parketnummer: 16/600496-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 december 2009
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsvrouw mr. M.S.F. Ilahibaks-Gulzar, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 november 2009, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: van een groot aantal auto’s de kentekenplaten heeft gestolen
feit 2: met gebruik van deze (valse) kentekenplaten meermalen benzine heeft gestolen
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de door hem op de terechtzitting bekende feiten heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de door hem op de terechtzitting bekende feiten.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
In de periode van 4 januari 2008 tot en met 27 april 2008 is een groot aantal aangiften binnengekomen die betrekking hebben op de diefstal van kentekenplaten van diverse personenauto’s. Daarnaast is door meerdere aangevers die namens een benzinestation aangifte deden, gemeld dat er benzine is gestolen doordat er met een personenauto benzine werd getankt en vervolgens werd weggereden zonder dat daarvoor was betaald. In veel gevallen vermeldden de aangevers dat dit feit werd gepleegd met een personenauto Renault. Het kenteken van de Renault varieert, wat blijkt uit de foto’s die bij de benzinepomp gemaakt werden van een wegrijdende auto.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in deze periode kentekenplaten van personenauto’s heeft gestolen en dat hij deze kentekenplaten steeds eenmalig heeft gebruikt om benzine te stelen. Hij heeft bekend dat hij deze feiten een stuk of tien tot twintig keer heeft gepleegd. Ter terechtzitting heeft verdachte de foto’s bekeken die zich in het dossier bevinden van een personenauto Renault. Ten aanzien van tien foto’s heeft verdachte bekend dat deze betrekking hebben op de auto waar hij op dat moment de bestuurder van was en dat hij de diefstal van de benzine op desbetreffende datum alsmede de diefstal van de kentekenplaten die op de betreffende foto te zien zijn heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van die feiten, waarop genoemde foto’s gelinkt aan de daarbij passende aangiften van diefstal van de kentekenplaten respectievelijk aangiften van diefstal van de benzine met gebruikmaking van deze kentekenplaten - betrekking op hebben. Van de overige feiten zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie de verdachte vrijspreken, omdat onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte ook deze feiten heeft gepleegd. De rechtbank merkt hierbij nog op dat zij zich heeft gestoord aan de wijze waarop het voorbereidend onderzoek door de politie heeft plaatsgevonden en de wijze waarop de tenlastelegging (met name ten aanzien van de ad informandum gevoegde feiten) is geformuleerd. De politie heeft bij het verhoor van de verdachte volstaan met de verklaring van verdachte dat hij meermalen kentekenplaten heeft gestolen en dat hij meermalen met gebruikmaking van deze kentekenplaten benzine heeft getankt zonder te betalen. Verdachte is nadien door de politie niet meer bevraagd op de afzonderlijke feiten. Desondanks zijn deze feiten onverkort aan verdachte tenlastegelegd, dan wel als ad informandum gevoegde feiten op de dagvaarding geplaatst. Dit klemt te meer, daar de rechtbank heeft moeten constateren dat het dossier van de verdachte een groot aantal aangiften van diefstal van benzine met gebruikmaking van valse kentekenplaten bevat, waar een foto aan gekoppeld kan worden met daarop afgebeeld een personenauto Renault met een bestuurder/ster waarvan evident is dat dit de verdachte niet is, aangezien deze persoon ofwel een blanke huidskleur heeft ofwel een vrouwspersoon betreft.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in of omstreeks de periode van 4 januari 2007 tot en met 27 april 2008 te Breukelen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (vanaf personenauto's) de hierna te noemen kentekenplaten, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden
en wel:
- op 26 april 2008 de kentekenpla(a)t(en) [kenteken], toebehorende aan [X] en
- in of omstreeks de periode van 20 april 2008 tot en met 28 april 2008 de kentekenplaten [kenteken], toebehorende aan [Y]
2.
