ECLI:NL:RBUTR:2009:BK4140

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-511618-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging tijdens uitgaansgeweld in Woerden

In de nacht van 7 op 8 juni 2008 vond in Woerden een gewelddadig incident plaats tussen een groep lokale jongeren en een groep Poolse mannen. De verdachte, die betrokken was bij deze vechtpartij, werd op 23 november 2009 door de Rechtbank Utrecht veroordeeld voor openlijk geweld in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, openlijk geweld had gepleegd tegen meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze straf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact ervan op de gemeenschap, maar hield ook rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere schone strafblad. De zaak kreeg veel media-aandacht en de rechtbank concludeerde dat de verdachte een substantiële bijdrage had geleverd aan het geweld, maar sprak hem vrij van een derde feit dat hem ten laste was gelegd. De uitspraak werd gedaan in het kader van het jeugdstrafrecht, waarbij de rechtbank de omstandigheden van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/511618-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. P.G.M. Lodder, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 oktober 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 9 november 2009.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De wijziging houdt in dat in de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 “8 juli 2008” is gewijzigd in
“8 juni 2008”.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte]:
feit 1: op de Utrechtsestraatweg openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3];
feit 2: op de Rijnstraat openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3];
feit 3: op de Nieuwe Steeg openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging op de Utrechtsestraatweg en op de Rijnstraat.
Zij baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Voor de ten laste gelegde openlijke geweldpleging op de Nieuwe Steeg heeft de officier van justitie tot vrijspraak gerequireerd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen voor openlijke geweldpleging op de Utrechtsestraatweg en op de Rijnstraat, maar beperkt de bewezenverklaring ten aanzien van feit 2 tot het slaan op het lichaam. Ten aanzien van openlijke geweldpleging op de Nieuwe Steeg stelt de verdediging zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen nu daarvoor geen wettig bewijs is.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Inleiding
In de nacht van 7 juni 2008 op 8 juni 2008 hebben in Woerden op verschillende locaties vechtpartijen plaatsgevonden tussen een groep Poolse mannen en een groep Woerdense jongeren. Eén van de Poolse mannen, [slachtoffer 1], is enkele dagen later overleden. De politie heeft een grootschalig onderzoek ingesteld om te achterhalen wat er zich die avond precies heeft afgespeeld. Uit het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen die betrokken zouden zijn geweest bij de verschillende gebeurtenissen van die avond.
Voor de volledigheid en gezien de onderlinge samenhang, zal de rechtbank de verschillende gebeurtenissen van die avond beschrijven, in het bijzonder de afzonderlijke incidenten op de Utrechtsestraatweg, de Voorstraat, de Rijnstraat/Berchsteeg en de Rijnstraat/Nieuwe Steeg. Wat betreft die samenhang is van belang dat een aantal opeenvolgende gebeurtenissen uiteindelijk heeft geresulteerd in de dood van [slachtoffer 1], zonder dat kon worden vastgesteld welk toegepast geweld de doodsoorzaak was (of oorzaak was van het letsel van de overige Polen) en dat de reeks van gebeurtenissen in de Woerdense samenleving opschudding heeft veroorzaakt. De rechtbank is zich er van bewust dat van [verdachte] maar een deel van deze gebeurtenissen wordt verweten. Bij de uiteindelijke beoordeling van hetgeen aan [verdachte] ten laste is gelegd, zal de rechtbank zich dan ook tot dat deel beperken.
