ECLI:NL:RBUTR:2009:BK7519

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
274265 / FA RK 09-5591
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderlijk gezag en gezichtsbedekking tijdens rechtszitting

In deze beschikking van de Rechtbank Utrecht, gedateerd 14 december 2009, is een standpunt ingenomen over de situatie van een minderjarig kind, [het kind], en de ouderlijke gezagsverhouding tussen de vader en de moeder. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.H. Dijkstra, heeft verzocht om het eenhoofdig ouderlijk gezag over [het kind] toegekend te krijgen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.C. Cooman, zich hiertegen verzet. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 december 2009 met gesloten deuren, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder een volledige gezichtsbedekking draagt, die zij weigert af te leggen, wat de communicatie tijdens de zitting bemoeilijkt. De rechtbank heeft de moeder erop gewezen dat deze keuze gevolgen kan hebben voor het procesverloop. De vader heeft aangegeven dat hij in staat is om voor [het kind] te zorgen en een liefdevolle omgeving te bieden, terwijl de moeder wordt beschuldigd van een gebrek aan zorg voor het kind. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de samenwerking tussen de vader en de hulpverlening goed verloopt, terwijl de moeder moeilijk bereikbaar is voor hulpverleners.

Na beoordeling van de feiten en de argumenten van beide partijen, concludeert de rechtbank dat het belang van [het kind] het meest gewaarborgd is bij de vader. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig ouderlijk gezag te belasten toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 274265 / FA RK 09-5591
gezag
Beschikking van 14 december 2009
in de zaak van
[de vader],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de vader
advocaat mr. T.H. Dijkstra,
tegen
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. T.C. Cooman,
1. Verloop van de procedure
1.1. De vader heeft op 15 september 2009 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend dat strekt tot wijziging van de bestaande ouderlijke gezagsverhouding.
1.2. De moeder heeft op 10 november 2009 ter griffie een verweerschrift ingediend.
1.3. De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 10 november 2009. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
1.4. De rechtbank heeft kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken.
1.5. De tijdens de terechtzitting van 10 november 2009 toegezegde conclusies uit de observaties van Nieuw Maliesteijn, zijn per fax van 4 december 2009 van Bureau Jeugdzorg Utrecht ter griffie van de rechtbank ontvangen.
1.6. De mondelinge behandeling is voortgezet ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 december 2009. Hierbij zijn verschenen de vader met zijn advocaat, mr. T.H. Dijkstra en
mw. [X], partner van de vader, de moeder met haar advocaat, mr. T.C. Cooman, de stagiair van mr. Cooman, dhr. J. van Westen, namens de Raad voor de Kinderbescherming, afdeling Utrecht, hierna te noemen ‘de Raad’, dhr. J. Vink, namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, hierna ‘BJZ’.
2. Vaststaande feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Het minderjarige kind van partijen is:
[het kind], geboren op [1999] te Zwolle.
- De moeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag.
- De vader heeft [het kind] erkend.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 16 juli 2009 is de voorlopige OTS over [het kind] uitgesproken. Op 28 juli 2009 is de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar uitgesproken.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 16 juli 2009 is een machtiging uithuisplaatsing afgegeven, die verlengd is tot 13 februari 2010. [het kind] verblijft in Nieuw Maliesteijn. Tot die tijd woonde hij met uitzondering van korte perioden bij moeder.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. De advocaat van de moeder heeft aan de rechtbank bevestigd dat degene die met haar is verschenen mevrouw [de moeder] is, de moeder. De moeder draagt ter terechtzitting een volledige gezichtsbedekking, die door haar ghimâr wordt genoemd. De rechtbank zal, voor zover relevant, in de beschikking deze terminologie volgen. De moeder is niet bereid haar ghimâr af te leggen vanwege het feit dat er mannen in de zaal aanwezig zijn. Zij is wel bereid aan de vrouwelijke rechter gezicht te laten zien. De rechtbank is van oordeel dat wanneer de moeder zich alleen aan de rechtbank kenbaar maakt de rechtbank over meer informatie beschikt, te weten de gezichtsuitdrukkingen van moeder, dan de overige procesdeelnemers. De rechtbank acht dat, behoudens zeer bijzondere omstandigheden, waarvan geen sprake is in deze zaak, in strijd met het beginsel van gelijkwaardigheid van procespartijen.