in of omstreeks de periode van 6 januari 2008 tot en met 27 april 2008 te Breukelen en/of Maarssen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen de hierna te noemen hoeveelheden benzine toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
- op 26 april 2008 te Breukelen (ongeveer) 24,77 liter benzine toebehorende aan Shell Station Ruwiel en
- op 27 april 2008 te Maarssen (ongeveer) 24,05 liter benzine toebehorende aan Stell Station Stam.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feit 1 en 2 (telkens): Diefstal, meermalen gepleegd
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsmede een werkstraf voor de duur van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat in de strafmaat dient te worden verdisconteerd dat de vervolging van verdachte pas zo laat is aangevangen terwijl uit het dossier blijkt dat de politie al geruime tijd op de hoogte was van het feit dat verdachte strafbare feiten pleegde. Voorts dient bij het bepalen van een straf rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte geen strafblad heeft, dat hij in een moeilijke thuissituatie verkeert en dat de tenlastegelegde feiten zich in een relatief korte periode, namelijk in de eerste maanden van 2008, zich hebben afgespeeld. De raadsvrouw voert voorts dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, omdat dit volgt uit de conclusies van de intelligentietest die verdachte bij De Waag heeft afgelegd. Tot slot merkt de raadsvrouw op dat verdachte in het kader van de schorsingsvoorwaarde al veel aan training gedaan heeft gedaan en daarom een werkstraf van 50 uur, met eventueel nog een deel voorwaardelijke werkstraf, een afdoende straf is.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft van een (groot) aantal personenauto’s de kentekenplaten gestolen en deze kentekenplaten gebruikt om daarmee vervolgens benzine te stelen. Dit heeft zowel overlast als hoge kosten voor de eigenaren van deze personenauto’s tot gevolg gehad, omdat zij hun auto gedurende een bepaalde periode niet konden gebruiken, nieuwe kentekenplaten hebben moeten aanvragen en aangifte moesten gaan doen van de diefstal. Daarnaast hebben de eigenaren van de benzinestations waar verdachte getankte benzine heeft gestolen financiële schade geleden en overlast van het gedrag van verdachte ondervonden, omdat ook zij aangifte moesten gaan doen en de foto’s van de betreffende delicten moesten uitzoeken en opvragen, wat hen extra tijd en moeite heeft gekost. Verdachte heeft ten tijde van het plegen van de strafbare feiten slechts oog gehad voor zijn eigen financiële positie en alleen uit winstbejag gehandeld. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld en dat verdachte toen hij eenmaal was aangehouden vanwege deze feiten, zich coöperatief heeft opgesteld en zich heeft gehouden aan de afspraken die hij in het kader van de schorsingsvoorwaarde met de reclassering heeft gemaakt. Ook ter terechtzitting maakt verdachte een berouwvolle indruk. De rechtbank weegt dit mee ten gunste van verdachte in de straf die zij verdachte zal opleggen. Dit laat onverlet dat de rechtbank het zinvol acht om aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen bij wijze van waarschuwing voor de toekomst. De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsvrouw dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard, omdat zij hiervoor in het dossier en in het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten ziet.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand alsmede een werkstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen hechtenis bij het niet (volledig) verrichten daarvan en met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
5.4 Het ad informandum gevoegde
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten, te weten:
2. 600496-08 van 2 februari 2008 tot en met 21 februari 2008, Utrecht en/of Breukelen, gemeente Breukelen (aangifte p. 141)
3. 600496-08 van 3 maart 2008 tot en met 27 maart 2008, Utrecht en/of Maarssen en/of Breukelen, gemeente Breukelen (aangifte p. 215 en 217)
4. 600496-08 van 2 april 2008 tot en met 18 april 2008, op één of meer lokaties te Breukelen, gemeente Breukelen (aangifte p. 220, 259, 247 en 253)
Hetgeen voor het overige ad informandum is aangeboden is buiten beschouwing gebleven, nu verdachte deze feiten niet heeft bekend.
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 107,46 voor feit 1.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 209,72 voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 113,31 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 en 2 (telkens): Diefstal, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van een maand, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 113,31, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 26 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mrs. P. Wagenmakers en R.C. Hartendorp, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 december 2009.