ECLI:NL:RBUTR:2009:BK4624

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-447219-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor geweldsdelicten en bedreigingen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 3 augustus 2009 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten en bedreigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans eigendom, alsook voor diefstal met geweld en bedreiging. De verdachte heeft onder andere een ruit van een café vernield en een portemonnee van een slachtoffer gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook andere personen heeft bedreigd, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de Gemeente De Bilt, niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze betrekking had op een ad informandum gevoegd feit. De rechtbank heeft echter wel de schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de verdachte voor de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3], waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de immateriële en materiële schade die hij had veroorzaakt. De rechtbank heeft ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden gesteld aan de reclassering.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft benadrukt dat de veiligheid van personen en goederen in het geding is en dat er een dringende noodzaak is voor behandeling en toezicht om herhaling van dergelijke feiten te voorkomen. De uitspraak is gedaan in het belang van de slachtoffers en de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/447219-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 augustus 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1982] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 18 mei 2009 en 20 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M.J. Nijenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: een ruit van café [bedrijf 1 ] in [plaats] heeft vernield;
Feit 2: van de heer [benadeelde 1] met geweld en bedreiging met geweld een portemonnee heeft gestolen;
Feit 4: de heer [benadeelde 2] heeft bedreigd;
Feit 5: ruiten van de heer [benadeelde 3] heeft beschadigd;
Feit 16/446691-08: de heer [benadeelde 4] heeft bedreigd.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle feiten begaan heeft en baseert zich daarbij voor wat betreft feit 1, feit 4, feit 5 en het feit met parketnummer 16/446691-08 op de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte.
Voor wat betreft feit 2 acht de officier van justitie de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij aangever geschopt en geslagen heeft, de aangifte waaruit blijkt dat aangever geschopt en geslagen is en dat daarna zijn portemonnee weg was en op de getuigenverklaring van de heer [getuige], inhoudende dat hij gehoord heeft dat verdachte geroepen heeft “geef je portemonnee” en dat hij gezien heeft dat verdachte de portemonnee gepakt heeft.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 1, feit 4, feit 5 en het feit met parketnummer 16/446691-08. Ten aanzien van feit 2 kan volgens de raadsman de diefstal van de portemonnee bewezenverklaard worden, omdat getuige [getuige] een betrouwbare getuige is. Toch twijfelt de raadsman of verdachte de portemonnee heeft gestolen of één van de bij de vechtpartij aanwezige jongens. Bij twijfel verzoekt de raadsman om vrijspraak van feit 2, te weten diefstal met geweld. Van afpersing is volgens de raadsman al helemaal geen sprake, omdat volgens getuige [getuige] de portemonnee afgepakt zou zijn.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 mei 2009;
- de aangifte van [benadeelde].
Ten aanzien van feit 2:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 mei 2009, inhoudende
- zakelijk weergegeven-: Ik heb die jongen geslagen en geschopt. Er werd geschreeuwd dat hij zijn portemonnee moest geven. Iemand anders heeft dat eerst gezegd en later heb ik ook gezegd dat hij zijn portemonnee moest geven.
- de aangifte van [benadeelde 1], inhoudende -zakelijk weergegeven- als volgt: op 20 januari 2008 omstreeks 02.00 uur ben ik in [plaats] in elkaar geslagen. Ik zag en voelde dat ik werd geslagen en geschopt.
- de verklaring van [getuige], afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 mei 2009, inhoudende
- zakelijk weergegeven-: Ik heb het slaan en schoppen gezien. Ik heb de jongen die trapte horen roepen dat [benadeelde 1] zijn portemonnee moest afgeven. [benadeelde 1] reageerde niet meer. Ik herinner me dat de jongen de portemonnee pakte, dat heb ik gezien.
Ten aanzien van feit 4:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 mei 2009;
- de aangifte van [benadeelde 2].
Ten aanzien van feit 5:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 mei 2009;
- de aangifte van [benadeelde 3].
Ten aanzien van het feit met parketnummer 16/446691-08:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 mei 2009;
- de aangifte van [benadeelde 4].
