ECLI:NL:RBUTR:2009:BK4146

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-511617-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging gepleegd tijdens uitgaansgeweld in Woerden

In de nacht van 7 op 8 juni 2008 vond er in Woerden uitgaansgeweld plaats waarbij een groep inwoners van Woerden in conflict kwam met een groep Poolse mannen. De verdachte, een jongere, was betrokken bij deze vechtpartij en werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, openlijk geweld had gepleegd tegen de Poolse mannen, waaronder het slaan en schoppen van slachtoffers die op de grond lagen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte met een helm had geslagen en dat hij een substantiële bijdrage had geleverd aan het geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De zaak had veel media-aandacht en de rechtbank benadrukte de impact van uitgaansgeweld op de gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/511617-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsvrouw mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 november 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 9 november 2009.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De wijziging houdt in dat in de tenlastelegging “8 juli 2008” is gewijzigd in “8 juni 2008”.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] op de Rijnstraat openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2].
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging op de Rijnstraat en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat er geen of onvoldoende bewijs is, zodat vrijspraak dient te volgen.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat er enkel sprake is van mishandeling, hetgeen [verdachte] niet wordt verweten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Inleiding
In de nacht van 7 juni 2008 op 8 juni 2008 hebben in Woerden op verschillende locaties vechtpartijen plaatsgevonden tussen een groep Poolse mannen en een groep Woerdense jongeren. Eén van de Poolse mannen, [slachtoffer 3], is enkele dagen later overleden. De politie heeft een grootschalig onderzoek ingesteld om te achterhalen wat er zich die avond precies heeft afgespeeld. Uit het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen die betrokken zouden zijn geweest bij de verschillende gebeurtenissen van die avond.
Voor de volledigheid en gezien de onderlinge samenhang, zal de rechtbank de verschillende gebeurtenissen van die avond beschrijven, in het bijzonder de afzonderlijke incidenten op de Utrechtsestraatweg, de Voorstraat, de Rijnstraat/Berchsteeg en de Rijnstraat/Nieuwe Steeg. Wat betreft die samenhang is van belang dat een aantal opeenvolgende gebeurtenissen uiteindelijk heeft geresulteerd in de dood van [slachtoffer 3], zonder dat kon worden vastgesteld welk toegepast geweld de doodsoorzaak was (of oorzaak was van het letsel van de overige Polen) en dat de reeks van gebeurtenissen in de Woerdense samenleving opschudding heeft veroorzaakt. De rechtbank is zich er van bewust dat [verdachte] maar een deel van deze gebeurtenissen wordt verweten. Bij de uiteindelijke beoordeling van hetgeen aan [verdachte] ten laste is gelegd, zal de rechtbank zich dan ook tot dat deel beperken.
4.3.2. Betrokkenen
In de verklaringen van de aangevers, getuigen, medeverdachten en [verdachte] zelf zijn beschrijvingen gegeven van de verschillende betrokkenen. Uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken, dat hiermee de volgende personen worden bedoeld:
- [slachtoffer 1], de kale Pool/Pool met
gemillimeterd haar, wit shirt: [slachtoffer 1], hierna aangeduid als: [slachtoffer 1]
- [slachtoffer 3], de Pool met kort (donker)
haar, donker shirt [slachtoffer 3], aangeduid als: [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 2], de Pool met licht shirt, petje [slachtoffer 2], hierna aangeduid als: [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 4] [slachtoffer 4]
- [medeverdachte 1] [medeverdachte 1], hierna aangeduid als: [medeverdachte 1]
- [medeverdachte 2] [medeverdachte 2]
- [verdachte] [verdachte], aangeduid als: [verdachte]
- [medeverdachte 3], de collega van [medeverdachte 2] [medeverdachte 3]
- [medeverdachte 4] [medeverdachte 4]
- [medeverdachte 5], een vriend van de collega
van [medeverdachte 2]: [medeverdachte 5]
- [medeverdachte 6] [medeverdachte 6]
- [medeverdachte 7] [medeverdachte 7], hierna aangeduid als: [medeverdachte 7]
- [medeverdachte 8], bijgenaamd [medeverdachte 8] [medeverdachte 8], hierna aangeduid als: [medeverdachte 8]
- [betrokkene 1] [betrokkene 1]
- [betrokkene 2] [betrokkene 2]
- [betrokkene 3] [betrokkene 3], hierna genaamd: [betrokkene 3]
- [betrokkene 4], bijgenaamd [betrokkene 4] [betrokkene 4], hierna genaamd: [betrokkene 4]
- [betrokkene 5] [betrokkene 5]
- [betrokkene 6] [betrokkene 6]
- [betrokkene 7] [betrokkene 7]
Uit het dossier en ter terechtzitting is voorts gebleken dat waar in de verschillende verklaringen wordt gesproken over ‘(café) Arie’ hiermee wordt bedoeld: ‘café Victoria’ en waar gesproken wordt over ‘de Pietersteeg‘ - gezien de overzichtskaart van Woerden en de ligging van de steeg ten opzichte van Voorstraat en de Rijnstraat - wordt bedoeld: ‘de Berchsteeg’.
