ECLI:NL:RBUTR:2009:BK6617

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710211-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van tenuitvoerlegging van een Britse straf in Nederland met betrekking tot invoer van verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 14 december 2009 uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van de tenuitvoerlegging van een Britse straf in Nederland. De zaak betreft de veroordeelde, geboren in Ghana, die in het Verenigd Koninkrijk was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar voor de invoer van verdovende middelen, specifiek cocaïne. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een verzoek van de officier van justitie en instemmingsdocumenten van de veroordeelde met betrekking tot zijn overbrenging naar Nederland. Tijdens de openbare zitting op 30 november 2009 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De raadsman pleitte voor een lagere straf dan de opgelegde straf in het Verenigd Koninkrijk, met argumenten over de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde en het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen. De rechtbank concludeerde dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in Nederland toelaatbaar was, en dat de opgelegde straf in het Verenigd Koninkrijk niet volledig ten uitvoer gelegd kon worden, gezien de Nederlandse maatstaven en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. Uiteindelijk heeft de rechtbank de veroordeelde een gevangenisstraf van 27 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank heeft ook het bevel tot gevangenhouding opgeheven en de onmiddellijke invrijheidstelling van de veroordeelde gelast.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/710211-09
Iurisnummer: [nummer]
Datum uitspraak: 14 december 2009
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering ex artikel 18 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 15 september 2009 strekkende tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van het Crown Court te Croydon (Verenigd Koninkrijk) d.d. 28 augustus 2008, waarbij is veroordeeld:
[veroordeelde],
geboren op [1955] in [geboorteplaats] (Ghana),
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein in Utrecht,
hierna te noemen de veroordeelde,
ter zake van invoer van verdovende middelen, overtreding van de Opiumwet, tot een gevangenisstraf van 7 jaar onder aftrek van 76 in voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen.
De stukken
De rechtbank heeft onder meer kennis genomen van de volgende stukken:
- een brief d.d. 3 april 2009 van Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken aan het Internationaal Rechtshulp Centrum met het verzoek om akkoord te gaan met de overbrenging van de veroordeelde en waaruit blijkt dat de veroordeelde zich sinds 12 juni 2008 in detentie bevindt, welke op 12 juni 2015 zal zijn uitgezeten en waarvan de te verwachten datum van vervroegde invrijheidstelling in Groot-Brittannië 12 december 2011 is;
- een afschrift van een extract van het vonnis van het Crown Court te Croydon (Verenigd Koninkrijk) d.d. 28 augustus 2008 en de tenlastelegging;
- een geschrift d.d. 24 juni 2009, inhoudende een instemming van veroordeelde met betrekking tot overbrenging naar Nederland voor het ondergaan van het overblijvende gedeelte van zijn straf;
- een geschrift d.d. 16 maart 2009, waaruit blijkt dat het vonnis van Colin Acheampong onherroepelijk is;
- de tekst van de toepasselijke artikelen van de Britse wetgeving (de ‘Customs and Excise Management Act 1979’ en de ‘Misuse of Drugs Act 1971') en de bijbehorende lijsten;
- de geautoriseerde vertaling in de Nederlandse taal van voornoemde stukken;
- de stukken met betrekking tot de voorlopige aanhouding, de inverzekeringstelling en de bewaring van de veroordeelde.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen.
Ook overigens is bij het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staan.
Het onderzoek ter terechtzitting
Ter openbare terechtzitting van 30 november 2009 heeft de behandeling van de vordering plaats gehad. Daarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. H.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht.
De veroordeelde heeft verklaard:
dat hij [veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] (Ghana) op [1955] is;
dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit;
dat hij een vaste verblijfplaats in Nederland heeft;
dat het onherroepelijke vonnis, waarbij hij in Groot-Brittannië is veroordeeld hem bekend is;
dat hij volhardt in zijn verzoek om de nog resterende vrijheidstraf in Nederland te mogen ondergaan.
De officier van justitie heeft ter zitting de conclusie als bedoeld in artikel 28, achtste lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen voorgelezen en deze vervolgens aan de rechtbank overgelegd.
De raadsman van de veroordeelde heeft onder meer bepleit aan de veroordeelde een lagere straf op te leggen dan het Crown Court te Croydon (Verenigd Koninkrijk) heeft gedaan, en wel een gevangenisstraf gelijk aan de tijd gedurende welke de veroordeelde reeds van zijn vrijheid beroofd is geweest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de veroordeelde geen eerdere veroordelingen voor (soortgelijke) delicten heeft gehad en dat de veroordeelde tot zijn arbeidsongeschiktheid in 2001 vanwege psychische klachten een arbeidzaam leven heeft geleid.
Beoordeling van de toelaatbaarheid van de vordering
De vordering is gegrond op het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983, Trb. 74 (verder te noemen: “het Verdrag”) en op de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (verder te noemen: “de Wet”).
De overgelegde stukken voldoen aan de eisen gesteld in het Verdrag.
Blijkens de inhoud van die stukken zou de veroordeelde in het Verenigd Koninkrijk op 12 december 2011 vervroegd in vrijheid worden gesteld.
