ECLI:NL:RBUTR:2009:BK5258

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600892-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van verdachte in inrichting voor stelselmatige daders na schuldheling en diefstal

Op 27 november 2009 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling en diefstal. De rechtbank legt de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaren. De zaak betreft twee parketnummers: 16/600892-09 en 16/504543-09. De officier van justitie baseert zich op de aangiften van twee aangevers en de verklaringen van getuigen. De verdachte heeft een mobiele telefoon van een aangever geheeld en heeft geprobeerd een laptop van een andere aangever te stelen. De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen en de aangiften overtuigend en komt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank wijst de verdediging af, die aanvoert dat de verdachte niet wist dat de telefoon van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelt dat de verdachte had moeten vermoeden dat de telefoon door een misdrijf was verkregen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft een lange geschiedenis van criminaliteit en verslaving. De rechtbank acht het noodzakelijk om de maatregel op te leggen ter bescherming van de maatschappij en om recidive te voorkomen. De verdachte heeft zich tijdens de voorlopige hechtenis niet willen inzetten voor zijn verslavingsproblematiek, wat de rechtbank als zorgwekkend beschouwt. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van goederen en personen het opleggen van de maatregel vereist.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/600892-09 en 16/504543-09 (t.t.z. gevoegd) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht - HvB locatie Nieuwegein,
raadsvrouwe mr. H. Seton, advocaat te Amersfoort.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 november 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is tevens T.J. Schaap, reclasseringsmedewerkster, als getuige-deskundige gehoord.
Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2. De tenlastelegging
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het bij parketnummer
16/600892-09 onder 2 ten laste gelegde feit ter terechtzitting van 13 november 2009 toegestaan. De tenlastelegging met bijbehorende wijziging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de zaak met parketnummer 16/600892-09:
1. een mobiele telefoon heeft geheeld;
2. een laptop heeft gestolen, dan wel heeft geprobeerd die laptop te stelen;
In de zaak met parketnummer 16/504543-09:
1. een politieambtenaar heeft beledigd.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle drie de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 16/600892-09 onder feit 1 baseert de officier van justitie zich daarbij op de aangifte van [aangever 1] en de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie.
Ten aanzien van parketnummer 16/600892-09 onder feit 2 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [aangever 2] en de verklaring van getuige [getuige 1].
Ten aanzien van parketnummer 16/504543-09 baseert de officier van justitie zich op een proces-verbaal van bevindingen en de verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie en ter terechtzitting.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor de onder parketnummer 16/600892-09 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het eerste feit heeft de raadsman gemotiveerd aangevoerd dat verdachte niet heeft vermoed dat de telefoon die hij van [betrokkene 1] heeft gekregen afkomstig van een misdrijf. Verdachte wist wel dat [betrokkene 1] de telefoon had gevonden, maar hij heeft zich niet gerealiseerd dat daarmee de telefoon door een misdrijf werd verkregen. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat er een grote omloopsnelheid in mobiele telefoons is.
Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsman aangevoerd dat de getuigenverklaring van [getuige 1] onvoldoende ondersteunend bewijs levert, nu deze getuige heeft verklaard enkel te hebben gezien dat verdachte de laptop vasthield. Hij heeft verdachte niet zien weglopen met de laptop in zijn handen. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat de plaats van aanhouding niet bijdraagt aan het bewijs, daar verdachte in een hostel verblijft vlakbij de plek van aanhouding. Derhalve bevindt verdachte zich vaker in die buurt.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/504543-09 ten laste gelegde feit refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij grondt haar overtuiging op de volgende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van parketnummer 16/600892-09 feit 1:
Verdachte heeft verklaard dat hij een mobiele telefoon heeft gekregen van [betrokkene 1] in ruil voor scheermesjes. [betrokkene 1] verblijft evenals verdachte in [naam], een centrum voor daklozen. [betrokkene 1] heeft aan verdachte verteld dat hij de telefoon voor zichzelf heeft opgeraapt, nadat iemand deze telefoon liet vallen. Vervolgens heeft verdachte deze telefoon in gebruik genomen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij niet wist of hij voornoemd verhaal van [betrokkene 1] moest geloven.
Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat zij op 4 augustus 2009 haar grijze mobiele telefoon van het merk Nokia op haar werk heeft laten liggen in een ruimte waar zowel medewerkers als cliënten toegang hebben. Later op de dag was haar telefoon verdwenen. Aangeefster [aangever 1] herkent de bij verdachte op 13 augustus 2009 in beslag genomen telefoon als de hare, echter met beschadigingen die er voorheen niet op zaten.