4.3.2. Betrokkenen
In de verklaringen van de aangevers, getuigen, medeverdachten en [verdachte] zelf zijn beschrijvingen gegeven van de verschillende betrokkenen. Uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken, dat hiermee de volgende personen worden bedoeld:
- [slachtoffer 2], de kale Pool/Pool met
gemillimeterd haar, wit shirt: [slachtoffer 2], hierna aangeduid als: [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 1], de Pool met kort (donker) haar, donker shirt [slachtoffer 1], aangeduid als: [slachtoffer 1]
- [slachtoffer 3], de Pool met licht shirt, petje [slachtoffer 3], hierna aangeduid als: [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 4] [slachtoffer 4]
- [medeverdachte 1] [medeverdachte 1], hierna aangeduid als: [medeverdachte 1]
- [medeverdachte 2] [medeverdachte 2]
- [medeverdachte 3] [medeverdachte 3], aangeduid als: [medeverdachte 3]
- [medeverdachte 4], de collega van [medeverdachte 2] [medeverdachte 4]
- [medeverdachte 5] [medeverdachte 5]
- [medeverdachte 6], een vriend van de collega
van [medeverdachte 2]: [medeverdachte 6]
- [verdachte]
- [medeverdachte 7] [medeverdachte 7], hierna aangeduid als: [medeverdachte 7]
- [medeverdachte 8], bijgenaamd[medeverdachte 8] [medeverdachte 8], hierna aangeduid als: [medeverdachte 8]
- [betrokkene 1] [betrokkene 1]
- [betrokkene 2] [betrokkene 2]
- [betrokkene 3] [betrokkene 3], hierna genaamd: [betrokkene 3]
- [betrokkene 4], bijgenaamd [betrokkene 4] [betrokkene 4], hierna genaamd: [betrokkene 4]
- [betrokkene 5] [betrokkene 5]
- [betrokkene 6] [betrokkene 6]
- [betrokkene 7] [betrokkene 7]
Uit het dossier en ter terechtzitting is voorts gebleken dat waar in de verschillende verklaringen wordt gesproken over ‘(café) Arie’ hiermee wordt bedoeld: ‘café Victoria’ en waar gesproken wordt over ‘de Pietersteeg‘ - gezien de overzichtskaart van Woerden en de ligging van de steeg ten opzichte van Voorstraat en de Rijnstraat - wordt bedoeld: ‘de Berchsteeg’.
4.3.3. Algemeen
In café Victoria is het op 7 juni 2008 een gewone, drukke, zaterdagavond. In het café zitten vier Polen. Één van hen veroorzaakt wat problemen: een kale/gemillimeterde man met een wit shirt. Hij lijkt een meisje lastig te vallen. Één van de portiers waarschuwt hem en zijn Poolse metgezel van dat moment; als de man nadien doorgaat met lastigvallen van andere klanten verzoekt de portier de twee naar buiten te gaan . De vier Poolse mannen gaan naar buiten.
Ze drinken buiten nog even verder, één van de vier, het latere slachtoffer [slachtoffer 1], is behoorlijk dronken.
Buiten ontstaat een woordenwisseling met een meisje, [betrokkene 7]. Zij voelt zich door een uitlating van de kale Poolse man beledigd en schopt een van de Polen tegen zijn been.
Op het terras is na middernacht, dus inmiddels op 8 juni 2008, ook een groep aanwezig die ervoor op een feestje is geweest bij [medeverdachte 7]. Ook van die groep is er een aantal dat dronken of aangeschoten is.
Enkele Nederlanders vertellen het volgende over de aanleiding:
[medeverdachte 2] gaat tussen [betrokkene 7] en de Polen in staan. [medeverdachte 7] mengt zich daar ook in en stoot daarbij - volgens hem per ongeluk - bier uit de handen van de kale Pool,
[slachtoffer 2]. [medeverdachte 7] vraagt: “What’s the problem”, de kale Pool daagt uit tot “Fight, one to one”.
Eén van de Polen verklaart later dat sprake was van een soort omsingeling door Woerdenaren. Volgens twee Polen lopen zij, de Polen, weg, maar worden zij achtervolgd.
Zij maken geen melding van uitdagen door [slachtoffer 2].
De Woerdenaren en de Polen bewegen zich - of worden bewogen - naar de verkeerslichten, een tiental meters verwijderd van café Victoria, op de Utrechtsestraatweg, waar deze kruist met de Stationsstraat. Er volgt een vechtpartij.
Het incident Utrechtsestraatweg
Eén of meer Poolse mannen worden geduwd en/of getrokken.
Tenminste één Poolse man wordt geschopt, waardoor hij tegen de grond gaat. Dit gebeurt in ieder geval met [slachtoffer 3].
