ECLI:NL:RBUTR:2009:BK7592

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
258877 / HA ZA 08-2453
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Delta Lloyd voor schade na aanrijding tussen fietser en vrachtwagen

In deze zaak gaat het om een aanrijding tussen een fietser, aangeduid als [eiseres], en een vrachtwagen bestuurd door de heer [A]. Het ongeval vond plaats op 14 november 2007 op de Niels Bohrweg te Utrecht, waarbij [eiseres] letsel opliep, waaronder een verbrijzelde elleboog. Delta Lloyd, de verzekeraar van de vrachtwagen, erkende aansprakelijkheid op grond van artikel 185 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), maar betwistte de hoogte van de schadevergoeding en voerde aan dat [eiseres] ook eigen schuld had aan het ongeval. De rechtbank oordeelde dat zowel de verkeersfout van [A] als die van [eiseres] bijdroegen aan het ontstaan van de schade. De rechtbank stelde de causale bijdragen vast op 75% voor [A]/Delta Lloyd en 25% voor [eiseres]. Vanwege de ernst van de gemaakte fouten en het letsel van [eiseres] werd een billijkheidscorrectie toegepast, waardoor Delta Lloyd 90% van de schade moest vergoeden. [eiseres] vorderde een voorschot op de schadevergoeding, dat door de rechtbank werd toegewezen, evenals een bedrag voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank oordeelde dat Delta Lloyd aansprakelijk was voor de schade en de wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval moest vergoeden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 258877 / HA ZA 08-2453
Vonnis van 23 december 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. L. Beij,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Boer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Delta Lloyd genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 februari 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 juni 2009;
- de akte van Delta Lloyd;
- de akte van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 14 november 2007 heeft op de Niels Bohrweg te Utrecht een ongeval plaatsgevonden, waarbij [eiseres] en de heer [A] betrokken waren. [A] bestuurde ten tijde van het ongeval een vrachtwagencombinatie, bestaande uit een trekker met oplegger.
2.2. Voor het ongeval had [eiseres] op de fiets het perceel van UW Productie aan de Niels Bohrweg 121 verlaten. Zij was (vanuit dat perceel gezien) linksaf geslagen en reed voor de uitrit van het naast UW Productie gelegen Backershuys langs. [A] reed vanuit het perceel van het Backershuys met de door hem bestuurde vrachtwagen de Niels Bohrweg op. Vervolgens vond de aanrijding tussen [eiseres] en de door [A] bestuurde vrachtwagen plaats. [eiseres] is daarbij onder de vrachtwagen beklemd geraakt en meegetrokken over het wegdek.
2.3. Als gevolg van het ongeval heeft [eiseres] letsel opgelopen, onder meer bestaande uit een verbrijzelde elleboog aan de linkerarm en wonden op de onder- en bovenarm.
2.4. Delta Lloyd heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval op grond van artikel 185 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) erkend.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
1. een verklaring voor recht dat Delta Lloyd aansprakelijk is voor de door [eiseres] gelden schade en ander nadeel terzake van het ongeval op 14 november 2007, te vermeerderen met een daarover verschuldigde wettelijke rente sedert 14 november 2007 tot de dag der algehele voldoening;
2. Delta Lloyd terzake voornoemd tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot vergoeding van schade en ander nadeel, nader op te maken bij staat;
3. Delta Lloyd te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een voorschot ter hoogte van € 10.000,00;
4. Delta Lloyd te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag ter hoogte van € 2.247,81 ten titel van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente sedert de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. Delta Lloyd te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. Delta Lloyd voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] stelt ter onderbouwing van haar vordering dat Delta Lloyd op grond van artikel 185 WVW aansprakelijk is voor de door haar geleden schade, nu [A] in een motorrijtuig reed en betrokken is geweest bij een verkeersongeval waardoor schade is toegebracht aan een niet door het motorrijtuig vervoerde persoon. Volgens [eiseres] is niet aannemelijk dat het ongeval te wijten is aan overmacht. Het ongeval is volgens [eiseres] namelijk in overwegende mate ontstaan door het verkeersgedrag van [A]. [A] was bovendien bekend in de buurt en wist dat naast de uitrit die hij verliet een leer-/werkbedrijf van UW Reïntegratie was gevestigd. Hij had daardoor extra voorzichtig moeten zijn, zeker nu hij een professionele weggebruiker is. Hij had bijvoorbeeld naar voren moeten buigen of moeten gaan staan om te controleren of er zich niemand voor de vrachtauto bevond.
