ECLI:NL:RBUTR:2009:BK6028
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en afwijzing van het verzoek om bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 1 december 2009 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen [verzoeker] en [verweerder]. [verzoeker], die sinds 21 april 1987 in dienst was bij [verweerder], verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen. Hij stelde dat hij in een ernstige, nadelige positie was geraakt door de keuze van [verweerder] om via het UWV de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Het UWV had eerder toestemming geweigerd voor beëindiging op bedrijfseconomische gronden, maar verleende later wel toestemming. [verweerder] had de arbeidsovereenkomst opgezegd per 6 december 2009, en [verzoeker] verzocht om ontbinding per 5 december 2009, met een vergoeding van € 98.109,-- bruto.
De kantonrechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de ontbinding rechtvaardigden. Het enkele feit dat er nog een vergoeding moest worden vastgesteld, was niet voldoende om het verzoek toe te wijzen. De kantonrechter benadrukte dat de redelijkheid van het ontslag al door het UWV was getoetst en dat de vereiste bijzondere omstandigheden niet aanwezig waren. Bovendien had [verzoeker] niet voldoende onderbouwd waarom de arbeidsovereenkomst eerder dan per 6 december 2009 zou moeten eindigen. De kantonrechter wees het verzoek af en veroordeelde [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder].
Deze uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van bijzondere omstandigheden in ontbindingsprocedures en de rol van het UWV in de beoordeling van ontslagen op bedrijfseconomische gronden. De kantonrechter concludeerde dat [verweerder] voldoende rekening had gehouden met de risico's en nadelige gevolgen voor [verzoeker] door het opstellen van een Sociaal Plan, dat financiële tegemoetkomingen bood.