ECLI:NL:RBUTR:2009:BK6600

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710215-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van tenuitvoerlegging van een Spaanse gevangenisstraf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 14 december 2009 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een Spaanse gevangenisstraf in Nederland. De vordering was ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 18 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen. De veroordeelde, geboren in Marokko, was in Spanje veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar wegens het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid softdrugs met het oogmerk deze in Spanje in te voeren. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een vonnis van de Juzgado de lo Penal N. 2 Ceuta en brieven van het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving.

Tijdens de openbare terechtzitting op 30 november 2009 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De veroordeelde heeft verklaard dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit en dat hij verzoekt om de resterende straf in Nederland uit te zitten. De raadsman heeft gepleit voor een lagere straf dan de Spaanse rechtbank heeft opgelegd. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en vastgesteld dat aan alle vereisten van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen is voldaan.

De rechtbank heeft vervolgens de strafoplegging beoordeeld. Gezien de ernst van het feit, dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs, heeft de rechtbank besloten om de opgelegde straf in Spanje te matigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat een gevangenisstraf van 27 maanden gerechtvaardigd is, met inachtneming van de reeds ondergane detentie. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de Spaanse straf in Nederland toegestaan en de veroordeelde is onmiddellijk in vrijheid gesteld, met aftrek van de tijd die hij al in detentie heeft doorgebracht.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/710215-09
Iurisnummer: [nummer]
Datum uitspraak: 14 december 2009
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering ex artikel 18 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 2 september 2009, strekkende tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van de Rechtbank te Ceuta (Spanje)d.d. 2 juli 2008, waarbij is veroordeeld:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1974],
gedetineerd in het Huis van Bewaring te Nieuwegein,
ter zake van een misdrijf tegen de volksgezondheid –het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid soft drugs met het oogmerk deze in Spanje in te voeren-, tot onder meer een gevangenisstraf van 4 jaar.
De stukken
De rechtbank heeft onder meer kennis genomen van de volgende stukken:
- een brief d.d. 26 juni 2009 van het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken aan het Internationaal Rechtshulp Centrum met het verzoek om akkoord te gaan met de overbrenging van de veroordeelde en waaruit blijkt dat de veroordeelde op 2 juli 2008 door de rechtbank in Ceuta (Spanje) onherroepelijk is veroordeeld en zich sinds 9 juni 2008 in detentie bevindt, welke straf op 10 juni 2012 zal zijn uitgezeten, waarbij de te verwachten datum van vervroegde invrijheidstelling in Spanje is 8 februari 2011 dan wel 10 juni 2011;
- een brief d.d. 27 december 2008 waaruit blijkt dat de veroordeelde instemt met het verzoek;
- een vonnis van de Juzgado de lo Penal N. 2 Ceuta d.d. 2 juli 2008, waaruit blijkt dat de veroordeelde ter zake van een misdrijf tegen de volksgezondheid werd veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van vier jaar ;
- de tekst van de toepasselijke artikelen 368 en 369 van de Spaanse Strafwet;
- de geautoriseerde vertaling in de Nederlandse taal van voornoemde stukken;
- de stukken met betrekking tot de voorlopige aanhouding, de inverzekeringstelling en de bewaring van veroordeelde.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen.
Ook overigens is bij het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staan.
Het onderzoek ter terechtzitting
Ter openbare terechtzitting van 30 november 2009 heeft de behandeling van de vordering plaats gehad. Daarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
De veroordeelde heeft verklaard:
dat hij [veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1974], is;
dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit;
dat hij een vaste verblijfplaats in Nederland heeft;
dat het onherroepelijke vonnis, waarbij hij in Spanje is veroordeeld, hem bekend is;
dat hij volhardt in zijn verzoek om de nog resterende vrijheidstraf in Nederland te mogen ondergaan.
De officier van justitie heeft ter zitting de conclusie als bedoeld in artikel 28, achtste lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen voorgelezen en deze vervolgens aan de rechtbank overgelegd.
De raadsman van de veroordeelde heeft onder meer bepleit aan de veroordeelde een lagere straf op te leggen dan rechtbank in Spanje heeft gedaan, en wel een gevangenisstraf gelijk aan de tijd gedurende welke de veroordeelde reeds van zijn vrijheid beroofd is geweest.