De kale Pool, [slachtoffer 2], krijgt een “vliegende trap” tegen zijn rug, waardoor hij voorover neervalt. [slachtoffer 1] wordt geslagen of geschopt, waardoor hij op de grond valt. Als hij op de grond ligt, wordt hij geschopt. De kale Pool wordt geslagen. Als hij op de grond ligt wordt hij getrapt tegen zijn lichaam. Hij wordt in ieder geval op zijn rug en bovenlichaam getrapt. Mogelijk wordt hij ook op het hoofd getrapt en tegen het hoofd geslagen.
Er werd door meerderen geslagen en/of geschopt naar de op de grond liggende Polen.
Vervolgens worden de vechtenden gescheiden door de baas van café Victoria [naam]) en een van de beveiligers. Een Pool blijft even, buiten bewustzijn, liggen. Wanneer hij weer overeind komt is zijn hoofd fors bebloed.
De café-eigenaar en de portier dirigeren de vier Polen naar de kant van de Singel, terwijl de groep Woerdenaren terug gaat naar het terras en de stoep voor café Victoria. De Poolse groep maakt de indruk wraak te willen nemen.
Één van de Polen, [slachtoffer 1], loopt het water van de Singel in en wordt daar door zijn vrienden weer uit geholpen. Als gevolg van dit te water raken is een groot deel van het bloed dat de getuigen op [slachtoffer 1] hoofd zagen, afgespoeld.
Na dit incident lijken de Polen iets gekalmeerd en lopen ze richting Oostdam om daar linksaf te slaan naar het centrum. Een inmiddels gearriveerde politieauto rijdt mee.
Intussen loopt [medeverdachte 2] alleen vanaf de Utrechtsestraatweg in de richting van het centrum van Woerden. Onderweg heeft hij telefonisch contact met [medeverdachte 4] die zich op dat moment nog bij café Marketier in Woerden bevindt, in gezelschap van [medeverdachte 6]. Afgesproken wordt dat zij [medeverdachte 2] zullen ontmoeten bij snackbar Friendly’s, net om de hoek van de Voorstraat.
De groep Woerdenaren die ondertussen aan de linkerzijde van de Oostdam in de richting van het centrum loopt, bestaat onder meer uit [medeverdachte 1], [medeverdachte 5], [betrokkene 2] en daarachter [medeverdachte 3], [verdachte], [betrokkene 5] en [betrokkene 4]. Halverwege keert
[betrokkene 5] terug naar café Victoria.
Op dat moment loopt aan de overkant van de Oostdam de groep van vier Poolse mannen , daartussen rijdt een politieauto.
Op weg naar het centrum belt [medeverdachte 5] naar [medeverdachte 2] om te zeggen dat de Poolse mannen zijn, Versluis’, richting op komen.
Nog voordat de Poolse mannen de Voorstraat bereiken ontmoeten [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] elkaar op de hoek van de Voorstraat met de Oostdam.
De politieauto rijdt vervolgens weg.
Daarna ontstaat er wederom een confrontatie tussen de Woerdense groep en de Poolse mannen.
Hoewel er sterke aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat de Woerdense groep op dat moment uit is op een nadere vechtpartij met de Poolse mannen, en dat er telefonisch contact is tussen de groep van [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] met de andere groep, is niet vast komen te staan dat er sprake is van een concreet en strategisch “plan van aanval”.
Volgens direct betrokkene [medeverdachte 2] wordt er vanuit de Poolse mannen gescholden in de richting van de Woerdense groep en lopen hij, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] naar de Polen toe, waarop de kale Poolse man zich uitdagend gedraagt. De Polen rennen de Voorstraat in en worden, eveneens rennend, gevolgd door [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] , direct gevolgd door in ieder geval [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [betrokkene 2].
In de Voorstraat splitsen de Poolse mannen zich op, [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] rennen de eerste steeg aan de linkerzijde (naar de rechtbank begrijpt: de Berchsteeg) in, terwijl [slachtoffer 1] rechtdoor blijft lopen in de Voorstraat.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] volgen de Poolse mannen in de Berchsteeg.
[medeverdachte 1] loopt vervolgens rechtdoor de Voorstraat in, [slachtoffer 1] achterna.
Het incident Voorstraat
Op dat moment bevinden zich in de Voorstraat [medeverdachte 1], [medeverdachte 5], [betrokkene 2] en
[medeverdachte 6].
