ECLI:NL:RBUTR:2009:BK5237

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600265-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na brandstichting

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 december 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 11 maart 2009 brand heeft gesticht in zijn woning te Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1970, opzettelijk brand heeft gesticht, maar dat hij ten tijde van het delict lijdende was aan een ernstige geestelijke stoornis, waardoor hij ontoerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en deskundigen, en concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de risico's van zijn handelen, maar dat hij door zijn psychische toestand niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle rechtsvervolging, omdat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar was gezien zijn ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien er geen strafrechtelijke maatregel nodig was. De uitspraak benadrukt de rol van geestelijke gezondheid in strafzaken en de noodzaak van passende behandeling voor personen met ernstige psychische aandoeningen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600265-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 december 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in F.P.A. Roosenburg te Den Dolder,
raadsman mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 11 augustus 2009 en 18 november 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging ter terechtzitting van 18 november 2009 hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Op 11 augustus 2009 is de tenlastelegging gewijzigd. De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte op 11 maart 2009 te Utrecht in zijn woning brand heeft gesticht.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde, nu het opzet op het tenlastegelegde niet is bewezen omdat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een geconstateerde ernstige geestelijke stoornis alleen dan het opzet in de weg kan staan indien bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedraging en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Dat is hier naar het oordeel van de rechtbank niet het geval.
In de Pro Justitia-rapportage van drs P.E. Geurkink, psycholoog en van C.A.I. Orbán, psychiater wordt geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening. De rechtbank maakt de conclusies van deze gedragsdeskundigen tot de hare. Uit het dossier en het besprokene ter terechtzitting komt het volgende naar voren.
Verdachte heeft direct na het stichten van brand de brandweer gebeld. Nadat de hulpdiensten waren gearriveerd, heeft verdachte meteen uit de doeken gedaan dat hij brand heeft gesticht, dat het ook zijn bedoeling was om brand te stichten en waarom hij dat had gedaan. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij heeft gedacht aan de risico’s voor de buren en de buurtbewoners, maar dat hij dat risico aanvaardbaar vond. Hij vertrouwde op het snelle arriveren van de hulpdiensten. De stelling van de verdediging dat verdachte niet opzettelijk zou hebben gehandeld houdt dus geen stand, nu bij verdachte – ondanks zijn ernstige psychiatrische aandoening – inzicht in de draagwijdte van zijn gedraging heeft bestaan.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daartoe op de volgende bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van bevindingen onder meer inhoudende als relaas van verbalisanten dat zij op 11 maart 2009 melding kregen te gaan naar het [adres] te Utrecht voor een uitslaande brand in de woning. De bewoner is [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1970]. Zij kwamen ter plaatse en zagen dat de brandweer reeds was gearriveerd. Zij zagen dat vlammen en rook uit het perceel kwamen. De politie heeft ter plaatse verdachte aangehouden.
Het proces-verbaal van aangifte onder meer inhoudende als verklaring van [getuige] namens [naam] te Utrecht dat hij namens voormelde eigenaar aangifte doet van brandstichting in de woning [adres] te Utrecht en dat deze flatwoning eigendom is van woningbouwvereniging [naam];
Het proces-verbaal van onderzoek Regionale Technische Recherche van de Politie Utrecht onder meer inhoudende als relaas van verbalisant dat hij op 11 maart 2009 een onderzoek heeft ingesteld in en rond perceel [adres] te Utrecht, dat de locatie een 4-kamer-flatwoning betreft, die gesitueerd is op de derde verdieping die deel uitmaakt van een aaneengesloten bebouwing, dat de brand zich heeft beperkt tot de keuken, dat de cv-ketel en het keukenkastje zijn aangebrand en dat de afzuigkap boven het gasfornuis is verbrand, dat de brand is ontstaan op/nabij het gasfornuis, dat de oorzaak van de brand zeer wel mogelijk is gelegen in de geopende gaskraan van de brander linksvoor in combinatie met een brandbaar materiaal/vloeistof en dat door deze handelingen gevaar voor personen is veroorzaakt;
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 11 augustus 2009 - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende dat hij op 11 maart 2009 te Utrecht brand heeft gesticht in zijn woning. Hij heeft waxinelichtjes en de verpakking van een pak havermout in een pan gedaan. Vervolgens heeft hij bij deze verpakking lucifers gehouden en het gas aangestoken. Daardoor ontstond er een vlam in de verpakking. De waxine smolt en werd door de papieren verpakking opgenomen. Uiteindelijk kwam er een vlam. De vlam kwam vervolgens in de afzuigkap. De afzuigkap had hij expres aangezet omdat hij wist dat wat hij deed gevaarlijk was en dat er brand zou kunnen ontstaan. Hij zag dat de vlammen steeds groter werden. Om trek te krijgen voor het vuur zette hij het raam open. Op een gegeven moment was de brand zo hevig dat hij naar buiten is gegaan. Hij woont op de tweede verdieping. Dat is de bovenste verdieping. Hij heeft buren aan de linker- en rechterzijde van zijn woning en ook onder zijn woning woont iemand. Hij had bedacht dat brand gevaarlijk was.