De rechtbank heeft alvorens met de mondelinge behandeling aan te vangen, nog benadrukt dat de moeder zich moet realiseren dat de gezichtsbedekking de communicatie ter zitting ernstig kan bemoeilijken en dat, voor zover dit consequenties heeft voor het procesverloop, deze risico’s voor de moeder komen. De rechter stelt vast dat de moeder en haar advocaat ter zitting hebben bevestigd dat zij deze consequenties hebben besproken en dat de moeder de risico’s aanvaardt.
3.2. De vader heeft primair verzocht hem alleen met het ouderlijk gezag over [het kind] te belasten en, voor zover relevant, het hoofdverblijf van [het kind] bij hem en zijn nieuwe partner vast te stellen. Subsidiair verzoekt de vader om de beide ouders met het ouderlijk gezag te belasten en het hoofdverblijf van [het kind] bij hem te bepalen. De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verweerd.
3.3. De vader stelt zich kort gezegd op het standpunt dat de moeder niet in staat is om goed voor [het kind] te zorgen. De vader is van mening dat hij en zijn huidige partner met ondersteuning vanuit de betrokken hulpverlening, in staat zullen zijn om goed voor [het kind] te zorgen en hem een veilig en liefdevol thuis te bieden.
3.4. De moeder stelt zich op het standpunt dat de vader een onbekwame vader is en niet in staat is om goed voor [het kind] te zorgen. Zo heeft zij ter zitting onder andere opgemerkt dat zij van mening is dat de vader [het kind] slaat, uitscheldt en nooit tijd voor hem heeft.
3.5. De rechtbank merkt allereerst op dat uit de wet de voorkeur spreekt, dat de vader en de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen omdat dit het meest in het belang van het minderjarige kind wordt geacht. Derhalve zal de rechtbank daarom eerst overwegen met betrekking tot het subsidiaire verzoek van de vader.
3.6. Het uitoefenen van gezamenlijk ouderlijk gezag betekent dat de vader en de moeder samen invulling geven aan het recht en de plicht om hun minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Hiervoor is het noodzakelijk dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren en samen beslissingen te nemen. De moeder heeft zowel ter zitting als in de door haar overgelegde stukken te kennen gegeven dat zij de keuze heeft gemaakt geen contact te willen hebben met mannen. Zowel de vader als de moeder hebben ter terechtzitting nog benadrukt dat deze keus onder andere tot gevolg heeft dat er geen enkel contact is of kan zijn tussen hen beide. De rechtbank stelt dan ook vast dat, door de keuze van de moeder, het voor de ouders feitelijk onmogelijk is om op enige manier te communiceren en samen te werken. De rechtbank is van oordeel dat, nu vast staat dat ouders feitelijk niet tot gezamenlijke beslissingen zullen kunnen komen, het gezamenlijk ouderlijk gezag niet in het belang van [het kind] is.
3.7. De rechtbank zal het subsidiaire verzoek afwijzen indien hierna zal blijken dat de rechtbank het primaire verzoek zal toewijzen.
3.8. Over het primaire verzoek van de vader, namelijk het eenhoofdig ouderlijk gezag aan hem toe te kennen, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de door betrokkenen overgelegde stukken en uit wat aanwezigen ter terechtzitting hebben opgemerkt is naar het oordeel van de rechtbank het volgende komen vast te staan.
