ECLI:NL:RBUTR:2009:BK4701

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600317-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in beroving onder bedreiging van vuurwapen

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van beroving onder bedreiging van een vuurwapen, heeft de rechtbank Utrecht op 20 juli 2009 uitspraak gedaan. De zaak kwam voort uit een incident op 24 februari 2008, waarbij de aangeefster verklaarde dat zij onder bedreiging van een vuurwapen door een man werd gedwongen tot de afgifte van geld. De verdachte werd naar voren geschoven op basis van een weinig onderscheidend signalement en een fotoconfrontatie. Tijdens de eerste fotoconfrontatie op 11 maart 2008 herkende de aangeefster de verdachte niet, terwijl zij bij de tweede fotoconfrontatie op 1 april 2008 enige herkenning toonde, maar niet stellig. De rechtbank oordeelde dat de uitslag van de tweede fotoconfrontatie niet als bewijs kon worden gebruikt, omdat er twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van de herkenning.

Daarnaast werd de verklaring van een getuige, die stelde de verdachte te hebben gezien tijdens de beroving, als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de aangeefster zeker was van de beroving, er onvoldoende bewijs was om de verdachte als dader aan te wijzen. De officier van justitie had ook vrijspraak gevorderd, en de verdediging wees op de onbetrouwbaarheid van de getuigenverklaring en de onduidelijkheid van de herkenning bij de fotoconfrontatie.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de beroving. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, met mr. V. van Dam als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600317-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1977] te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres], [woonplaats]
raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. R.A.E. van Noort, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
[benadeelde] op straat onder bedreiging van een vuurwapen beroofd heeft.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde begaan heeft en vordert vrijspraak.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de verklaring van getuige [getuige ] die niet betrouwbaar zou zijn en de herkenning bij de Foslo-confrontatie die niet eenduidig zou zijn.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van een beroving op 24 februari 2008 op de [adres] te Amersfoort. Aangeefster heeft -kort gezegd- verklaard dat zij onder bedreiging van een vuurwapen door een man werd gedwongen tot de afgifte van geld. Hierop heeft zij twintig euro op de grond gegooid, waarna de overvaller het geld opraapte en wegrende.
Op basis van een weinig onderscheidend signalement kwam verdachte als mogelijke dader naar voren. Met aangeefster heeft vervolgens een fotoconfrontatie plaatsgevonden op 11 maart 2008. Foto 6 toonde verdachte. De foto was afkomstig van een aanvraag voor een paspoort op 28 maart 2007. Aangeefster herkende de persoon op foto 4 als degene die haar die nacht had overvallen. Zij wees daarbij dus niet de foto van verdachte aan.
Op 1 april 2008 heeft een nieuwe fotoconfrontatie met aangeefster plaatsgevonden. Foto 8 toonde verdachte. De foto was gemaakt na zijn aanhouding in maart 2008. Aangeefster heeft naar aanleiding van deze fotoconfrontatie verklaard geen van de getoonde personen te kennen. Voorts heeft zij verklaard de meeste herkenning te hebben bij foto 8. Zij heeft de man op die foto herkend aan zijn ogen. Bij geen van de getoonde foto’s heeft zij echter meteen degene die haar zou hebben overvallen herkend.
Gelet op deze gang van zaken zal de rechtbank de uitslag van deze tweede fotoconfrontatie niet bezigen voor het bewijs. Niet valt uit te sluiten dat deze herkenning niet voortvloeit uit de gebeurtenis op 24 februari 2008, doch uit de eerste fotoconfrontatie waarbij zij reeds een foto van verdachte heeft gezien. De rechtbank overweegt voorts dat aangeefster bij de tweede fotoconfrontatie verdachte niet heel stellig heeft herkend.
Ook de verklaring van de getuige [getuige ], die een uitvoerige en gedetailleerde verklaring over de beroving op 24 februari 2008 op de [adres] heeft afgelegd, acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De heer [getuige ] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat het verdachte is geweest die aangeefster beroofd heeft. Het dossier geeft echter aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring, mede ook gelet op de aangifte van verdachte met betrekking tot vermeende afpersing van verdachte door de heer [getuige ].
Hoewel de rechtbank ervan overtuigd is dat aangeefster [benadeelde] beroofd is, is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte de dader is geweest.
Op grond van het vorenstaande heeft de rechtbank niet op grond van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarom vrijspreken.
4. De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 1.620,- voor het tenlastegelegde feit.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
5. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzitter, mr. J.W. Veenendaal en
mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juli 2009.