Ten aanzien van het levensgevaar voor anderen overweegt de rechtbank nog dat de brand op een zeer vroeg tijdstip in de ochtend is gesticht en dat buren van verdachte thuis waren .
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 maart 2009 te Utrecht opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een aangestoken lucifer en een brandende gaspit van een gasfornuis, in aanraking gebracht met een pan en met waxine en met papier (een verpakking van een pak havermout) ten gevolge waarvan de inboedel van de keuken van die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan levensgevaar voor bewoners van aangrenzende woningen en andere personen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Omtrent de geestestoestand van de verdachte is op 4 augustus 2009 gerapporteerd door drs. P.E. Geurkink, forensisch psycholoog en gerechtelijk deskundige. Aan zijn rapport ontleent de rechtbank het volgende.
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een schizo-affectieve stoornis. Deze pathologie bestond ten tijde van het tenlastegelegde.
Betrokkene was ten tijde van het tenlastegelegde psychotisch en ontremd. Het tenlastegelegde – indien bewezen – komt volledig voort uit betrokkenes zeer ernstige
pathologie. Gezien de stand van zaken adviseert ondergetekende Uw College betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Omtrent de geestestoestand van de verdachte is voorts op 4 augustus 2009 gerapporteerd door C.A.I. Orbán, psychiater. Aan zijn rapport ontleent de rechtbank het volgende.
Betrokkene lijdt aan een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. Betrokkene was ten tijde van het delict psychotisch en ontremd. Omdat betrokkene lijdende was aan psychotische angsten ten tijde van het delict dient betrokkene indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, als volledig ontoerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
De rechtbank neemt voormelde conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
Verdachte is niet strafbaar nu hij ontoerekeningsvatbaar wordt geacht. De rechtbank zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging met betrekking tot het bewezenverklaarde feit.
6. De straf/maatregel oplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde - verzocht te volstaan met het oordeel dat verdachte niet strafbaar is. Hoewel verdachte om hem moverende redenen de rechtbank heeft verzocht hem de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar op te leggen, is naar de mening van de raadsman niet voldaan aan het gevaarscriterium, zodat het opleggen van deze maatregel niet mogelijk is.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vraag of de maatregel van art. 37 Sr. moet worden opgelegd overweegt de rechtbank als volgt.
In de hiervoor onder 5.2. aangehaalde Pro Justitia-rapportage van de psychiater en de psycholoog wordt het standpunt ingenomen dat verdachte intensieve klinische behandeling behoeft om hem goed in te stellen op medicatie ter voorkoming van herhaling. Beide
deskundigen hebben aangegeven dat bij een goede medicamenteuze behandeling de kans op herhaling niet verhoogd is.
Ter terechtzitting van 18 november 2009 heeft de behandelend psychiater van F.P.A. Roosenburg, M. Neeter, aangegeven dat het huidige toestandsbeeld van verdachte stabiel is. De behandeling verloopt goed en het functioneren van verdachte is uitstekend te noemen. De noodzakelijke medicatie is ingesteld en verdachte doet wat van hem gevraagd wordt. Psychiater Neeter acht de kans op herhaling niet aanwezig zolang verdachte is opgenomen. De behandeling richt zich momenteel op het starten van de ambulante behandeling, waarvoor hij al is aangemeld. De gewijzigde diagnose heeft tot gevolg dat verdachte is aangemeld voor een ambulante behandeling die aansluit op zijn aandoening. Deze behandeling is meer ondersteunend en controlerend van aard dan de behandeling van verdachte die vóór 11 maart 2009 in het Willem Arntzhuis kreeg. De behandeling vindt plaats bij een andere afdeling en verdachte zal een andere behandelend psychiater krijgen.
Deskundige Neeter heeft ook verklaard dat tussen haar als behandelaar en verdachte overeenstemming is over de behandeling.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij wil meewerken aan zijn behandeling dat hij zich gesteund voelt door zijn familie en zijn omgeving. Hij houdt zich aan de voorgeschreven medicatie. Verdachte heeft behoefte aan zorg en erkent dit ook.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat aan het gevaarscriterium, dat voor de oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wettelijk is vereist, niet is voldaan. De rechtbank zal dus geen strafrechtelijke maatregel opleggen.
Daarbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het gegeven dat verdachte al jaren zelfstandig woont, een voldoende sociaal netwerk heeft en zich met ambulante psychiatrische begeleiding goed kan redden. Verdachte heeft een nagenoeg blanco strafblad.
Verdachte is in de fout gegaan op 11 maart 2009 en erkent dit. Justitie heeft de proceshouding van verdachte niet opgevat als een mogelijkheid verdachte – zonder tot vervolging over te gaan – direct een intensievere psychiatrische behandeling in een kliniek te doen ondergaan. Dit heeft tot gevolg gehad dat verdachte ruim vier maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in een penitentiaire inrichting.
Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank een strafrechtelijke reactie niet op zijn plaats en heeft deze geen meerwaarde.
7. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 vermelde strafbare feit oplevert:
- verklaart verdachte niet strafbaar;
- ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging te dier zake;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Bruins, voorzitter, mr. M.P. Gerrits-Janssens en
mr. B.P.L. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 december 2009.