[medeverdachte 1] loopt rennend op [slachtoffer 1] af en slaat hem tegen zijn kaak met gebalde vuist.
[slachtoffer 1] valt achteruit op de grond.
[medeverdachte 1] loopt vervolgens [medeverdachte 2] en diens collega achterna, de steeg in.
[medeverdachte 6] loopt vervolgens naar [slachtoffer 1] die nog op de grond ligt. Op dat moment wordt
[slachtoffer 1] door [medeverdachte 6] met kracht met de hak van zijn schoen tegen het hoofd getrapt.
[betrokkene 2] en [medeverdachte 5] lopen [medeverdachte 1] achterna de steeg in, gevolgd door [medeverdachte 6].
[slachtoffer 1] wordt alleen achtergelaten in de Voorstraat.
Intussen zijn de drie overige Polen via de Berchsteeg de Rijnstraat in gerend.
In de Rijnstraat zijn er gewelddadige handelingen verricht op verschillende plaatsen en het geweld verplaatst zich tot aan de Nieuwe Steeg.
Het incident Rijnstraat
In de Rijnstraat zijn in ieder geval aanwezig van de Polen: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], en van de groep Woerdenaren: [medeverdachte 1], [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 4], [betrokkene 1] en [medeverdachte 6].
In de Rijnstraat is [slachtoffer 2] gestruikeld en op de grond gevallen. Ook terwijl hij op de grond lag is hij geslagen en geschopt. Ook [slachtoffer 3] is op de grond gevallen, geschopt en geslagen in de Rijnstraat.
[medeverdachte 2] tackelt [slachtoffer 2] bij de shoarmazaak de Sphinx. De Pool komt op de grond terecht.
Nadat [slachtoffer 2] bij de shoarmazaak ten val is gekomen, gaat [medeverdachte 4] op hem zitten en geeft hij hem met gebalde vuist een paar klappen tegen zijn lichaam. [slachtoffer 2],
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] schoppen over en weer. [slachtoffer 2] wordt ongeveer tien keer in zijn gezicht geslagen.
[slachtoffer 2] wordt in de Rijnstraat in totaal vier keer aangevallen/gepakt door de groep die achter hem aan zit. Hij wordt niet alleen geslagen maar ook getrapt.
[medeverdachte 3] slaat hem met een helm terwijl hij op de grond ligt.
[slachtoffer 3] valt in de Rijnstraat door de klappen en schoppen van een stuk of zes personen.
De Polen vluchten na de gewelddadigheden in de Rijnstraat richting hun woning gelegen aan de Nieuwe Steeg.
Incident de Nieuwe Steeg
Bewoners van de Rijnstraat worden wakker van geschreeuw ‘die kankerpolen’ en zien een grote agressieve groep. De Polen vluchten hun woning in, maar ook dan houdt het geweld niet op.
In de Nieuwe Steeg trekken [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] aan een paal van een verkeersbord en pakken de daardoor losgekomen stenen.
[medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] pakken de losgekomen stenen en gooien ermee tegen de gevel van het huis. Er worden ook stenen tegen de deur aangegooid.
[medeverdachte 4] schopt tegen de deur van de woning van de Polen .
[medeverdachte 4] pakt een fiets die geparkeerd staat op de Rijnstraat op en gooit deze tegen de deur van de woning aan.
Eerst als het woord ‘Politie’ wordt geschreeuwd, wordt het geweld gestaakt en vlucht de groep Woerdenaren weg.
[betrokkene 2] en [betrokkene 3] lopen intussen terug naar de Voorstraat om te kijken hoe het met de Poolse man is. Zij zien hem nog op straat liggen. Hij blijkt niet aanspreekbaar en hij wordt in een stabiele zijligging gelegd. Vervolgens bellen zij de politie, die kort na 02.40 uur ter plaatse komt. [slachtoffer 1] wordt per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis. Op 12 juni 2008 overlijdt [slachtoffer 1] aan uitval van hersenfuncties en verwikkelingen daarvan ten gevolge van heftig botsend geweld op het hoofd in de vorm van slaan, schoppen maar ook van vallen. Bij gedetailleerd onderzoek worden geen contusie-haarden gevonden, dat wil zeggen dat er geen sprake is van een coup-contrecoup letsel. Dit bevestigt de stelling dat geweldsuitwerking ten gevolge van een val minder waarschijnlijk lijkt.