4.3.3. Algemeen
In café Victoria is het op 7 juni 2008 een gewone, drukke, zaterdagavond. In het café zitten vier Polen. Één van hen veroorzaakt wat problemen: een kale/gemillimeterde man met een wit shirt. Hij lijkt een meisje lastig te vallen. Één van de portiers waarschuwt hem en zijn Poolse metgezel van dat moment; als de man nadien doorgaat met lastigvallen van andere klanten verzoekt de portier de twee naar buiten te gaan . De vier Poolse mannen gaan naar buiten.
Ze drinken buiten nog even verder, één van de vier, het latere slachtoffer [slachtoffer 3], is behoorlijk dronken.
Buiten ontstaat een woordenwisseling met een meisje, [betrokkene 7]. Zij voelt zich door een uitlating van de kale Poolse man beledigd en schopt een van de Polen tegen zijn been.
Op het terras is na middernacht, dus inmiddels op 8 juni 2008, ook een groep aanwezig die ervoor op een feestje is geweest bij [medeverdachte 7]. Ook van die groep is er een aantal dat dronken of aangeschoten is.
Enkele Nederlanders vertellen het volgende over de aanleiding:
[medeverdachte 2] gaat tussen [betrokkene 7] en de Polen in staan. [medeverdachte 7] mengt zich daar ook in en stoot daarbij - volgens hem per ongeluk - bier uit de handen van de kale Pool,
[slachtoffer 1]. [medeverdachte 7] vraagt: “What’s the problem”, de kale Pool daagt uit tot “Fight, one to one”.
Eén van de Polen verklaart later dat sprake was van een soort omsingeling door Woerdenaren. Volgens twee Polen lopen zij, de Polen, weg, maar worden zij achtervolgd.
Zij maken geen melding van uitdagen door [slachtoffer 1].
De Woerdenaren en de Polen bewegen zich - of worden bewogen - naar de verkeerslichten, een tiental meters verwijderd van café Victoria, op de Utrechtsestraatweg, waar deze kruist met de Stationsstraat. Er volgt een vechtpartij.
Het incident Utrechtsestraatweg
Eén of meer Poolse mannen worden geduwd en/of getrokken.
Tenminste één Poolse man wordt geschopt, waardoor hij tegen de grond gaat. Dit gebeurt in ieder geval met [slachtoffer 2].
De kale Pool, [slachtoffer 1], krijgt een “vliegende trap” tegen zijn rug, waardoor hij voorover neervalt. [slachtoffer 3] wordt geslagen of geschopt, waardoor hij op de grond valt. Als hij op de grond ligt, wordt hij geschopt. De kale Pool wordt geslagen. Als hij op de grond ligt wordt hij getrapt tegen zijn lichaam. Hij wordt in ieder geval op zijn rug en bovenlichaam getrapt. Mogelijk wordt hij ook op het hoofd getrapt en tegen het hoofd geslagen.
Er werd door meerderen geslagen en/of geschopt naar de op de grond liggende Polen.
