ECLI:NL:RBUTR:2009:BK7531

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600035-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling en diefstal door twee of meer verenigde personen met vervangende werkstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 mei 2009 uitspraak gedaan tegen een verdachte die werd beschuldigd van schuldheling en diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De gevangenisstraf werd vervangen door een werkstraf van 120 uren. De zaak betrof de heling van twee laptops, een spelcomputer en een computerspel, die afkomstig waren van een inbraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen de motorscooter had ontvreemd. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend, maar sprak de verdachte vrij van het vierde feit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partij van € 350,- voor de gestolen motorscooter. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke jeugddetentie werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij 60 dagen jeugddetentie werd opgelegd. De rechtbank benadrukte het belang van reclasseringstoezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600035-09; 16/513080-05 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 mei 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres], [woonplaats]
raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 mei 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M.M. Jansen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:
heling van 2 laptops (feit 1), een spelcomputer met computerspel
(feit 2), diefstal dan wel heling van een motorscooter en buitenboordmotor (feit 3) en heling van een scooterframe (feit 4).
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak voor de diefstal van de buitenboordmotor zoals deze is ten laste gelegd in feit 3 primair. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2, 3 primair (ten aanzien van de diefstal van de scooter) en 4 heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiftes, een getapt telefoongesprek van 20 september 2008 waaraan verdachte heeft deelgenomen, verklaringen van getuigen en de verklaringen van verdachte zelf. De officier van justitie merkt ten aanzien van de feiten 1en 2 op dat verdachte verklaard heeft dat hij op enig moment, terwijl hij de laptops en later ook de Wii spelcomputer en het computerspel in zijn bezit had, wist dat de goederen gestolen waren. Dat is voldoende voor het bewijs van opzetheling, aldus de officier van justitie.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte voor feit 4 vrijgesproken moet worden wegens gebrek aan bewijs. Uit de ‘de auditu’ verklaring van [betrokkene 1] blijkt niet dat verdachte op de hoogte is geweest van de plaatsing van het frame. Tevens blijkt niet dat verdachte daadwerkelijk de beschikkingsmacht over het genoemde frame heeft gehad. En mocht de verklaring van verdachte, dat hij wel eens scooteronderdelen voor [betrokkene 2] bewaard heeft, gebruikt worden voor het bewijs, dan kan dat deel van de verklaring niet los gezien worden van de verklaring van verdachte dat hij alleen uitlaten en roze kappen van de scooter van de vriendin van [betrokkene 2] in huis heeft bewaard en dat de frames die hij in zijn tuin heeft gehad van hemzelf waren.
De verdediging is voorts van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring hoéft te komen voor wat betreft de feiten 1 en 2. De raadsman wijst daarbij op de verklaring van verdachte die inhoudt dat verdachte niet nagedacht heeft over zijn handelen op het moment dat hij goederen van [betrokkene 2] aanpakte. Dit past bij de persoon van verdachte, aldus de raadsman. Verdachte denkt namelijk niet na over de gevolgen van zijn handelen, maar handelt juist impulsief. Dat verdachte op het moment dat hij de goederen van [betrokkene 2] aanpakte, niet wist, of redelijkerwijs behoefde te weten dat deze van een misdrijf afkomstig waren, past precies bij de persoon van verdachte. Dat verdachte later, daags na het verkrijgen van de goederen, hoorde dat de goederen van een misdrijf afkomstig waren, is niet voldoende om heling te bewijzen, aldus de raadsman. Tot slot conformeert de verdediging zich voor wat betreft feit 3 aan het oordeel van de rechtbank.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Hoewel de rechtbank overtuigd is dat verdachte in zijn woning scooteronderdelen voor [betrokkene 2] heeft bewaard, biedt het dossier, naast de verklaring van [betrokkene 1], onvoldoende bewijs dat verdachte dit specifieke frame, zoals omschreven in de tenlastelegging onder 4, verworven heeft of voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft gepleegd en zal hem hiervan vrijspreken.
Bewijs
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 1]. Uit de aangifte blijkt dat er in de periode van 23 augustus 2008 tot en met 24 augustus 2008 is ingebroken in een woning aan de [adres] te [plaats]. Hierbij zijn vier laptops, één roze en drie grijze, uit de woning weggenomen.
- de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie, inhoudende -zakelijk weergegeven-: In de woning van [betrokkene 2] zag ik drie laptops liggen, één roze en twee grijze. Ik heb twee grijze laptops meegenomen. De twee laptops heb ik meegenomen naar mijn woning en verstopt in de kast onder de trap.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 2]. Uit de aangifte blijkt dat er op 19 september 2008 tussen 02.00 uur en 08.30 uur is ingebroken in een woning aan de [adres] te [plaats]. Hierbij zijn onder andere één Wii spelcomputer en één Braintraining computerspel uit de woning weggenomen.