4.2. [eiseres] wijst er verder op dat [A] strafrechtelijk is veroordeeld wegens overtreding van artikel 5 WVW. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan en heeft daarom dwingende bewijskracht. Daarbij stelt [eiseres] dat [A] ten onrechte geen voorrang heeft verleend bij het verlaten van de uitrit van het Backershuys , waardoor hij artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) heeft overtreden.
4.3. Delta Lloyd erkent aansprakelijkheid voor het ongeval op grond van artikel 185 WVW. Voorts erkent zij dat [A] heeft verzuimd [eiseres] voorrang te geven. Volgens Delta Lloyd is haar schadevergoedingsplicht echter beperkt, omdat het ongeval deels aan [eiseres] is toe te rekenen. [eiseres] is namelijk niet via de uitrit van UW naar de weg gereden, maar zij is vanuit de uitrit van UW over de stoep gaan rijden naar de uitrit van het Backershuys. Vervolgens is zij vlak voor de vrachtwagen langs gereden, terwijl voor haar kenbaar was dat zij daarbij voor [A] niet zichtbaar zou zijn. Zodoende heeft [eiseres] – aldus nog steeds Delta Lloyd – roekeloos gehandeld. Het had daarbij ter voorkoming van het ongeval niet hebben uitgemaakt of [A] sterk naar voren zou hebben gebogen of zou zijn gaan staan. Een dergelijke maatregel zou alleen zin hebben gehad om een voetganger te signaleren. Een fietser rijdt echter sneller, zodat deze niet tijdig gesignaleerd zou zijn. Delta Lloyd stelt zich daarom op het standpunt dat het eigen schuldpercentage op 50% moet worden gesteld, zodat Delta Lloyd slechts voor 50% aansprakelijk is voor de ontstane schade.
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat Delta Lloyd op grond van artikel 185 WVW in beginsel aansprakelijk is voor de schade die bij het ongeval is toegebracht aan [eiseres]. Delta Lloyd beroept zich voorts niet op overmacht. Wel beroept Delta Lloyd zich op de eigen schuld van [eiseres], zoals bedoeld in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor de toepassing van artikel 6:101 BW heeft de Hoge Raad in het geval een voetganger of fietser vanaf de leeftijd van 15 jaar het slachtoffer is van een verkeersongeval met een motorrijtuig de zogenaamde “50%- regel” aanvaard. Deze regel houdt in dat indien overmacht van de bestuurder van het motorvoertuig niet aannemelijk is gemaakt, doch er wel een fout van de fietser of voetganger is, de billijkheid eist dat bij de verdeling van de schade over de betrokkenen ten minste 50% van de schade ten laste van het motorvoertuig wordt gebracht. Deze regel lijdt uitzondering in geval er sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid aan de zijde van de voetganger of fietser, in welk geval minder dan 50% van de schade ten laste van het motorvoertuig gebracht kan worden. Op deze uitzondering beroept Delta Lloyd zich echter niet. Derhalve dient allereerst beoordeeld te worden of [eiseres] een verkeersfout heeft gemaakt en of zij daardoor eigen schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval.
4.5. Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiseres] ontkend dat zij een verkeersfout heeft gemaakt. Volgens haar reed zij niet op een stoep, omdat er voor UW en het Backershuys niet echt een stoep is. Er stond ook niet aangegeven dat er een stoep was. De rechtbank volgt [eiseres] niet in dit standpunt. Zowel uit het door [eiseres] zelf overgelegde Proces-verbaal Verkeersongeval Analyse (in het bijzonder de foto’s 2 tot en met 6 en 31) als uit de door Delta Lloyd overgelegde foto’s 1 tot en met 3 en 5 tot en met 7 volgt dat er voor de percelen van UW en het Backershuys een stoep ligt. Deze stoep wordt gekruist door de uitritten van UW en het Backershuys. Door van de uitrit van UW over de stoep naar de uitrit van het Backershuys te rijden, heeft [eiseres] niet gehandeld overeenkomstig artikel 5 RVV, waarin is voorgeschreven dat een fietser op een fietspad of – bij gebreke daarvan – op de rijbaan dient te rijden. Door over de stoep te rijden heeft [eiseres] derhalve een verkeersfout gemaakt.