De opvoedingsituatie van [het kind] is op 16 juli 2009 aanleiding geweest op hem uit huis te plaatsen. [het kind] verblijft op dit moment in Nieuw Maliesteijn en is tijdens de weekenden bij zijn vader. Deze weekenden verlopen goed en [het kind] geeft er blijk van een hechte band te hebben met zijn vader. Ook is hij gehecht aan zijn stiefmoeder en aan zijn halfbroertje. De vader wil graag de verzorging en opvoeding van [het kind] op zich nemen en is van mening dat hij in staat is om, samen met zijn partner, [het kind] een warm, liefdevol en veilig thuis te bieden.
In de relatie met zijn moeder blijkt dat [het kind] van haar houdt en dat hij ook graag contact met zijn moeder wil hebben. Het is voor [het kind] wel moeilijk om aan dit contact invulling te geven omdat hij niet in de woning van zijn moeder wil verblijven. Ook is het contact met zijn grootouders van moederzijde en zijn tante [naam] belangrijk voor [het kind]. De vader ziet dat het voor [het kind] belangrijk is om met zijn moeder contact te hebben, maar hij ziet geen mogelijkheden om dit vanuit zijn positie en als gevolg van de keuzes van de moeder tot stand te brengen. De moeder is niet bereid om op enige wijze mee te werken aan een omgangsregeling met de vader.
De samenwerking van de vader met de betrokken hulpverleners verloopt goed. Vader ziet de noodzaak van de hulp en aanvaardt deze. De samenwerking tussen de moeder en de hulpverlening verloopt zeer moeizaam. De moeder is voor de hulpverleners moeilijk bereikbaar en wijst eventuele hulp voor [het kind] af.
De leerkracht en interne begeleider van de oude school van [het kind] in Amersfoort hebben de gezinsvoogd aangegeven dat zij, in de tijd dat [het kind] door zijn moeder werd verzorgd en opgevoed, moeilijk contact konden hebben met de moeder en dat [het kind] niet mee mocht doen aan sociale schoolactiviteiten alsmede muziek en dans. De leerplichtambtenaar is betrokken geweest bij [het kind] omdat sprake was van regelmatig schoolverzuim is. De moeder beperkte [het kind] in zijn contacten met andere kinderen en liet hem niet buitenspelen. De moeder heeft opgemerkt dat deze omschrijving, van de wijze waarop zij [het kind] opvoedde, niet juist is. De rechtbank is van oordeel dat zij dit standpunt in de stukken en ter terechtzitting onvoldoende heeft onderbouwd. Het feit dat [het kind] taekwondolessen heeft gevolgd doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Bovendien blijkt uit de observaties van nieuw Maliesteijn dat [het kind] moeite heeft om contact te leggen met andere kinderen. De moeder herkent dit niet en aanvaardt voor deze problematiek geen hulp. De vader merkt op dat hij het probleem herkent en dat hij het daarom zinvol vindt dat [het kind] hierbij hulp krijgt. Hij vindt het belangrijk dat [het kind] zich ook in sociaal opzicht volwaardig kan ontwikkelen.
3.9. Op grond artikel 1:253c lid 3 BW wordt een verzoek van de vader om hem alleen met het gezag te belasten slechts ingewilligd indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt. De rechtbank is van oordeel dat het belang van [het kind] onder andere omvat dat hij opgroeit in een omgeving waar hij zich veilig kan voelen, waarin hij in staat is om contact te hebben met de andere ouder en waarin hij ondersteund en gestimuleerd wordt in de vorming van zijn sociale contacten en in zijn schoolprestaties en waarbij hij kan rekenen op de noodzakelijke professionele hulp.
3.10. Op grond van wat de rechtbank hiervoor al heeft overwogen is zij van oordeel dat het belang van [het kind] dan ook het meest gewaarborgd is bij de vader, zodat een toewijzing van het verzoek het meest in het belang van [het kind] moet worden geacht.
De rechtbank het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig ouderlijk gezag te belasten dan ook toewijzen.
4. Beslissing
4.1. De rechtbank bepaalt dat voortaan alleen aan de vader het ouderlijk gezag toekomt over de voornoemde minderjarige [het kind].
4.2. Deze beslissing is tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4.3. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen (kinder)rechter in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Willems-de Kort, griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2009.?
MW