ECLI:NL:RBUTR:2009:BK8230

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600535-08 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 28 december 2009, stond de verdachte terecht voor beschuldigingen van mensenhandel en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 december 2009, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het uitbuiten van een 15-jarig meisje, [betrokkene], en het hebben van seks met haar, evenals het vernielen van een ruit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [betrokkene] had benaderd via een andere Roma zigeuner, die hem had geholpen een vrouw voor het huwelijk te vinden. De verdachte en zijn moeder hebben [betrokkene] opgehaald, waarbij zij haar de mogelijkheid gaven om aan te geven als ze niet wilde. [betrokkene] gaf aan dat ze het goed vond en interesse had in de verdachte. Later bleek dat zij al een kind had en zwanger was van een andere man, en dat ze naar huis wilde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het oogmerk van uitbuiting, en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van mensenhandel.

Wat betreft de ontuchtige handelingen, erkende de rechtbank dat de verdachte seks had gehad met [betrokkene], die op dat moment 15 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd, waaronder het feit dat [betrokkene] al seksueel actief was en relatief weinig schade had ondervonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij, [benadeelde] Nederland B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade al was vergoed. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600535-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 december 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1978] te [geboorteplaats] (Frankrijk)
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 december 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 primair en 1 subsidiair:
zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel danwel een poging daartoe.
Ten aanzien van feit 2:
seks heeft gehad met een meisje van 15 jaar.
Ten aanzien van feit 3:
een ruit heeft vernield.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het oogmerk had om [betrokkene], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, uit te buiten zoals ten laste is gelegd onder 1 primair. Voorts acht ze wettig en overtuigend bewezen dat hij seks heeft gehad met [betrokkene] en dat hij een ruit heeft vernield. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte zegt dat hij een bruid heeft gekocht. Zowel verdachte als [betrokkene] hebben verklaard dat er bij Roma regels zijn voor het kopen van een bruid. Deze regels worden beschreven in het deels door de officier van justitie overlegde boekje “Roma-zigeuners overleven in een industriële samenleving” uit 2006. Verdachte heeft zich echter niet gehouden aan de regels beschreven in voornoemd boekje. Gelet hierop is de officier van justitie tot de conclusie gekomen dat verdachte wist dat het huwelijk niet vrijwillig was en het oogmerk had zich een 15-jarig meisje toe te eigenen als zijn eigendom en haar in een van hem en zijn familie afhankelijke situatie te houden. Verdachte heeft [betrokkene] vervoerd in zijn auto, gehuisvest in het huis van zijn moeder, heeft seks met haar gehad en heeft haar identiteitsbewijs afgenomen, dit alles met het oogmerk van uitbuiting.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het kan verdachte niet aangerekend worden dat [betrokkene] door anderen onder valse voorwendselen naar Nederland is gehaald. Verdachte is verteld dat ze huwbaar en beschikbaar was en hij wilde met haar in het huwelijk treden. [betrokkene] heeft hiermee ingestemd.Verdachte heeft geen oogmerk gehad [betrokkene] uit te buiten en dient dan ook vrijgesproken te worden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde:
Aan verdachte is medeplegen van mensenhandel (artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht) ten laste gelegd.
Dit artikel is ingevoerd om excessen waarbij mensenrechten in het geding zijn strafbaar te stellen. In de Memorie van Toelichting is aangegeven dat het bij uitbuiting in de zin van dit artikel gaat om moderne vormen van slavernij. De rechter beoordeelt de vraag of sprake is van uitbuiting aan de hand van feitelijke omstandigheden.
Belangrijke indicatoren voor een mogelijke uitbuitingssituatie kunnen zijn dwang, misleiding en onvrijheid. Wezenlijk is dat het slachtoffer in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken of te blijven, en in feite de vrijwilligheid bij het slachtoffer in ernstige mate ontbreekt.
De rechtbank gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[betrokkene] heeft diverse verklaringen afgelegd. Uit haar verklaringen blijkt dat haar in Slowakije is gevraagd om met ene [naam] en een andere man voor een paar dagen naar Nederland te gaan. Zij is vervolgens vrijwillig bij de mannen in de auto gestapt en vertrokken naar Nederland. In Nederland ontmoeten zij verdachte. Aangeefster ziet dat verdachte aan [naam] geld geeft en ze hoort van [naam] dat ze is verkocht aan verdachte als zijn vrouw. Ze vertelt niet aan verdachte dat ze niet zijn vrouw wil worden. Ze vertelt verdachte evenmin dat [naam] en de andere man haar hebben gezegd dat ze op straat geld moest verdienen als ze niet met verdachte mee zou gaan. Ze gaat met verdachte en zijn moeder naar de woning van de moeder van verdachte en geeft haar identiteitskaart aan de moeder van verdachte. Ze wordt daar goed behandeld. Op enig moment belt ze met haar moeder in Slowakije.
De volgende dag vertelt ze verdachte dat ze in Slowakije een dochter heeft, zwanger is en naar huis wil.
[betrokkene] heeft verder verklaard dat ze geen aangifte wil doen tegen verdachte, dat hij haar goed heeft behandeld, haar nooit heeft gedwongen iets te doen en dat hij niet op de hoogte was van het feit dat zij niet wilde.