Uit de inhoud van de overgelegde stukken en uit de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 van het Verdrag en aan de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 18 van de Wet.
Van beletselen als bedoeld in artikel 30 lid 1, van de Wet is niet gebleken.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in Nederland is derhalve op het Verdrag en de Wet gegrond en toelaatbaar.
De strafoplegging
De omstandigheid dat de tenuitvoerlegging toelaatbaar wordt geacht brengt ingevolge artikel 31, eerste lid van de Wet juncto artikel 9, eerste lid sub b van het Verdrag mee dat de rechtbank voor de straf die het Crown Court te Croydon (het Verenigd Koninkrijk) aan de veroordeelde heeft opgelegd een sanctie in de plaats dient te stellen, welke op het overeenkomstige feit naar Nederlands recht is gesteld.
Ten laste van veroordeelde is bij meergenoemd vonnis bewezen verklaard dat veroordeelde willens en wetens betrokken is geweest bij het bedrieglijk ontduiken van een verbod op de invoer van cocaïne, een als klasse C geclassificeerd verdovend middel.
Dit feit is strafbaar gesteld bij artikel 170(2)(b) van de ‘Customs and Excise Management Act 1979’ en artikel 3(1) van de ‘Misuse of Drugs Act 1971’..
Het overeenkomstige feit is naar Nederlands recht strafbaar gesteld in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet. Ter zake van dit feit kan een gevangenisstraf of een geldboete worden opgelegd. Gelet op de hoeveelheid waarvoor de veroordeelde is veroordeeld, te weten 626 gram zuivere cocaïne, en de door hem aangenomen rol, wordt in Nederland als (LOVS)-oriëntatiepunt een gevangenisstraf van zes tot twaalf maanden gehanteerd. In de (LOVS)-oriëntatiepunten wordt rekening gehouden met de hoeveelheid van de ingevoerde drugs en de rol die de drugskoerier bij het invoeren heeft gespeeld.
De rechtbank acht de veroordeelde ter zake van dit strafbare feit strafbaar, nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die deze strafbaarheid zouden kunnen verminderen of opheffen.
Bij het bepalen van de sanctie heeft de rechtbank in aanmerking genomen hetgeen daaromtrent is voorgeschreven in artikel 11 van het Verdrag.
Veroordeelde heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer in Verenigd Koninkrijk van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. De rechtbank is van oordeel dat het invoeren van harddrugs een ernstig feit is. Cocaïne is immers een stof die schadelijk is voor de gezondheid en sterk verslavend is. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Voorts brengt de handel in harddrugs mee dat een zwart geld circuit ontstaat met alle gevolgen van dien. Dat is ook de reden dat op de handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld. Veroordeelde heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank meent dat de ernst van het gepleegde feit beoordeeld dient te worden naar Nederlandse maatstaven en opvattingen, rekening houdend met internationaalrechtelijke gevoeligheden. De rechtbank houdt rekening met het feit dat het importeren van harddrugs zowel in Nederland als in het Verenigd Koninkrijk als een ernstige inbreuk op de rechtsorde geldt. Voorts meent de rechtbank dat veroordeelde, door zich in het Verenigd Koninkrijk schuldig te maken aan voornoemd delict, het risico heeft genomen daarvoor zwaarder te worden gestraft dan in Nederland gebruikelijk is.
De rechtbank overweegt dat de in Verenigd Koninkrijk aan de veroordeelde opgelegde straf, in aanmerking genomen de straf die naar Nederlands recht op het feit is gesteld en de LOVS- oriëntatiepunten die in Nederland worden gehanteerd bij het bepalen van de strafmaat en mede in aanmerking genomen de persoon en de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde, dusdanig hoog is dat volledige tenuitvoerlegging van de door de rechtbank van Croydon opgelegde straf in redelijkheid niet verantwoord is. De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met het feit dat veroordeelde niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
Op vorenstaande gronden is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden gerechtvaardigd is, met aftrek van de periode die de veroordeelde reeds in voorlopige hechtenis en overleveringsdetentie heeft doorgebracht. Dit impliceert dat veroordeelde onder de toepassing van de ten tijde van de datum vonnis in Nederland geldende VI-regeling het onvoorwaardelijk deel van zijn straf reeds heeft uitgezeten.
BESLISSING
De rechtbank acht de tenuitvoerlegging toelaatbaar en verleent verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van het Crown Court te Croydon (Verenigd Koninkrijk) d.d. 28 augustus 2008;
De rechtbank legt aan de veroordeelde op een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden;
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vanaf het moment van aanhouding op 12 juni 2009 in voorlopige hechtenis, overleveringsdetentie en ter executie van de in het Verenigd Koninkrijk opgelegde vrijheidsstraf in detentie is doorgebracht in het Verenigd Koninkrijk en in Nederland bij de uitvoering van de opgelegde straf geheel in mindering wordt gebracht;
Heft het bevel tot gevangenhouding van veroordeelde op en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van veroordeelde.
Aldus gedaan door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, en mrs. I. Bruna en J. Schukking, rechters, bijgestaan door E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 14 december 2009.
Mr. Schukking is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.