoffer kunnen aflopen.
De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij heeft gehandeld in een openbaar park, te midden van recreërende ouders met kleine kinderen. Het incident moet ook op die mensen enorm bedreigend zijn overgekomen.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Tegelijkertijd houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte op de bewuste dag eerder het slachtoffer is geworden van gewelddadig optreden door vermoedelijk [slachtoffer]. Ook neemt de rechtbank in overweging dat de psychiater in de rapportage (psychiatrisch onderzoek door C.J.F. Kemperman gedateerd 7 september 2009 en de brief van psychiater Kerperman gedateerd 7 september 2009) concludeert dat sprake is geweest van een enigszins verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank de eis van de officier van justitie redelijk voor het door hem bewezen geachte feit. Aangezien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen, zal zij echter een lagere straf opleggen.
Alles overwegende, acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de periode overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde het opvolgen van de aanwijzingen van de het centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag. De omstandigheden dat verdachte geen werk en vaste huisvesting heeft,en veelvuldig alcohol en drugs gebruikt, maken deze bijzondere voorwaarde naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk.
6 Het beslag
6.1 De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten het mes, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Weliswaar is niet gebleken dat het strafbare feit met dit mes is gepleegd, doch het mes is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
6.2 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het blauwe poloshirt aan de rechthebbende.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36d, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot doodslag
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt behandeling bij het centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen mes met de kleur bruin, zoals vermeld op de lijst in beslag genomen voorwerpen onder 1;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen poloshirt met de kleur blauw, zoals vermeld op de lijst in beslag genomen voorwerpen onder 2.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 december 2009.
Mr. de Weerd en de griffier zijn niet in de gelegenheid
dit vonnis mee te ondertekenen.