Vervolgens worden de vechtenden gescheiden door de baas van café Victoria ([naam]) en een van de beveiligers. Een Pool blijft even, buiten bewustzijn, liggen. Wanneer hij weer overeind komt is zijn hoofd fors bebloed.
De café-eigenaar en de portier dirigeren de vier Polen naar de kant van de Singel, terwijl de groep Woerdenaren terug gaat naar het terras en de stoep voor café Victoria. De Poolse groep maakt de indruk wraak te willen nemen.
Één van de Polen, [slachtoffer 3], loopt het water van de Singel in en wordt daar door zijn vrienden weer uit geholpen. Als gevolg van dit te water raken is een groot deel van het bloed dat de getuigen op [slachtoffer 3] hoofd zagen, afgespoeld.
Na dit incident lijken de Polen iets gekalmeerd en lopen ze richting Oostdam om daar linksaf te slaan naar het centrum. Een inmiddels gearriveerde politieauto rijdt mee.
Intussen loopt [medeverdachte 2] alleen vanaf de Utrechtsestraatweg in de richting van het centrum van Woerden. Onderweg heeft hij telefonisch contact met [medeverdachte 3] die zich op dat moment nog bij café Marketier in Woerden bevindt, in gezelschap van [medeverdachte 5]. Afgesproken wordt dat zij [medeverdachte 2] zullen ontmoeten bij snackbar Friendly’s, net om de hoek van de Voorstraat.
De groep Woerdenaren die ondertussen aan de linkerzijde van de Oostdam in de richting van het centrum loopt, bestaat onder meer uit [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [betrokkene 2] en daarachter [verdachte], [medeverdachte 6], [betrokkene 5] en [betrokkene 4]. Halverwege keert
[betrokkene 5] terug naar café Victoria.
Op dat moment loopt aan de overkant van de Oostdam de groep van vier Poolse mannen , daartussen rijdt een politieauto.
Op weg naar het centrum belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] om te zeggen dat de Poolse mannen zijn, [medeverdachte 2]’, richting op komen.
Nog voordat de Poolse mannen de Voorstraat bereiken ontmoeten [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] elkaar op de hoek van de Voorstraat met de Oostdam.
De politieauto rijdt vervolgens weg.
Daarna ontstaat er wederom een confrontatie tussen de Woerdense groep en de Poolse mannen.
Hoewel er sterke aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat de Woerdense groep op dat moment uit is op een nadere vechtpartij met de Poolse mannen, en dat er telefonisch contact is tussen de groep van [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] met de andere groep, is niet vast komen te staan dat er sprake is van een concreet en strategisch “plan van aanval”.
Volgens direct betrokkene [medeverdachte 2] wordt er vanuit de Poolse mannen gescholden in de richting van de Woerdense groep en lopen hij, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] naar de Polen toe, waarop de kale Poolse man zich uitdagend gedraagt. De Polen rennen de Voorstraat in en worden, eveneens rennend, gevolgd door [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] , direct gevolgd door in ieder geval [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [betrokkene 2].
In de Voorstraat splitsen de Poolse mannen zich op, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 4] rennen de eerste steeg aan de linkerzijde (naar de rechtbank begrijpt: de Berchsteeg) in, terwijl [slachtoffer 3] rechtdoor blijft lopen in de Voorstraat.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] volgen de Poolse mannen in de Berchsteeg.
[medeverdachte 1] loopt vervolgens rechtdoor de Voorstraat in, [slachtoffer 3] achterna.
Het incident Voorstraat
Op dat moment bevinden zich in de Voorstraat [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [betrokkene 2] en
[medeverdachte 5].
[medeverdachte 1] loopt rennend op [slachtoffer 3] af en slaat hem tegen zijn kaak met gebalde vuist.
[slachtoffer 3] valt achteruit op de grond.
[medeverdachte 1] loopt vervolgens [medeverdachte 2] en diens collega achterna, de steeg in.
[medeverdachte 5] loopt vervolgens naar [slachtoffer 3] die nog op de grond ligt.
Op dat moment wordt [slachtoffer 3] door [medeverdachte 5] met kracht met de hak van zijn schoen tegen het hoofd getrapt. [betrokkene 2] en [medeverdachte 4] lopen [medeverdachte 1] achterna de steeg in, gevolgd door [medeverdachte 5].