4.3.4. De betrokkenheid van [verdachte]
Algemeen
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, te weten: het openlijk in vereniging plegen van geweld.
Volgens vaste jurisprudentie is van ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn.
De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
Die aanwezigheid kan echter door bijkomende omstandigheden een zodanige “lading” krijgen, dat de aanwezige als medepleger van het openlijke geweld moet worden aangemerkt. Daarbij kan worden gedacht aan louter verbale aanmoediging, maar ook aan een voortgezette aanwezigheid in een groep - terwijl distantiëren mogelijk is - nadat de groep mét deze dader eerder geweld heeft gepleegd. Dan is immers sprake van een welbewuste keuze om deel uit te maken van een groep die uit was op geweld.
Overweging ten aanzien van feit 1
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat, toen [medeverdachte 2] tussen de ruzie tussen de kale Pool en het meisje kwam, een groep naar de Utrechtsestraatweg liep.
[verdachte] liep mee omdat zijn vrienden betrokken waren en omdat hij wilde zien wat er ging gebeuren. Onderweg was er een woordenwisseling, waarbij [medeverdachte 1] een duw kreeg.
Vervolgens volgde een grote vechtpartij tussen Woerdenaren en Polen, waarbij mogelijk wel dertig mensen betrokken waren.
[verdachte] verklaart voorts dat hij met [medeverdachte 1] geduwd werd en dat hij, toen de Poolse man en [medeverdachte 1] gingen vechten, hij zijn vriend [medeverdachte 1] geholpen heeft.
Daarbij heeft hij, aldus [verdachte], een Pool geslagen met zijn vuisten (als hij bij de politie heeft verklaard over twee Polen, zou dat ook kunnen).
[verdachte] heeft een Pool zien neergaan, maar heeft zich direct daarop uit het gebeuren teruggetrokken en heeft dus niet geslagen toen de Polen op de grond lagen.
[verdachte] heeft voorts verklaard dat hij niet geschopt heeft. Als anderen anders verklaren, zou dat kunnen komen, omdat hij een zogenaamde sprongslag heeft gegeven (dat is slaan tijdens springen, dus terwijl je met benen van de grond komt).
Na die slag is, nog steeds volgens [verdachte], de geraakte Pool niet gevallen, hij wankelde alleen.
Bij de stukken bevinden zich verklaringen van [verdachte] bij de politie, onder meer:
- dat hij geraakt werd door een Pool die [medeverdachte 1] probeerde te raken;
- dat hij een of twee Polen op het bovenlichaam en hoofd heeft geraakt met zijn linkervuist; - dat hij hen vijf of zes keer geraakt heeft, dat hij toen geen bloed zag (later, na de vechtpartij wel);
- dat hij op de Utrechtsestraatweg twee of drie klappen heeft gegeven, op het bovenlichaam en hoofd, en dat hij een soort van sprongslag heeft gegeven, waarbij hij met beide benen van de grond kwam.
In het dossier bevinden zich verklaringen van anderen over de rol van [verdachte], onder meer:
- dat hij een Pool heeft geschopt;
- dat hij klappen heeft uitgedeeld;
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] betrokken was bij het incident op de Utrechtsestraatweg en dat hij daaraan een substantiële bijdrage heeft geleverd:
Op grond van zijn eigen verklaring ter zitting en bij de politie en de hiervoor genoemde getuigenverklaringen is bewezen dat [verdachte] aandeel in de openlijke geweldpleging bestond uit het slaan (met de vuist) van een of twee van de Poolse mannen, in totaal vijf of zes maal. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] ook heeft geschopt.
Weliswaar bevinden zich daarover twee verklaringen in het dossier, maar de rechtbank acht niet uitgesloten dat de “sprongslag” die [verdachte] beschrijft door anderen is gezien als een schop.