De omstandigheden waaronder verdachte de telefoon heeft verkregen, te weten de ruil van scheermesjes voor de telefoon met [betrokkene 1], welke tevens bezoeker van het daklozencentrum is, en het verhaal van [betrokkene 1] over de wijze van verkrijging van deze telefoon, hadden bij verdachte redelijkerwijs een vermoeden moeten doen ontstaan dat de mobiele telefoon van een misdrijf afkomstig was. Nu aangeefster deze telefoon herkende als zijnde haar gestolen telefoon staat vast dat de telefoon door een misdrijf verkregen was. De rechtbank hecht geen waarde aan de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat [betrokkene 1] de telefoon onrechtmatig heeft verkregen, nu verdachte had kunnen vermoeden dat de telefoon van een misdrijf afkomstig was. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Ten aanzien van parketnummer 16/600892-09 feit 2:
Aangever [aangever 2] heeft aangifte gedaan van een poging tot diefstal van zijn zwarte laptop van het merk Acer op 13 augustus 2009. Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat hij op voornoemde datum aan het werk was in zijn reptielenwinkel te Utrecht en dat zijn laptop onder de toonbank lag. Toen hij terugkwam van het toilet stond er een man in de winkel met de laptop in zijn handen en zijn gezicht richting de voordeur. Aangever [aangever 2] heeft de laptop teruggepakt en gevraagd of de man weg wilde gaan. Vervolgens heeft aangever de politie gebeld en het volgende signalement van de man gegeven: een onverzorgde lichtgetinte man van ongeveer 1.70 meter lang, tussen de 34 en 40 jaar oud met lange losse krullende ruim over zijn hoofd hangende zwarte haren en een grote neus welke een beetje scheef staat naar de linkerkant. De man droeg een mintgroene lange jas tot over de heupen en een opvallend wijde blauwe spijkerbroek.
Getuige [getuige 1] bevond zich op 13 augustus 2009 in het [aangever 2]. [getuige 1] heeft verklaard dat hij zich ten tijde van de poging tot diefstal achter in het centrum bevond. [getuige 1] heeft de verklaring van aangever bevestigd. Tevens heeft hij een signalement opgegeven overeenkomstig de verklaring van aangever. Op het moment dat hij naar de voorzijde van de winkel liep hoorde hij [aangever 2] roepen. In een nader verhoor bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 1] dat hij de man met de laptop in zijn handen zag staan. Deze man wilde weglopen, maar werd tegengehouden door [aangever 2].
Verdachte heeft verklaard dat hij nog nooit in een reptielenzaak is geweest en ook niet heeft getracht een laptop te stelen. Voorts verklaart verdachte dat hij die dag van Den Dolder naar het huis van zijn moeder is gegaan en vervolgens richting [naam] liep. Onderweg naar [naam] is verdachte aangehouden.
Verdachte is binnen zeer korte tijd na de melding van aangever [aangever 2], te weten zes minuten, in de buurt van het reptielencentrum aangehouden en voldeed daarbij aan het zowel door [aangever 2] als [getuige 1] opgegeven signalement. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij nog nooit in een reptielenzaak is geweest, noch heeft getracht de laptop te stelen niet geloofwaardig. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de persoon is geweest die beschreven wordt in de verklaringen van [aangever 2] en [getuige 1] en dat hij derhalve de laptop van [aangever 2] onder de toonbank vandaan heeft gehaald.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door de laptop toebehorend aan [aangever 2] onder de toonbank vandaan te halen en zich richting de uitgang van de winkel te begeven. Om deze handeling te kunnen verrichten heeft verdachte zich achter de toonbank moeten begeven, waar hij als klant niets te zoeken had. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee het goed in zijn bezit heeft gebracht en als heer en meester over dit goed kon beschikken. De rechtbank merkt bovenstaande aan als een voltooide diefstal en acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 16/504543-09:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 13 november 2009 en bij de politie;
- het proces-verbaal van bevindingen van 9 augustus 2009.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer: 16/600892-09
Feit 1
in de periode van 4 augustus 2009 tot en met 13 augustus 2009 te Den Dolder, een mobiele telefoon, merk Nokia, kleur grijs, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 2
Primair:
op 13 augustus 2009 in Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop (merk Acer), geheel toebehorende aan [aangever 2].
Parketnummer: 16/504543-09
op 9 augustus 2009 in de gemeente Utrecht, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], brigadier van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerhoer, je bent een kankerbitch".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 16/600892-09;
feit 1:
Schuldheling;
feit 2, primair:
Diefstal;
Ten aanzien van parketnummer 16/504543-09:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen ISD-maatregel). De officier van justitie stelt dat is voldaan aan alle voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel. Tevens is er voldoende capaciteit beschikbaar voor plaatsing van verdachte in een inrichting met een ISD afdeling.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte nog één kans dient te krijgen en bepleit dat, indien verdachte in aanmerking zou komen voor een ISD maatregel deze geheel voorwaardelijk opgelegd wordt, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat hij zich dient te houden aan de aanwijzingen van Geïntegreerde Aanpak Verslavingsproblematiek en Overlast (GAVO), ook als dit inhoudt opname in het [naam]. De verdediging stelt dat over de afgelopen vijf jaar niet meer dan tien processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt. Daarmee is niet voldaan aan één van de vereisten waaraan voldaan moet worden om te kunnen spreken van een stelselmatige dader zoals neergelegd in de richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers. De verdediging voert voorts aan dat verdachte eerder de maatregel van ISD opgelegd heeft gekregen als gevolg waarvan het peiljaar op basis waarvan wordt vastgesteld of sprake is van een veelpleger een andere betekenis heeft. Wanneer het peiljaar als bedoeld voor een ‘ex-ISD-er’ ten aanzien van verdachte wordt gehanteerd voldoet hij niet aan de criteria die voor het opleggen van de maatregel van ISD gelden.