[slachtoffer 3] wordt alleen achtergelaten in de Voorstraat.
Intussen zijn de drie overige Polen via de Berchsteeg de Rijnstraat in gerend.
In de Rijnstraat zijn er gewelddadige handelingen verricht op verschillende plaatsen en het geweld verplaatst zich tot aan de Nieuwe Steeg.
Het incident Rijnstraat
In de Rijnstraat zijn in ieder geval aanwezig van de Polen: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en van de groep Woerdenaren: [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [medeverdachte 2], [medeverdachte 6], [medeverdachte 3], [betrokkene 1] en [medeverdachte 5].
In de Rijnstraat is [slachtoffer 1] gestruikeld en op de grond gevallen. Ook terwijl hij op de grond lag is hij geslagen en geschopt. Ook [slachtoffer 2] is op de grond gevallen, geschopt en geslagen in de Rijnstraat.
[medeverdachte 2] tackelt [slachtoffer 1] bij de shoarmazaak de Sphinx. De Pool komt op de grond terecht.
Nadat [slachtoffer 1] bij de shoarmazaak ten val is gekomen, gaat [medeverdachte 3] op hem zitten en geeft hij hem met gebalde vuist een paar klappen tegen zijn lichaam. [slachtoffer 1],
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] schoppen over en weer. [slachtoffer 1] wordt ongeveer tien keer in zijn gezicht geslagen.
[slachtoffer 1] wordt in de Rijnstraat in totaal vier keer aangevallen/gepakt door de groep die achter hem aan zit. Hij wordt niet alleen geslagen maar ook getrapt.
[verdachte] slaat hem met een helm terwijl hij op de grond ligt.
[slachtoffer 2] valt in de Rijnstraat door de klappen en schoppen van een stuk of zes personen.
De Polen vluchten na de gewelddadigheden in de Rijnstraat richting hun woning gelegen aan de Nieuwe Steeg.
Incident de Nieuwe Steeg
Bewoners van de Rijnstraat worden wakker van geschreeuw ‘die kankerpolen’ en zien een grote agressieve groep. De Polen vluchten hun woning in, maar ook dan houdt het geweld niet op.
In de Nieuwe Steeg trekken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] aan een paal van een verkeersbord en pakken de daardoor losgekomen stenen.
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] pakken de losgekomen stenen en gooien ermee tegen de gevel van het huis. Er worden ook stenen tegen de deur aangegooid.
[medeverdachte 3] schopt tegen de deur van de woning van de Polen .
[medeverdachte 3] pakt een fiets die geparkeerd staat op de Rijnstraat op en gooit deze tegen de deur van de woning aan.
Eerst als het woord ‘Politie’ wordt geschreeuwd, wordt het geweld gestaakt en vlucht de groep Woerdenaren weg.
[betrokkene 2] en [betrokkene 3] lopen intussen terug naar de Voorstraat om te kijken hoe het met de Poolse man is. Zij zien hem nog op straat liggen. Hij blijkt niet aanspreekbaar en hij wordt in een stabiele zijligging gelegd. Vervolgens bellen zij de politie, die kort na 02.40 uur ter plaatse komt. [slachtoffer 3] wordt per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis. Op 12 juni 2008 overlijdt [slachtoffer 3] aan uitval van hersenfuncties en verwikkelingen daarvan ten gevolge van heftig botsend geweld op het hoofd in de vorm van slaan, schoppen maar ook van vallen. Bij gedetailleerd onderzoek worden geen contusie-haarden gevonden, dat wil zeggen dat er geen sprake is van een coup-contrecoup letsel. Dit bevestigt de stelling dat geweldsuitwerking ten gevolge van een val minder waarschijnlijk lijkt.
4.3.4. De betrokkenheid van [verdachte]
Algemeen
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, te weten: het openlijk in vereniging plegen van geweld.
Volgens vaste jurisprudentie is van ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn.