- de verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 7 mei 2009, inhoudende
-zakelijk weergegeven-: In de woning van [betrokkene 2] zag ik een Wii spelcomputer liggen met het computerspel Braintraining. Ik heb deze mee naar huis genomen.
- het telefoongesprek van 20 september 2008, beginnend om 12.08.05 uur, gevoerd door verdachte met [betrokkene 2], inhoudende -zakelijk weergegeven-: Verdachte: “heb je de Wii nog? 125 toch? Joystick voor de rest alles en een spel braintraining academie toch?”
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en 2
De rechtbank ziet geen bewijs dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de twee laptops, de spelcomputer en het computerspel wist dat deze gestolen waren en zal verdachte daarom vrijspreken van opzetheling. Wel is de rechtbank van oordeel dat, nu verdachte heeft verklaard op de hoogte te zijn geweest van [betrokkene 2]’ reputatie – in die zin dat hij wist dat [betrokkene 2] zich met vermogensdelicten bezig hield – en hij verder geen kritische vragen aan [betrokkene 2] heeft gesteld hoe hij aan die goederen kwam, verdachte had kunnen vermoeden dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
Verdachtes verklaring dat hij de laptops in huis verstopte omdat hij bang was dat anderen eraan zouden komen en zijn eerst ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij dacht dat [betrokkene 2] de Wii spelcomputer voor zijn verjaardag had gekregen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Ook ziet de rechtbank in de persoon van verdachte geen aanleiding te veronderstellen dat hij op het moment van het voorhanden krijgen in het geheel niet heeft nagedacht over herkomst van de goederen.
Ten aanzien van de Wii en het spel “Braintraining” geeft met name die combinatie van spel en spelcomputer en het op de dag na de inbraak gevoerde telefoongesprek over deze combinatie de rechtbank de overtuiging dat deze Wii spelcomputer en het computerspel Braintraining van het in de nacht ervoor gepleegde misdrijf afkomstig zijn.
Alles samen en in onderlinge samenhang bezien oordeelt de rechtbank dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen is, in de zin van schuldheling.
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 7 mei 2009, inhoudende -zakelijk weergegeven-: Toen ik met [betrokkene 2] en anderen op 31 augustus 2008
’s middags in [plaats] was, had [betrokkene 2] in een loods een scooter zien staan. ’s Avonds, toen we in [plaats] waren, vroeg [betrokkene 2] of ik meeging om die scooter te halen. Ik wist wel wat hij bedoelde met ‘die scooter halen’. [betrokkene 2] heeft de scooter uit de loods gehaald en ik heb de scooter naar [plaats] geduwd.
- de aangifte van [plaats], namens de benadeelde partij [benadeelde], inhoudende
-zakelijk weergegeven-: In de nacht van zondag 31 augustus 2008 op maandag 1 september 2008 werd ingebroken in een loods van jachthaven De Eerste Aanleg, gelegen aan de [adres] te [plaats], waarbij een motorscooter is weggenomen. Het betrof een Piaggio Beverly 200.
Verdachte heeft aldus in nauwe en bewuste samenwerking met anderen of een ander de motorscooter ontvreemd.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij in de periode van 23 augustus 2008 tot en met 7 januari 2009 te Maarssen, twee laptops voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die laptops redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door diefstal verkregen goederen betrof;
2.
hij in de periode van 19 september 2008 tot en met 7 januari 2009 te Maarssen, een spelcomputer (Nintendo, Wii) en een computerspel (Braintraining) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde spelcomputer en computerspel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door diefstal verkregen goederen betrof;
3 primair.