4.6. De volgende vraag is of deze verkeersfout met zich brengt dat Delta Lloyd niet de (gehele) door [eiseres] geleden schade aan haar hoeft te vergoeden. De rechtbank overweegt daartoe dat zowel de verkeersfout van [A] als de verkeersfout van [eiseres] hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade. De verkeersfout van [eiseres] is echter in geringere mate aan te wijzen als oorzaak van het ongeval dan de verkeersfout van [A]. [A] had als professionele verkeersdeelnemer en als bestuurder van een vrachtwagencombinatie immers beter moeten opletten of hij de uitrit van het Backershuys veilig uit kon rijden. Als het zicht vanuit de cabine hiertoe onvoldoende was, had hij zich op andere wijze moeten vergewissen dat hij het perceel van het Backershuys veilig kon verlaten. Daartegenover staat [eiseres] niet op de stoep voor de uitrit van het Backershuys had horen te rijden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de causale bijdragen vast te stellen op 75% aan de zijde van [A]/Delta Lloyd en 25% aan de zijde van [eiseres]. Vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, de ernst van het letsel van [eiseres] en het feit dat [A] verzekerd is voor schade als de onderhavige, is de rechtbank van oordeel dat een billijkheidscorrectie op zijn plaats is. De rechtbank is daarom van oordeel dat Delta Lloyd 90% van de door [eiseres] als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade dient te vergoeden.
4.7. [eiseres] vordert een voorschot op de door haar geleden en te lijden materiële en immateriële schade van € 10.000,00. Zij stelt hiertoe dat zij als gevolg van het ongeval voor € 13.313,63 aan materiële schade heeft geleden en dat een voorschot op de immateriële schadevergoeding van € 7.500,00 op zijn plaats is. Hierbij heeft [eiseres] meegenomen dat Delta Lloyd reeds een voorschot van € 4.000,00 voor materiële schade en een voorschot van € 5.000,00 voor immateriële schade aan [eiseres] heeft voldaan.
4.8. Delta Lloyd betwist enige posten op het door [eiseres] overgelegde overzicht van de geleden materiële schade. Als eerste betwist Delta Lloyd de post 52 dagen “verlof partner, dagen 8 à € 16,00” van in totaal € 6.656,00. Volgens Delta Lloyd kan voor de werkzaamheden van [eiseres]s partner slechts vergoeding worden gevorderd als het voor de verrichte werkzaamheden normaal of gebruikelijk is een professionele hulp in te schakelen. Volgens Delta Lloyd is onduidelijk of de partner van [eiseres] dergelijke werkzaamheden heeft verricht. [eiseres] heeft vervolgens een brief overgelegd van haar partner waarin deze heeft aangegeven welke werkzaamheden hij heeft verricht. Daaruit blijkt dat de werkzaamheden van [eiseres]s partner niet enkel hebben bestaan uit het verzorgen van [eiseres], maar ook uit het onderhoud van de tuin, het doen van inkopen, het voeren van correspondentie en telefoongesprekken. De rechtbank is van oordeel dat niet onaannemelijk is dat de werkzaamheden van [eiseres]s partner in elk geval gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking zullen komen. Of alle opgevoerde kosten uiteindelijk zullen moeten worden meegenomen bij de schadevaststelling is op dit moment, zeker nu Delta Lloyd niet in de gelegenheid is geweest te reageren op de brief van [eiseres]s partner, echter niet vast te stellen. De rechtbank laat deze post daarom vooralsnog buiten beschouwing bij het vaststellen van een voorschot.
4.9. Voorts heeft Delta Lloyd betwist dat als gevolg van het ongeval voor € 564,00 schade is ontstaan aan sieraden en dat voor € 325,00 schade is ontstaan die betrekking heeft op de posten thermometer+lensfilters, sport-BH, rugtas, schoenen, zender garagedeur, broodtrommel, boodschappenkar, kussen+overtrek en voetsteun.
De rechtbank sluit niet dat de sieraden moesten worden gerepareerd als gevolg van het ongeval. Uit de door [eiseres] overgelegde reparatienota voor de sieraden is dit echter niet af te leiden. Hierover zal nadere duidelijkheid moeten worden verschaft. De rechtbank zal deze post daarom vooralsnog buiten beschouwing laten.
