ECLI:NL:RBUTR:2009:BK8264

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 09/2988 en 09/2672
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen reguliere bouwvergunning in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, waarbij een reguliere bouwvergunning is verleend voor het bouwen van een kap op een bestaande uitbouw van een woning. De eisers, wonende te Utrecht, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het beoogde gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft op 29 oktober 2009 uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghouder een bouwvergunning heeft gekregen voor een aanbouw, maar dat het beoogde gebruik van deze aanbouw niet in overeenstemming is met de bestemming 'Tuin' zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de bouwvergunning niet mocht worden verleend, omdat het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit van 10 augustus 2009 vernietigd en de gemeente Utrecht veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wegen dan die van de eisers. De voorzieningenrechter heeft echter wel aangegeven dat de vergunninghouder op dit moment bouwt op een nog niet onherroepelijke bouwvergunning zonder de vereiste ontheffing, wat betekent dat dit voor eigen rekening en risico is. De mondelinge uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter, die de zaak op dezelfde dag heeft behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummers: SBR 09/2988 en 09/2672
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter
van 29 oktober 2009
in de zaken van
[eiser sub 1],
[eiser sub 2],
[eiser sub 3] en
[eiser sub 4],
allen wonende te [woonplaats],
eisers,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Inleiding
1.1 Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening hebben betrekking op verweerders besluit van 10 augustus 2009 (verzonden 13 augustus 2009), waarbij verweerder de bezwaren van eisers tegen het besluit van 7 mei 2009 (verzonden 11 mei 2009) ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder aan [X] (verder: de vergunninghouder) een reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van een kap op een bestaande uitbouw van een woning op het perceel [adres] te [woonplaats].
1.2 Het verzoek en het beroep zijn op 29 oktober 2009 ter zitting behandeld, waar [eiser sub 1] en [eiser sub 3] zijn verschenen, vertegenwoordigd door mr. H. van der Zee, werkzaam bij Das Rechtsbijstand te Den Bosch. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.P. de Keijzer, werkzaam bij de gemeente Utrecht. Namens de vergunninghouder is [Y] ter zitting verschenen.
Beslissing
2.1 Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en
ten aanzien van het beroep (SBR 09/2672):
2.2 het beroep gegrond verklaard;
2.3 het bestreden besluit van 10 augustus 2009 vernietigd;
2.4 verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers ter hoogte van € 644,-
2.5 verweerder opgedragen het griffierecht te vergoeden ter hoogte van € 150,-;
ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening (SBR 09/2988):
2.6 het verzoek afgewezen.
Daarbij heeft de voorzieningenrechter de volgende motivering gegeven.
Gronden
3.1 Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Woningwet (Ww) mag en moet de reguliere bouwvergunning slechts worden geweigerd, indien (c) het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld of (d) het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.
3.2 De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit het dwingend bepaalde in artikel 44, aanhef, van de Woningwet volgt dat een bouwvergunning dient te worden geweigerd indien zich een of meer van de in dat artikel omschreven weigeringsgronden voordoen, doch dat de vergunning moet worden verleend indien een weigeringsgrond ontbreekt.
3.3 Op het onderhavige perceel rust ingevolge het vigerende bestemmingsplan “Tuindorp” de bestemming “Tuin” (T). Het perceel is gelegen op gronden die blijkens artikel 7, eerste lid, onder c, van het bestemmingsplan zijn bestemd voor bebouwing ten behoeve van het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, en werken, geen gebouw zijnde.
3.4 In artikel 2, onder 2, van de planvoorschriften wordt onder aanbouw verstaan: een gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht zodanig aansluit op het hoofdgebouw, dat het van het hoofdgebouw deel is gaan uitmaken.
Gelet op deze definitie is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat het door de vergunninghouder ingediende bouwplan geen bijgebouw is, zoals eisers betogen, maar een aanbouw. Het bouwwerk wordt immers door middel van twee deuren aangesloten op de open ruimte op de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met de bedoeling, zo heeft vergunninghouder ter zitting verklaard, meer leefruimte voor het gezin te creëren. Aldus worden de ruimten in het bouwwerk in functioneel en in bouwkundig opzicht aangesloten op en gaan deel uitmaken van het hoofdgebouw, zoals ook al de keuken waar bovenop thans de kap wordt opgericht al deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
3.5 Blijkens artikel 7, tweede lid, onder a, van de planvoorschriften mogen uitsluitend aanbouwen en/of bijgebouwen worden gebouwd die passen in de bestemming (Tuin), zoals berg-, stallings- en hobbyruimten en onderkomens van kleine huisdieren.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de beoogde bestemming van de aanbouw hier niet aan voldoet. De geplande kleine kamer achter krijgt volgens de vergunninghouder de functie van donkere kamer. De grotere ruimte aan de voorkant wordt gebouwd ten behoeve van vergroting van de leefruimte in het hoofdgebouw, al dan niet bestemd voor de kinderen van het gezin. Dit gebruik staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet ten dienste van de bestemming Tuin, maar van de bestemming Wonen. Daaruit volgt dat het beoogde gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er op dat niet alleen de op de aanvraag vermelde functies maar ook het daadwerkelijk beoogde gebruik aan het bestemmingsplan moet worden getoetst. Verweerder heeft dit in de beslissing op bezwaar ten onrechte nagelaten.
3.6 Gelet op het vorenstaande is sprake van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder c, van de Woningwet. Dat betekent dat de bouwvergunning niet mocht worden verleend. Daarin heeft de voorzieningenrechter aanleiding gezien het bestreden besluit te vernietigen.
3.7 Voorts heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat dit gebrek eveneens kleeft aan het primaire besluit van 7 mei 2009. In dit verband heeft verweerder desgevraagd ter zitting gesteld dat dit gebrek in de heroverweging in bezwaar kan worden gerepareerd door middel van het verlenen van een ontheffing en dat daartoe geen belemmeringen bestaan. Verweerder heeft in dit verband gewezen op meerdere soortgelijke aanbouwen die in de wijk Tuindorp voorkomen en die met ontheffing zijn opgericht.
3.8 De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het primaire besluit van 7 mei 2009 in deze procedure niet herroepen of geschorst zal worden. Daartoe heeft de voorzieningenrechter de grote belangen van de vergunninghouder en de negatieve, vooral financiële gevolgen van een herroeping of schorsing afgewogen ten opzichte van de belangen van eisers bij het stilleggen van de inmiddels reeds aangevangen bouw. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wegen de belangen van de vergunninghouder thans zwaarder omdat herstel van het gebrek mogelijk is en het aannemelijk is dat verweerder daartoe (door het verlenen van ontheffing) zal overgaan. Het voorgaande betekent wel dat de vergunninghouder op dit moment bouwt op een nog niet onherroepelijke bouwvergunning zonder de vereiste ontheffing en daarmee dus voor eigen rekening en risico.
3.9 Gelet op het bovenstaande heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien de gronden die betrekking hebben op het welstandsaspect te bespreken. In de heroverweging zullen eisers in de gelegenheid zijn om het door hen aangekondigde tegen advies bij verweerder in te brengen.
De mondelinge uitspraak is gewezen door mr. J.M. Willems, op 29 oktober 2009.
Aldus opgemaakt door de griffier.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. J.J. van Doorn mr. J.M. Willems
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak op het beroep kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.