hij in de periode van 31 augustus 2008 tot en met 1 september 2008 te Breukelen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een loods (gelegen aan de [adres] aldaar) heeft weggenomen een motorscooter (merk Piaggio, type Beverly 200), toebehorende aan [benadeelde]:
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 en 2: Telkens: schuldheling;
Ten aanzien van feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen -kort gezegd- een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met reclasseringstoezicht waaronder behandeling bij De Waag, begeleiding door een jobcoach en een werkstraf voor de duur van 120 uren.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de door de officier van justitie gevorderde straf erg hoog is. Verdachte heeft volgens zijn raadsman in het geheel een ondergeschikte rol gespeeld. Daarnaast zijn de omstandigheden van verdachte momenteel in zijn voordeel veranderd. Er is structuur in zijn leven gekomen door de toezicht van zijn schoonmoeder en zijn baan bij KlusOK. De raadsman is wel overtuigd van het feit dat verdachte een dwingend kader nodig heeft in de vorm van reclasseringstoezicht. Volgens de raadsman kan in de hoofdzaak met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één à twee maanden worden volstaan en een werkstraf van 60 uren.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft twee laptops, een spelcomputer en een computerspel voorhanden gehad waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren. Delicten als schuldheling bevorderen het plegen van delicten, zoals diefstallen, nu door het plegen van heling de daders van dergelijke delicten worden verzekerd van de afzet van de als gevolg van deze misdrijven verkregen goederen. De verdachte heeft door zowel zijn handelwijze ten aanzien van de heling evenals door het medeplegen van de diefstal van de motorscooter meegewerkt aan het in stand houden van een crimineel circuit. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 26 maart 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, ook voor soortgelijke feiten als thans bewezen verklaard;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van Reclassering Nederland, regio Utrecht-Arnhem, d.d. 24 april 2009, opgemaakt door mevrouw M. Lewis, reclasseringswerker, met als advies inhoudende -zakelijk weergegeven-: het opleggen van reclasseringstoezicht met behandeling bij De Waag en begeleiding van een jobcoach;
Ter zitting is bij de rechtbank het beeld, dat naar voren komt uit het voorlichtingsrapport, bevestigd: verdachte lijkt erg beïnvloedbaar en denkt niet of weinig na over de gevolgen van zijn handelen. Zijn intentie om die aspecten van zijn persoon te veranderen komt oprecht over, maar lijkt ook wat oppervlakkig en weinig doordacht.
De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opleggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt enerzijds beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds de mogelijkheid gecreëerd van een verplichte begeleiding door de reclassering. Die begeleiding zal voor verdachte naar alle waarschijnlijkheid inhouden dat hij zich laat behandelen bij De Waag en dat hij zich laat begeleiden door een jobcoach. Met deze begeleiding wordt aan verdachte de kans geboden om te voorkómen dat hij zich in de toekomst voor het karretje van anderen laat spannen en om voortaan verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen handelen. In het verleden heeft verdachte vaker dergelijke kansen gehad, maar is hij tijdens de proeftijd opnieuw in de fout gegaan. Niettemin zal de rechtbank hem nogmaals een kans gunnen, gezien zijn leeftijd en nu zijn leven op dit moment op orde lijkt in die zin dat hij huisvesting, een vaste relatie en een baan heeft.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten te ernstig om te kunnen volstaan met alleen een voorwaardelijke straf. De rechtbank acht een werkstraf voor de duur van 90 uur, te vervangen door 45 dagen hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd, passend en geboden.
6. De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 350,- voor
feit 3, te weten de aankoopsom van de gestolen motorscooter.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen, in dier voege dat, nu sprake is van meerdere daders, dit hoofdelijk zal zijn.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van drie maanden jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 14 april 2006 ten uitvoer zal worden gelegd, maar dan wel in de vorm van een werkstraf van 180 uur
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Aan verdachte is bij vonnis van 14 april 2006 een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden opgelegd, met afrek van voorarrest, met de algemene voorwaarde en een bijzondere voorwaarde. De proeftijd van twee jaren is bij beslissing van deze rechtbank op 10 oktober 2007 met één jaar verlengd, tot 28 april 2009. Bij beslissing van deze rechtbank op 28 maart 2008 is de bijzondere voorwaarde gewijzigd, in die zin dat verdachte onder meer mee zal werken aan een traject voor jobcoaching. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich vóór het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht evenwel geen termen aanwezig de hele vordering toe te wijzen, gelet op de straf die de rechtbank thans aan verdachte zal opleggen voor de onderhavige feiten. Daarom zal de rechtbank de vordering voor de duur van 60 dagen toewijzen en voor het overige afwijzen. Bovendien zal de rechtbank, gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte deze jeugddetentie omzetten in een werkstraf.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 4 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 en 2: Telkens: schuldheling;
Ten aanzien van feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dat inhoudt een behandeling bij De Waag en dat verdachte onder begeleiding blijft van een jobcoach;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 90 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 350,-, materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 350,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat van de voorwaardelijke straf van 3 maanden jeugddetentie, die bij vonnis d.d. 14 april 2006 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/513080-05, een gedeelte ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden vervangen door een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in die zaak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A.J.P. Schotman en
mr. B.P.L. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 mei 2009.
Mr. B.P.L. de Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.