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 22 december 2007 te [plaats], gemeente De Bilt, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan café "[bedrijf 1 ]", heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met kracht met de gebalde hand tegen die ruit te slaan en/of stompen;
2.
op 20 januari 2008 te [plaats], gemeente De Bilt, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte tegen die [benadeelde 1] heeft geroepen: “je portemonnee!, je portemonnee!”en meerdere malen met geschoeide voet tegen het gezicht en/of tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde 1] heeft getrapt en/of geschopt ;
4.
op 20 januari 2008 te [plaats], gemeente De Bilt, [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood";
5.
hij op 1 augustus 2008 te De Bilt opzettelijk en wederrechtelijk ruiten, toebehorende
aan [benadeelde 3], heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die ruiten met een steen kapot te gooien;
Parketnummer 16/446691-08 (ttz van 18 mei 2009 gevoegd)
hij op 4 september 2008 te [plaats], gemeente De Bilt, [benadeelde 4] heeft bedreigd met
brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Je hut gaat plat en in de fik";
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
Feit 2: diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd;
Feit 16/446691-08: bedreiging met brandstichting.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt dat verdachte aan zijn alcohol- en agressieprobleem moet werken. Daarnaast merkt de officier van justitie op dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat zij tevens rekening houdt met het ad informandum gevoegde feit.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte een alcohol- en drugsprobleem heeft en hierbij hulp nodig heeft. Om aan zijn problemen te kunnen werken is de raadsman van mening dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De raadsman kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door geweld en bedreiging met geweld de portemonnee van het slachtoffer gestolen. Verdachte heeft door zijn handelen gevoelens van schrik en angst bij het slachtoffer teweeggebracht. Voorts heeft verdachte een aantal mensen bedreigd, waardoor deze personen angst is aangejaagd en zij zich niet veilig voelen. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere vernielingen. Dit betreft ergerlijke feiten waardoor veel ongerief en materiële schade wordt veroorzaakt voor de benadeelden.
De strafbare feiten veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij, met name nu deze op de openbare weg plaats hebben gevonden. Verdachte heeft – meestal in de nachtelijke uren – zich uitermate agressief getoond onder invloed van drank en drugs.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 juni 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van gelijksoortige strafbare feiten, laatstelijk door de Politierechter op 5 juni 2008.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van Centrum Maliebaan
d.d. 15 juli 2009, opgemaakt door M. Lans, reclasseringswerker.
De rechtbank overweegt dat, nu het door verdachte plegen van strafbare feiten sterk samenhangt met zijn verslavingsproblematiek, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf als het onderhavige zal plegen indien voor deze problematiek geen oplossing wordt gevonden. De veiligheid van personen en goederen zijn daarmee in het geding.
De rechtbank acht het daarom van wezenlijk belang dat verdachte zo snel mogelijk onder toezicht van Centrum Maliebaan wordt gesteld, zodat met een behandeling kan worden begonnen. De rechtbank acht daarom een werkstraf van na te melden duur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
5.4. Het ad informandum gevoegde
Met betrekking tot het ad informandum gevoegde feit met parketnummer 16/443197-08 overweegt de rechtbank dat vast is komen te staan dat ten aanzien van dit feit aangifte is gedaan en dat verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend. De rechtbank constateert ambtshalve dat het feit niet op de [plaats], maar op de [plaats] gepleegd is. De rechtbank overweegt dat nu verdachte weet welk feit hij op deze datum gepleegd heeft en dit overeenkomt met de aangifte waarin over de [plaats] gesproken wordt, het ad informandum gevoegde feit meegenomen kan worden in de strafmaat. De rechtbank zal in de strafmaat rekening houden met dit feit, welk feit daarmee is afgedaan.
6. De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 400,- ter zake van immateriële schade voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 300,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor zover de gevorderde immateriële schade dit bedrag te boven gaat, acht de rechtbank de vordering niet eenvoudig van aard. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Voor zover de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard, kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 740,- voor feit 5.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij Gemeente De Bilt heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 199,94 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het ad informandum geveogde feit met parketnummer 16/443197-08.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de vordering ziet op een ad informandum gevoegd feit.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 63, 285, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
Feit 2: diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd;
Feit 16/446691-08: bedreiging met brandstichting.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast indien:
* verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt het volgen van een traject bij Centrum Maliebaan gericht op agressie en middelengebruik;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van
€ 300,-, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1] € 300,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door zes dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 740,- ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3], € 740,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door veertien dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij Gemeente De Bilt
verklaart de benadeelde partij Gemeente De Bilt niet-onvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Bruins, voorzitter, mr. A.J.P. Schotman en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 augustus 2009.