Uit de door [eiseres] overgelegde bonnen blijkt dat de kledingstukken waarvan [eiseres] vergoeding vordert zijn aangeschaft na het ongeval. Uit de bonnen is derhalve niet direct af te leiden welke schade [eiseres] als gevolg van het ongeval heeft geleden, nu [eiseres] niet heeft gesteld welke kledingstukken er bij het ongeval verloren zijn gegaan. Voor wat betreft de overige door Delta Lloyd betwiste kosten zal nadere duidelijkheid verschaft moeten worden met betrekking tot de noodzaak van aanschaf. De rechtbank zal ook deze kosten daarom vooralsnog buiten beschouwing laten.
4.10. Gezien het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat van de door [eiseres] berekende € 13.313,63 aan materiële kosten, een bedrag van (€ 13.313,63 - € 6.656,00 - € 564,00 - € 325,00 =) € 5.768,63 niet ter discussie staat.
4.11. Voor wat betreft de immateriële schadevergoeding stelt [eiseres] zich op het standpunt dat een voorschot van € 7.500,00 op zijn plaats is. Zij verwijst in dit kader naar de uitspraken 185, 186 en 191 uit de ANWB Smartengeldgids. Delta Lloyd stelt dat [A] in het kader van de strafzaak reeds een bedrag van € 750,00 aan immateriële schadevergoeding aan [eiseres] heeft voldaan. Voorts heeft Delta Lloyd zelf nog een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding aan [eiseres] betaald. Zij meent dat er geen aanleiding is thans bij wijze van voorschot een ander bedrag aan immateriële schadevergoeding aan [eiseres] toe te kennen.
Gezien de ernst van het bij [eiseres] ontstane letsel ([eiseres] heeft geen elleboog meer; het bot boven haar elleboog is nog steeds gebroken; [eiseres] is al diverse malen geopereerd en er is waarschijnlijk nog tenminste één operatie nodig) en gezien uitspraken in vergelijkbare zaken is de rechtbank van oordeel dat een immateriële schadevergoeding van € 7.500,00 reëel is. Naar [eiseres] niet heeft betwist heeft [A] hiervan reeds € 750,00 betaald, zodat de rechtbank bij de berekening van het te betalen voorschot zal uitgaan van een bedrag van € 6.750,00.
4.12. Het vorenstaande betekent dat Delta Lloyd een voorschot van 90% van € 12.518,63 (€ 5.768,63 + € 6.750), derhalve € 11.266,77 aan [eiseres] dient te voldoen. Naar de rechtbank uit de processtukken begrijpt heeft Delta Lloyd aan voorschotten op de materiële en immateriële schadevergoeding reeds een bedrag van € 9.000,00 betaald. De rechtbank zal derhalve de vordering tot betaling van een aanvullend voorschot toewijzen tot een bedrag van € 2.266,77.
4.13. [eiseres] vordert voorts een bedrag van € 2.247,81 aan buitengerechtelijke incassokosten. Delta Lloyd heeft gesteld dat zij reeds een voorschot van € 2.000,00 aan buitengerechtelijke incassokosten aan de raadsman van [eiseres] heeft overgemaakt. Zij stelt zich op het standpunt dat de vordering tot betaling van een aanvullend voorschot moet worden afgewezen, nu niet duidelijk is geworden dat alle gevorderde kosten als buitengerechtelijke incassokosten zijn aan te merken. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] nader zal moeten onderbouwen of de door haar gevorderde kosten alle als buitengerechtelijke incassokosten kunnen worden aangemerkt. Om die reden zal thans geen (nader) voorschot op de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.14. Delta Lloyd heeft geen verweer gevoerd tegen de over de (nog vast te stellen) schade gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2007. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] tot vergoeding van die schade daarom toewijzen.
4.15. Delta Lloyd zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 306,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.295,44
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat Delta Lloyd aansprakelijk is voor de door [eiseres] gelden schade en ander nadeel terzake van het ongeval van 14 november 2007, ter vermeerderen met een daarover verschuldigde wettelijke rente sedert 14 november 2007 tot de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt Delta Lloyd tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot vergoeding van 90% van de schade en ander nadeel, nader op te maken bij staat,
5.3. veroordeelt Delta Lloyd tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een voorschot ter hoogte van € 2.266,77 (tweeduizendtweehonderdzesenzestig euro en zevenenzeventig eurocent),
5.4. veroordeelt Delta Lloyd in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.295,44,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2009.?
JWW/PD