De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
Die aanwezigheid kan echter door bijkomende omstandigheden een zodanige “lading” krijgen, dat de aanwezige als medepleger van het openlijke geweld moet worden aangemerkt. Daarbij kan worden gedacht aan louter verbale aanmoediging, maar ook aan een voortgezette aanwezigheid in een groep - terwijl distantiëren mogelijk is - nadat de groep mét deze dader eerder geweld heeft gepleegd. Dan is immers sprake van een welbewuste keuze om deel uit te maken van een groep die uit was op geweld.
Overweging ten aanzien van het ten laste gelegde feit
[verdachte] heeft met zijn helm een slaande beweging richting de Pool gemaakt en heeft met zijn helm de Pool op zijn arm geraakt. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat dit incident in de Berchsteeg heeft plaatsgevonden, waarna hij is weggelopen . Dit is echter in strijd met zijn verklaringen bij de politie. En eveneens strijdig met de verklaring van
[medeverdachte 2] die [verdachte] in de Rijnstraat heeft gezien. De Berchsteeg komt ook uit op de Rijnstraat en het geweld dat bij de Sphinx heeft plaatsgevonden is reeds aangevangen in de Berchsteeg, doch verplaatste zich naar de Rijnstraat.
Ook [medeverdachte 1] heeft bij de politie en ter zitting als getuige verklaard over het slaan met een helm. In het dossier bevinden zich voorts geen verklaringen van medeverdachten dat zij eveneens in het bezit van een helm zouden zijn. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij [verdachte] met een Pool op de grond heeft zien vechten op de Rijnstraat. [medeverdachte 6] heeft bij de politie verklaard dat hij [verdachte] in de Rijnstraat heeft gezien, dat hij werd belaagd door Polen en dat hij van zich af heeft geslagen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de Pool op het moment van het slaan met de helm op de grond lag, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat dit in de Rijnstraat ter hoogte van de Sphinx is geweest. De aanwezigheid van [verdachte] op de Rijnstraat wordt bevestigd door een verklaring van een bewoner van de Rijnstraat, die een Marokkaanse jongen met een helm voorop zag lopen in de Rijnstraat. De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat [verdachte] een getinte huidskleur heeft en uit de verklaringen van mede-verdachten en getuigen blijkt niet dat er nog een andere jongen was die een helm bij zich droeg.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat [verdachte] betrokken was bij het incident op de Rijnstraat en dat hij daaraan een substantiële bijdrage heeft geleverd door met een helm te slaan.
Voor zover [verdachte] een beroep op noodweer heeft willen doen (met zijn verklaring ter zitting dat de Poolse man in de steeg dreigend op hem af kwam en dat hij, terwijl hij van de man wegliep, met zijn helm achter zich sloeg, waarmee hij zich wilde verdedigen) wordt dit hierna, bij de strafbaarheid van het feit besproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte]
op 8 juni 2008 te Woerden, met anderen, op de openbare weg, de Rijnstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het
- tackelen, van die [slachtoffer 1] (waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen), en
- slaan met een helm, op de arm van die [slachtoffer 1] (waardoor die [slachtoffer 1] [nogmaals] op de grond is gevallen), en
- bovenop die [slachtoffer 1] gaan zitten en vervolgens meermalen, (met kracht) (met zijn vuisten) slaan op het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer 1], en
- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen, (met geschoeide voet[en]) schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1], en
- (met kracht) (in)slaan op het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en
- (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) (met kracht) (met geschoeide voet[en]) (in)schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. [verdachte] zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat de Poolse man in de steeg dreigend op hem af kwam en dat hij, terwijl hij van de man wegliep, met zijn helm achter zich sloeg, waarmee hij zichzelf heeft willen verdedigen.
De rechtbank oordeelt als volgt:
Om tot een geslaagd beroep op noodweer te komen dient te worden onderzocht: of het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding - waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Gedragingen van de verdachte voorafgaande aan de wederrechtelijk aanranding door het latere slachtoffer kunnen onder omstandigheden in de weg staan aan het slagen van een beroep op noodweer door de verdachte.