Beoordeling van de toelaatbaarheid van de vordering
De vordering is gegrond op het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983, Trb. 74 (verder te noemen: “het Verdrag”) en op de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (verder te noemen: “de Wet”).
De overgelegde stukken voldoen aan de eisen gesteld in het Verdrag.
Blijkens de inhoud van die stukken zou de veroordeelde in Spanje op 8 februari 2011 dan wel op 10 juni 2011 vervroegd in vrijheid worden gesteld.
Uit de inhoud van de overgelegde stukken en uit de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 van het Verdrag en aan de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 18 van de Wet.
Van beletselen als bedoeld in artikel 30 lid 1, van de Wet is niet gebleken.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in Nederland is derhalve op het Verdrag en de Wet gegrond en toelaatbaar.
De strafoplegging
De omstandigheid dat de tenuitvoerlegging toelaatbaar wordt geacht brengt ingevolge artikel 31, eerste lid van de Wet juncto artikel 9, eerste lid sub b van het Verdrag mee dat de rechtbank voor de straf die de rechtbank in Spanje aan de veroordeelde heeft opgelegd een sanctie in de plaats dient te stellen, welke op het overeenkomstige feit naar Nederlands recht is gesteld.
Ten laste van veroordeelde is bij meergenoemd vonnis bewezen verklaard dat de veroordeelde een misdrijf tegen de volksgezondheid heeft begaan door op 9 juni 2008 in de haven van Ceuta een hoeveelheid van 82.995,68 gram hasjiesj in zijn auto te verbergen, met het oogmerk dit na invoering in Spanje te verspreiden en aan te bieden voor illegale verkoop.
Dit feit is strafbaar gesteld bij artikelen 368 en 369 van de Spaanse Strafwet.
Het overeenkomstige feit is naar Nederlands recht strafbaar gesteld in artikel 3, aanhef en onder B en C, van de Opiumwet. Ter zake van dit feit kan een gevangenisstraf worden opgelegd.
De rechtbank acht de veroordeelde ter zake van dit strafbare feit strafbaar, nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die deze strafbaarheid zouden kunnen verminderen of opheffen.
Bij het bepalen van de sanctie heeft de rechtbank in aanmerking genomen hetgeen daaromtrent is voorgeschreven in artikel 11 van het Verdrag.
Veroordeelde heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren dan wel aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs. De rechtbank is van oordeel dat dit een ernstig feit is. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid. Door de handelwijze van veroordeelde, die uit puur winstbejag heeft gehandeld, wordt de gezondheid van anderen in gevaar gebracht.
De rechtbank meent dat de ernst van het gepleegde feit beoordeeld dient te worden naar Nederlandse maatstaven en opvattingen, rekening houdend met internationaalrechtelijke gevoeligheden. De rechtbank houdt rekening met het feit dat het vervoer dan wel het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid softdrugs zowel in Nederland als in Spanje als een ernstige inbreuk op de rechtsorde geldt. Voorts meent de rechtbank dat veroordeelde, door zich in Spanje schuldig te maken aan voornoemd delict, het risico heeft genomen daarvoor zwaarder te worden gestraft dan in Nederland gebruikelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de in Spanje aan de veroordeelde opgelegde straf, in aanmerking genomen de straf die naar Nederlands recht op de feiten is gesteld en mede in aanmerking genomen de persoon en de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde, dusdanig hoog is dat volledige tenuitvoerlegging van de door de rechtbank van Ceuta opgelegde straf in redelijkheid niet verantwoord is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden gerechtvaardigd is, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en overleveringsdetentie en de ter executie doorgebrachte detentie in Spanje en Nederland. Dit impliceert dat veroordeelde onder de toepassing van de ten tijde van de datum vonnis geldende Nederlandse VI-regeling het onvoorwaardelijk deel van zijn straf reeds heeft uitgezeten.
BESLISSING
De rechtbank acht de tenuitvoerlegging toelaatbaar en verleent verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van de rechtbank te Ceuta (Spanje) d.d. 2 juli 2008.
De rechtbank legt aan de veroordeelde op een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vanaf het moment van aanhouding op 9 juni 2008 in voorlopige hechtenis en overleveringsdetentie en ter executie van de in Spanje opgelegde vrijheidsstraf in detentie is doorgebracht in Spanje en in Nederland, bij de uitvoering van de opgelegde straf geheel in mindering wordt gebracht.
Heft op het bevel tot gevangenhouding van veroordeelde en gelast zijn onmiddellijke invrijheidstelling.
Aldus gedaan door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, en mrs. I. Bruna en J. Schukking, rechters, bijgestaan door E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 14 december 2009.
Mr. Schukking is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.