Verdachte heeft verklaard dat hij aan een andere Roma zigeuner heeft gevraagd een vrouw voor het huwelijk voor hem te zoeken. Na een tijdje is hij gebeld door de man met de mededeling dat hij een vrouw voor hem had. Verdachte is vervolgens met zijn moeder naar Enschede gegaan om [betrokkene] op te halen. Zijn moeder heeft tegen haar gezegd dat ze aan moest geven als ze niet wilde. [betrokkene] gaf aan dat het goed was en gaf blijk van interesse in verdachte. Verdachte is met zijn moeder en zijn nieuwe vrouw naar zijn woning gereden. De volgende dag vertelde ze dat ze zwanger was, thuis nog een kind en een man had en naar huis wilde. Verdachte heeft verder verklaard dat hij haar niet tegen haar wil heeft vastgehouden.
[betrokkene] en verdachte hebben beiden verklaard dat het in de Roma cultuur gebruikelijk is om geld te betalen voor een bruid. Ook hebben beiden verklaard dat verdachte niet op de hoogte was van het feit dat aangeefster niet wilde.
De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaringen van verdachte en aangeefster te twijfelen. Wat er ook zij van de wijze waarop verdachte een huwelijkspartner heeft gezocht niet is gebleken dat verdachte enige opzet had [betrokkene] tegen haar wil aan zich te binden. Evenmin is gebleken van enige dwang of misleiding. De rechtbank is tevens van oordeel dat de moeder van verdachte niet het oogmerk had om [betrokkene] gevangen te houden. Dat zij in het bezit was van haar identiteitsbewijs, impliceert niet zonder meer dat deze als zekerheidstelling werd gebruikt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, niet bewezen dat verdachte het oogmerk had [betrokkene] uit te buiten. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 mei 2008 tot en met 3 mei 2008 te [woonplaats] seks heeft gehad met een meisje van vijftien jaar.
De rechtbank heeft gelet op:
- de verklaring van [betrokkene] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 december 2009 ;
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 juni 2008 te [woonplaats] een ruit heeft vernield.
De rechtbank heeft gelet op:
- de aangifte van [aangever]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting 14 december 20092;
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
in de periode van 1 mei 2008 tot en met 3 mei 2008 te [woonplaats] met [betrokkene], geboren op [1992], die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn penis in de vagina van die [betrokkene] gebracht en/ of gehouden;
3.
op 25 juni 2008 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een Abri, toebehorende aan [benadeelde], heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een stuk van een steen tegen genoemde ruit te gooien;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken voor het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 2 en feit 3 heeft hij gevraagd een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen danwel een voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft tevens verzocht bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat
[betrokkene] weliswaar 15 jaar is, maar al seksueel actief was, hetgeen blijkt uit het feit dat zij al een kind heeft van haar vriend en weer zwanger van deze vriend is.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft met de 15 jarige [betrokkene], die hij als bruid had gekocht, seks gehad. Het aan verdachte verwetene is strafbaar, omdat dit handelingen betreffen, waarbij de sociaalethische normen, voortvloeiende uit het bepaalde in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, worden overschreden. Aan de andere kant was [betrokkene] al seksueel actief en heeft zij ogenschijnlijk relatief weinig schade ondervonden.
Verdachte heeft voorts een ruit van een abri vernield door een stuk steen tegen die ruit te gooien. Verdachte heeft door zijn handelwijze schade en ongemak veroorzaakt.
Blijkens zijn strafblad is verdachte eerder veroordeeld, laatstelijk op 12 november 2003 tot een geldboete voor vernieling.
De Reclassering heeft d.d. 24 februari 2009 en d.d. 21 april 2009 een rapport over verdachte opgemaakt.
Uit het rapport van 21 april 2009 blijkt dat verdachte lijdt aan schizofrenie. Hij staat al vele jaren onder behandeling bij Altrecht. Hij heeft een goede behandelrelatie met zijn begeleider en werkt binnen zijn mogelijkheden goed mee aan behandeling.
De reclassering adviseert aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke straf met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact en continuering van zijn behandeling bij Altrecht.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten lastgelegde feiten.
De rechtbank acht slechts het onder 2 en 3 tenlastegelegde bewezen. De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid waaronder het onder 2 ten laste gelegde feit is gepleegd, het feit dat verdachte de schade van de vernielde ruit heeft vergoed en het tijdsverloop tussen de bewezenverklaarde feiten en het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank zal dan ook een aanzienlijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 75 dagen voorwaardelijk passend is. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk. De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte zijn behandeling bij Altrecht moet continueren, nu hij daar al vele jaren vrijwillig onder behandeling is.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] Nederland BV vordert een schadevergoeding van
€ 264,23 voor feit 3.
Verdachte heeft via schadebemiddeling de gevorderde schade al vergoed. Omdat de benadeelde partij dan ook niet langer een proces-belang heeft bij een beslissing op de vordering, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 245 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] Nederland B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. G. Perrick en mr.
C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.H. Franckena, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 december 2009.