ECLI:NL:RBUTR:2009:BK6028

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
651936 EA VERZ 09-765 JH
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en afwijzing van het verzoek om bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 1 december 2009 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen [verzoeker] en [verweerder]. [verzoeker], die sinds 21 april 1987 in dienst was bij [verweerder], verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen. Hij stelde dat hij in een ernstige, nadelige positie was geraakt door de keuze van [verweerder] om via het UWV de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Het UWV had eerder toestemming geweigerd voor beëindiging op bedrijfseconomische gronden, maar verleende later wel toestemming. [verweerder] had de arbeidsovereenkomst opgezegd per 6 december 2009, en [verzoeker] verzocht om ontbinding per 5 december 2009, met een vergoeding van € 98.109,-- bruto.

De kantonrechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de ontbinding rechtvaardigden. Het enkele feit dat er nog een vergoeding moest worden vastgesteld, was niet voldoende om het verzoek toe te wijzen. De kantonrechter benadrukte dat de redelijkheid van het ontslag al door het UWV was getoetst en dat de vereiste bijzondere omstandigheden niet aanwezig waren. Bovendien had [verzoeker] niet voldoende onderbouwd waarom de arbeidsovereenkomst eerder dan per 6 december 2009 zou moeten eindigen. De kantonrechter wees het verzoek af en veroordeelde [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder].

Deze uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van bijzondere omstandigheden in ontbindingsprocedures en de rol van het UWV in de beoordeling van ontslagen op bedrijfseconomische gronden. De kantonrechter concludeerde dat [verweerder] voldoende rekening had gehouden met de risico's en nadelige gevolgen voor [verzoeker] door het opstellen van een Sociaal Plan, dat financiële tegemoetkomingen bood.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 651936 AE VERZ 09-765 JH
beschikking d.d. 1 december 2009
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoeker],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. F.J.T. van Gelderen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J. Kalisvaart.
1. Het verloop van de procedure
[verzoeker] heeft op 7 september 2009 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 10 november 2009 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. [verzoeker], geboren op [1959], is op 21 april 1987 in dienst van (de rechtsvoorganger van) [verweerder] getreden. Laatstelijk was [verzoeker] werkzaam in de functie van chauffeur II. Zijn laatstgenoten brutoloon bedraagt € 2.286,61 per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2. Bij brief van 23 februari 2009 heeft [verweerder] het UWV verzocht om toestemming om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te beëindiging op grond van bedrijfseconomische redenen. Het UWV heeft de toestemming bij beslissing van 15 april 2009 geweigerd.
2.3. Op 24 juni 2009 heeft [verweerder] wederom een verzoek ingediend bij het UWV om toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Bij beslissing van 19 augustus 2009 heeft het UWV toestemming verleend.
2.4. Bij brief van 26 augustus 2009 van [verweerder] aan [verzoeker] heeft [verweerder] het dienstverband opgezegd tegen 6 december 2009.
2.5. [verzoeker] is vanaf 1 april 2009 vrijgesteld van werkzaamheden.
3. Grondslag verzoek en verweer
3.1. [verzoeker] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, gelegen in veranderingen in de omstandigheden, die ertoe leiden dat de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk, althans uiterlijk 5 december 2009, behoort te eindigen, onder toekenning van een vergoeding van € 98.109,-- bruto.
[verzoeker] voert daartoe aan dat hij als gevolg van de keuze van [verweerder] om via het UWV te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, in een ernstige, nadelige positie is geraakt. [verweerder] heeft nagelaten als goed werkgever zorg te dragen voor een adequate voorziening met betrekking tot de risico’s en nadelige gevolgen voor [verzoeker] van het ontslag, als gevolg waarvan voor [verzoeker] een zeer onzekere en stresserende situatie is ontstaan. [verzoeker] stelt dat hij een zwaarwegend belang heeft op om korte termijn zekerheid te verkrijgen omtrent de materiële en financiële gevolgen van het ontslag en de wijze waarop dit door [verweerder] dient te worden gecompenseerd.
3.2. [verweerder] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek. Volgens [verweerder] is er geen sprake van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan het einde van de arbeidsovereenkomst per 6 december 2009 niet kan worden afgewacht. [verweerder] stelt in dit verband onder meer dat zij ten aanzien van de reorganisatie een Sociaal Plan heeft opgesteld, op grond waarvan [verzoeker] financieel tegemoet wordt gekomen.
4. De beoordeling
4.1. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is ingediend op 7 september 2009 nadat [verweerder] met gebruikmaking van een door het UWV afgegeven ontslagvergunning bij brief van 26 augustus 2009 de arbeidsovereenkomst per 6 december 2009 heeft opgezegd. Vaststaat derhalve dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn zal eindigen. Dit brengt mee dat er sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden, wil het verzoek toewijsbaar zijn.
[verzoeker] stelt in dit verband dat hij de redelijkheid van het ontslag moet kunnen laten toetsen in een ontbindingsprocedure op grond van artikel 7:685 BW. De redelijkheid van het ontslag is echter reeds door het UWV getoetst. De vereiste bijzondere omstandigheden kunnen er naar het oordeel van de kantonrechter niet uit bestaan dat enkel nog een vergoeding moet worden vastgesteld en zodoende een vordering op grond van artikel 7:681 BV uit kennelijk onredelijke opzegging kan worden vermeden, zoals [verzoeker] stelt. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek op grond van art. 7:685 BW een fundamenteel andere toetsingmaatstaf dient aan te leggen dan bij de beoordeling van een vordering op grond van art. 7:681 BW, zoals de HR in zijn uitspraak van 27 november 2009 (LJN BJ6596) nog heeft benadrukt.
4.2. Ook voor het overige heeft [verzoeker] onvoldoende redenen aangevoerd waarom de arbeidsovereenkomst eerder dan per 6 december 2009 zou moeten eindigen. [verzoeker] stelt dat [verweerder] voor hem een zeer onzekere en stresserende situatie in het leven heeft geroepen met betrekking tot de nadelige gevolgen van het ontslag, nu hij niet op korte termijn zekerheid kan verkrijgen over de financiële gevolgen daarvan. [verzoeker] heeft evenwel nagelaten zijn stelling dienaangaande op enigerlei wijze te onderbouwen. Zo heeft hij niet aangegeven welke klachten hij ondervindt als gevolg van de ontstane situatie en of hij voor die klachten bijvoorbeeld onder (dokters)behandeling staat.
Uit het door [verzoeker] gestelde is evenmin af te leiden dat [verweerder] op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de risico’s en nadelige gevolgen voor [verzoeker] van het ontslag. [verzoeker] heeft echter - in zoverre in strijd met het bepaalde in art. 21 Rv - nagelaten te vermelden dat [verweerder] een Sociaal Plan heeft opgesteld, ook al is dit eenzijdig geschied. [verzoeker] heeft evenmin aangegeven waarom het Sociaal Plan onvoldoende zou zijn. Gelet op de inhoud van de in het Sociaal Plan opgenomen financiële tegemoetkoming, namelijk aanvulling van zijn loon/uitkering gedurende 12 maanden tot 100% en gedurende de daaropvolgende 18 maanden tot 90%, had dit wel op de weg van [verzoeker] gelegen.
4.3. Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de verzochte ontbinding dient te worden afgewezen. [verzoeker] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerder].
5. Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 december 2009.