Dat zal in het algemeen het geval zijn indien de verdachte de situatie waarin hij zich moest verweren, de confrontatie, heeft opgezocht. Dat dit gebeurt naar aanleiding van provocatie maakt dit niet - zonder meer - anders. Toch kan ook dan een beroep op noodweer opgaan, bijvoorbeeld omdat een gevolgde confrontatie sterk verschilt van hetgeen de verdachte opzocht.
In concreto overweegt de rechtbank het volgende:
[verdachte] is vanaf café Victoria met de groep Woerdenaren richting centrum gelopen terwijl hij wist dat er op de Utrechsestraatweg was gevochten met de Polen en dat de Polen ook richting centrum gingen. Hij heeft voorts deel uitgemaakt van de groep die in de Berchsteeg/Rijnstraat geweldshandelingen jegens de Polen heeft gepleegd. Hij heeft zichzelf hiermee dus willens en wetens in een situatie begeven waar agressie te verwachten viel, en heeft dus zelf de confrontatie opgezocht.
Dat de Poolse man dreigend op hem af kwam, is niet van een zodanige aard dat dit de situatie wezenlijk veranderde. Niet aannemelijk is geworden - zelfs is niet gesteld - dat [verdachte] zich niet aan de situatie had kunnen onttrekken, terwijl hij dat wel had gemoeten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
5.2 De strafbaarheid van verdachte
[verdachte] is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 80 uur, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 40 dagen indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van het voorarrest, waarvan 40 uur voorwaardelijk, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 20 dagen indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte], zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 7 juni 2008 op
8 juni 2008. [verdachte] is bij het incident op de Rijnstraat aanwezig geweest, waarbij hij heeft deel uitgemaakt van de groep die gewelddadige handelingen heeft verricht. Hierbij is het echter niet gebleven, want [verdachte] heeft zelf ook geweldadige handelingen verricht, zoals hiervoor onder 4.3.4 overwogen.
Opgemerkt dient nog wel te worden dat één van de Poolse mannen, [slachtoffer 1], in eerste instantie de vechtpartij heeft uitgelokt en op meerdere momenten terug is gekomen om te vechten, terwijl hij ook weg had kunnen lopen. Dit doet echter niet af aan het feit dat ook de Woerdenaren hadden kunnen weglopen.
Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme invloed op de samenleving in het algemeen en heeft in het bijzonder een behoorlijke impact gehad op de hechte gemeenschap Woerden, hetgeen ook wel blijkt uit de media-aandacht. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren al veel dodelijke slachtoffers gemaakt. Helaas was dit ook in Woerden op 8 juni 2008 het geval. Dit laatste weegt echter, zoals hiervoor onder 4.3.1 overwogen, niet mee bij het bepalen van de strafmaat.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende.
Ten voordele van [verdachte] weegt de rechtbank mee:
- zijn jeugdige leeftijd;
- de inhoud van een [verdachte] betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
8 september 2009, waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
- zijn geringe aandeel;
- de inhoud van het Rapport raadsonderzoek strafzaken Meervoudige Kamer door de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 8 september 2009, waaruit blijkt dat hij deels verantwoordelijkheid neemt voor wat er is gebeurd.
De Raad voor de Kinderbescherming maakt zich desalniettemin zorgen over [verdachte] gezien zijn belaste voorgeschiedenis met een aantal ingrijpende gebeurtenissen. Zowel [verdachte] als zijn moeder geven echter aan geen problemen te ervaren;
- dat deze zaak veel media-aandacht heeft ondervonden en
- dat de feiten zich anderhalf jaar geleden hebben afgespeeld, waardoor [verdachte] - die enkele dagen in verzekering heeft doorgebracht - al die tijd in onzekerheid heeft verkeerd omtrent zijn mogelijke strafvervolging.
Alles afwegend en bezien in verhouding tot de straffen die de rechtbank aan de medeverdachten in deze zaak oplegt, komt de rechtbank tot het oordeel dat een werkstraf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van [verdachte].
Aan [verdachte] zal dan ook worden opgelegd een werkstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 dagen indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt [verdachte] vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt [verdachte] tot een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter mr. M.J. Grapperhaus en mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
23 november 2009.