ECLI:NL:RBUTR:2009:BK7513

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600353-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De feiten vonden plaats in de periode van 9 april 2003 tot en met 30 september 2006, waarbij de dochter op dat moment nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter met zijn vingers en een dildo. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, de dochter, als geloofwaardig beoordeeld en heeft de ontkenning van de verdachte niet gevolgd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, wat zijn toerekeningsvatbaarheid enigszins verminderde. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 3.179,02 toegewezen aan de benadeelde partij, de dochter, voor de geleden schade als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar de feiten 2 en 3 zijn wettig en overtuigend bewezen verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600353-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1958] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring "Wolvenplein" te Utrecht
raadsvrouw mr. R.E.H. Jager, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. R.A.E. van Noort, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: seksueel bij zijn dochter binnengedrongen is, terwijl zij nog geen 12 jaar oud was;
feit 2: seksueel bij zijn dochter binnengedrongen is, terwijl zij nog geen 16 jaar oud was;
feit 3: ontucht met haar gepleegd heeft, terwijl zij nog geen 16 jaar oud was.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig bewezen dat verdachte feit 1 gepleegd heeft en vordert ten aanzien van dit feit vrijspraak. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 2 en 3 gepleegd heeft en baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde] en de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor wat betreft feit 1. Voorts wijst de verdediging op de deels bekennende verklaring van verdachte voor wat betreft de feiten 2 en 3. Verdachte ontkent echter dat hij meer dan één vinger in de vagina van [benadeelde] heeft gebracht en dat hij een dildo in de anus van [benadeelde] heeft gebracht. Ook zouden de gebeurtenissen met minder regelmaat plaats hebben gevonden dan [benadeelde] heeft verklaard en heeft er in Italië geen misbruik plaatsgevonden. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte ten aanzien van feit 2 en feit 3 op deze punten vrij te spreken.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 ten laste is gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft op grond van de volgende wettige bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat verdachte het ten laste gelegde onder 2 en 3 wel heeft begaan.
1. de aangifte van [benadeelde];
2. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 6 juli 2009;
3. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij slechts één vinger in de vagina van [benadeelde] heeft gebracht in plaats van meerdere vingers. De rechtbank acht echter wel bewezen dat verdachte meerdere vingers in de vagina van zijn dochter heeft gebracht en baseert dit op haar aangifte. Er zijn geen omstandigheden gebleken op grond waarvan de rechtbank aan deze verklaring twijfelt. [benadeelde] heeft in haar aangifte verklaard: “Eerst heeft hij één vinger in mijn vagina gebracht en later twee.
Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij een dildo in de anus van zijn dochter heeft gebracht. Ook hier hecht de rechtbank echter meer waarde aan de verklaring van aangeefster. Zij heeft in haar aangifte verklaard: “Mijn moeder had een dildo voor haarzelf en met deze dildo bewoog hij in en rond mijn vagina. Hij heeft hem ook in mijn poepgat gedaan terwijl hij mij aan het vingeren was.” De rechtbank is van oordeel dat hiermee tevens wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de dildo zowel in de vagina als in de anus van zijn dochter gebracht en gehouden heeft.
De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is met betrekking tot het onder feit 2 ten laste gelegde seksueel binnendringen in Italië en in Oostenrijk. Dit is echter anders ten aanzien van de ontuchtige handelingen in (één van) deze landen, zoals ten laste gelegd onder feit 3. Aangeefster heeft verklaard dat zij in Italië of in Oostenrijk in de caravan betast is. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij daar geen seksuele handelingen heeft verricht. Gelet op de verklaring van aangeefster, acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte in Italië of in Oostenrijk ontucht met zijn dochter heeft gepleegd.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op tijdstippen in de periode van 9 april 2003 tot en met 30 september 2006 te [plaats], gemeente [adres], en elders in Nederland, (in verdachtes vrachtwagen en in verdachtes woning) met [benadeelde] (zijnde verdachtes dochter), geboren op [1991], die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die telkens hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, telkens meermalen
- zijn vingers in de vagina van die [benadeelde] gebracht en gehouden en
- een dildo in de vagina van die [benadeelde] gebracht en gehouden en
- een dildo in de anus van die [benadeelde] gebracht en gehouden en
- die [benadeelde] getongzoend;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2002 tot en met 30 september 2006 te [plaats], gemeente [adres], en elders in Nederland, (in verdachtes vrachtwagen en in de woning van verdachte), en in Italië of in Oostenrijk (in verdachtes caravan) met [benadeelde] (zijnde verdachtes dochter), geboren op [1991], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, telkens bestaande in het ontuchtig
- betasten en masseren en zoenen van de borsten van die [benadeelde] en
- met zijn tong aanraken en likken van de borsten van die [benadeelde] en
- betasten van de vagina van die [benadeelde] en
- met zijn tong aanraken en likken van de vagina/schaamstreek van die [benadeelde] en
- terwijl hij, verdachte, met zijn onderbroek aan, op die [benadeelde] ligt met zijn penis over de ontblote vagina van die [benadeelde] heen en weer bewegen en
- een dildo bij en tegen de vagina en schaamstreek van die [benadeelde] houden en bewegen en
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde] en zich laten aftrekken door die [benadeelde];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 2: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Feit 3: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dat inhoudt een behandeling bij De Waag. Voorts vordert de officier van justitie een contactverbod met aangeefster voor de duur van de proeftijd.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij het opleggen van een straf onder meer rekening te houden met de persoon van verdachte, de kans dat verdachte werkloos wordt, niet meer in aanmerking komt voor een woning en met de omstandigheid dat hij een blanco strafblad heeft.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
- Verdachte heeft gedurende een aanzienlijk aantal jaren, te weten een periode van vier en een half jaar, bij voortduring en met regelmatige frequentie ontuchtige handelingen gepleegd met zijn minderjarige kind. Verdachte heeft deze handelingen kunnen plegen door misbruik te maken van zijn overwicht op haar, terwijl hij haar, omdat zij aan zijn zorg was toevertrouwd, juist bescherming en veiligheid diende te bieden.