Tevens verzoekt de verdediging om rekening te houden met de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft gezeten, indien de rechtbank komt tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank is op grond van het rapport van Reclassering Nederland van oordeel dat het opleggen van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders wenselijk en noodzakelijk is.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling, diefstal en een belediging van een politieambtenaar. Uit deze handelingen blijkt dat verdachte weinig respect toont voor andere mensen en hun eigendommen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op een voorlichtingsrapport van het Centrum Maliebaan betreffende verdachte d.d. 20 oktober 2009, opgemaakt door R.C. Mulder (reclasseringsmedewerker GAVO) en L. Casteleijn (teamleider GAVO), inhoudende als conclusie en advies:
‘Conclusie: de heer [verdachte] is nu ruim vijftien jaar lang bekend bij het GAVO. Drugs- en criminaliteitsproblematiek blijken dermate ernstig van aard dat de vicieuze cirkel waarin betrokkene ronddraait nooit is doorbroken. Alleen na afloop van de maatregel SOV, in april 2004 gaat het een klein jaar redelijk goed. Hij heeft een woning, werk, gebruikt geen drugs en is niet crimineel. In april 2005 gebruikt betrokkene echter weer drugs en verliest mede hierdoor zijn baan. Ook krijgt hij weer contacten met politie en justitie. Het hulpverleningstraject levert tot dusverre geen enkel resultaat op. De heer [verdachte] wil na elke detentie een abstinent traject opzetten, maar hij valt vaak toch terug in gebruik, komt dan slecht afspraken na, is ongevoelig voor drangtrajecten. Behandelingen hebben tot dusverre eveneens geen positieve resultaten laten zien.
Advies: gezien het lange verleden van delicten en pogingen om met hulpverlening uit de negatieve spiraal te komen, met of zonder reclasseringstoezicht concludeert het GAVO dat, bij schuldig bevinden, het opleggen van de maatregel ISD wenselijk en noodzakelijk is.’
Tevens maakt voornoemd voorlichtingsrapport melding van het feit dat de heer [verdachte] tijdens de preventieve hechtenis niet mee wilde werken aan het RISc-onderzoek, aangeboden door Centrum Maliebaan. Betrokkene geeft aan dat hij zijns inziens niet in aanmerking komt voor een ISD-maatregel en daarom niet wil praten over een traject tijdens deze maatregel. Mocht het toch komen tot het opleggen van een ISD-maatregel dan zal er in de motivatiefase in de penitentiaire inrichting (PI) worden onderzocht of het tot samenwerking kan komen.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het strafblad d.d. 25 september 2009, dat 58 pagina’s telt, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor misdrijven en dat hij in de periode van vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten diverse keren onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke misdrijven tot een vrijheidsbenemende straf, laatstelijk te weten op:
• 20 mei 2009 tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk;
• 23 januari 2008 tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken;
• 23 september 2008 tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen waarvan 29 dagen voorwaardelijk;
Deze straffen zijn blijkens een schriftelijk overzicht ten uitvoer gelegd. De in de onderhavige zaak bewezen verklaarde feiten zijn nadien begaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de getuige-deskundige mevrouw T.J. Schaap. De getuige-deskundige heeft het advies van het Centrum Maliebaan als volgt ter zitting toegelicht:
Uit het verleden van verdachte blijkt dat hij moeite heeft om de vicieuze cirkel te doorbreken. Zonder drang zal hem dit ook niet lukken. Verdachte gebruikt momenteel drugs. Voor de oplegging van de SOV maatregel in 2004 zijn vijf opnames van verdachte mislukt en zijn er drie niet tot stand gekomen. Na de SOV maatregel zijn drie opnames mislukt. De behandelend psycholoog van verdachte heeft aangegeven dat verdachte zorgeloos leeft en een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft, waardoor hij de oorzaken buiten zichzelf zoekt. Verdachte vindt het moeilijk om verantwoordelijkheid te nemen. Het Centrum Maliebaan verwacht niet dat er verandering in deze omstandigheden komt zonder oplegging van de ISD-maatregel.
Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan oplegging van de ISD-maatregel stelt.
Immers verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling en diefstal, misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het voornoemde voorlichtingsrapport en het strafblad trekt de rechtbank de conclusie dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Verdachte is terecht aangemerkt als veelpleger.
Voorts moet er, gelet op het genoemde voorlichtingsrapport en de verklaring van Schaap ter zitting afgelegd, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal gegaan. De veiligheid van goederen en personen eist het opleggen van de maatregel. De maatregel strekt voorts tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte. Nu de verdachte aan drugs verslaafd is, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek. De tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal daarom niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.
6. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 266, 267, 310 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van parketnummer 16/600892-09;
feit 1: schuldheling;
feit 2: diefstal;
ten aanzien van parketnummer 16/504543-09:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. M.S. Koppert-van Beek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.T. Dezentje, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 november 2009.