- De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij tegen zijn dochter heeft gezegd dat hij in grote problemen zou komen wanneer zij het haar moeder zou vertellen. Hierdoor heeft hij haar onder druk gezet de seksuele handelingen te blijven ondergaan.
De seksuele handelingen vonden mede plaats in de woning van verdachte en zijn dochter, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen.
- De seksuele handelingen zijn aangevangen toen zijn dochter de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt en hebben in genoemde periode veelvuldig plaats gehad. De handelingen waren van toenemende intensiteit en hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter.
- Nadat zijn dochter het aan haar moeder had verteld en verdachte op dit gedrag door zijn vrouw was aangesproken, heeft hij niet direct stappen ondernomen om het leed van zijn dochter te verzachten en is hij in dezelfde woning als zijn dochter blijven wonen, terwijl hij wist hoe moeilijk zijn dochter het hiermee had. Hierdoor werd zij nog bijna dagelijks met verdachte en dus met zijn handelen geconfronteerd.
- Verdachte heeft aldus de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer op zeer ernstige wijze geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan later nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dergelijke feiten, waarbij het slachtoffer jonger is dan zestien jaar, belemmeren de (seksuele) ontwikkeling van een kind. Hoewel de verdachte ter terechtzitting schuldbewust overkomt vraagt de rechtbank zich af of verdachte zich volledig bewust is van het laakbare van zijn handelen. Tekenend daarvoor is dat verdachte de handelingen met zijn dochter ter terechtzitting omschrijft als ‘een teveel aan positieve aandacht’.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 2 april 2009, waaruit blijkt dat de verdachte geen documentatie heeft;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 25 mei 2009 van
dr. P.G.J. Greeven, GZ-psycholoog/psychotherapeut, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Het rapport houdt onder meer in:
“Bij betrokkene is sprake van een angstige, neurotische persoonlijkheidsorganisatie (met schizoïde trekken). Hierdoor heeft betrokkene problemen in het onderhouden van betekenisvolle en intieme relaties en beperkt in staat zich te verplaatsen in anderen. In reactie op negatieve emoties en het ontbreken van een seksuele relatie met zijn ex-vrouw, heeft betrokkene een deel van de eigen onvermogens ‘gecompenseerd’ met het aangaan van een seksuele relatie met zijn dochter. Het gedrag van betrokkene en de cognities rondom het seksueel misbruik maken inzichtelijk dat betrokken voldoet aan het profiel van de ‘gelegenheidspleger’. Het lijkt de onderzoeker van belang dat betrokkene meer zicht krijgt op zijn eigen emoties en cognities, opdat dergelijk seksueel onwenselijk gedrag niet meer voorkomt. Hiertoe dient een preventieve behandeling plaats te vinden die zich bij voorkeur richt op factoren die samenhangen met het seksueel gedrag en de cognitieve vervormingen van betrokkene. Deze behandeling kan plaatsvinden bij De Waag te Utrecht in de vorm van een poliklinische behandeling, specifiek gericht op daders van seksueel misbruik met (eigen) kinderen.”
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
De rechtbank gaat ervan uit dat, zoals verdachte zelf ter terechtzitting heeft verklaard, verdachte geen enkel contact met zijn dochter zal zoeken. Om die reden acht de rechtbank het niet noodzakelijk om een contactverbod, zoals door de officier van justitie is gevorderd, op te leggen.
6. De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 3.179,02 voor de feiten 1, 2 en 3, uitgaande van een periode waarin de feiten zijn gepleegd tot 1 oktober 2006.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten 2 en 3 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het vonnis is gewezen.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 2: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Feit 3: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt behandeling bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 3.179,02 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde], € 3.179,02 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 41 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. J.W. Veenendaal en
mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juli 2009.