Overweging ten aanzien van feit 2
[verdachte] heeft deel uitgemaakt van de groep Woerdenaren in de Rijnstraat. Hij heeft een klap gegeven aan [slachtoffer 2] ter hoogte van de Zeeman. [verdachte] kan zelf niet goed een verklaring geven waarom hij is meegelopen met de groep, maar geeft aan dat dit toch wel was om mee te vechten. Uit de verklaring van [betrokkene 4] bij de politie afgelegd, blijkt dat nadat hij geschreeuw hoorde van één van de Polen vanaf de heuvel op de Rijnstraat, hij zag dat iedereen van de groep zich keerde en weer de Rijnstraat in rende en dat ook [verdachte] er achteraan rende.
[betrokkene 4] verklaart dat hij wel dacht dat het vechten zou gaan worden. Hieruit concludeert de rechtbank dat [verdachte] actief het geweld heeft opgezocht en is meegerend met de groep en ook een aandeel in het geweld heeft gehad, hetgeen resulteert in een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging op de Rijnstraat.
Overweging ten aanzien van feit 3
[verdachte] heeft verklaard dat hij niet met de groep Woerdenaren is meegegaan tot het huis van de Polen, maar dat hij op de Rijnstraat ter hoogte van de Gall&Gall terug is gelopen richting het Kerkplein. In het dossier bevindt zich een verklaring waarin [verdachte] wordt genoemd als zijnde aanwezig op de Nieuwe Steeg en een verklaring dat hij ook stenen gooit . Deze verklaringen worden niet bevestigd door andere verklaringen en staan op zichzelf. De eerstgenoemde verklaring is van een getuige die zelf twijfel uitspreekt over hetgeen hij verklaart. De verklaring van [medeverdachte 1] is niet specifiek over de aanwezigheid van [verdachte] bij het incident op de Nieuwe Steeg.
Ten slotte acht de rechtbank van belang dat [verdachte] zijn eigen rol wat de overige feiten betreft beslist niet bagatelliseert. Daarom is zijn verklaring met betrekking tot dit incident geloofwaardig.
De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging dat [verdachte] een aandeel heeft gehad bij het geweld hier en zal [verdachte] vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte]
1.
op 08 juni 2008 te Woerden, met anderen, op de openbare weg, de Utrechtsestraatweg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het meermalen althans eenmaal (met kracht)
- (weg)duwen en/of trekken van/aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en
- (met gebalde vuisten) slaan en/of stompen in/op/tegen de borst en/of de buik en/of het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) of
- schoppen in/tegen de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is/zijn gevallen) en
- schoppen in/tegen de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (waardoor die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op de grond zijn gevallen)
en terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op de grond lagen
- (met gebalde vuisten) slaan in het gezicht, althans op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- (met geschoeide voet[en]) trappen/schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3].
2.
op 8 juni 2008 te Woerden, met anderen, op de openbare weg, de Rijnstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het
- tackelen, van die [slachtoffer 2] (waardoor die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen), en
- slaan met een helm, op de arm van die [slachtoffer 2] (waardoor die [slachtoffer 2] [nogmaals] op de grond is gevallen), en
- bovenop die [slachtoffer 2] gaan zitten en vervolgens meermalen, (met kracht) (met zijn vuisten) slaan op het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer 2], en
- (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) meermalen, (met geschoeide voet[en]) schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2], en
- (met kracht) (in)slaan op het lichaam van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], en
- (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) (met kracht) (met geschoeide voet[en]) (in)schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. [verdachte] zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 en 2: telkens, openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
5.2 De strafbaarheid van [verdachte]
[verdachte] is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan [verdachte] op te leggen jeugddetentie voor de duur van 2 weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 40 dagen indien deze straf niet naar behoren wordt verricht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte], zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 7 juni 2008 op
8 juni 2008. [verdachte] is bij de incidenten op de Utrechtsestraatweg en de Rijnstraat aanwezig geweest, waarbij hij heeft deel uitgemaakt van de groep die gewelddadige handelingen heeft verricht. Hij is ook achter de Polen aangerend. Hierbij is het echter niet gebleven, want [verdachte] heeft zelf ook geweldadige handelingen verricht zoals hiervoor onder 4.3.4 is overwogen.
Opgemerkt dient nog wel te worden dat één van de Poolse mannen, [slachtoffer 2], in eerste instantie de vechtpartij heeft uitgelokt en op meerdere momenten terug is gekomen om te vechten, terwijl hij ook weg had kunnen lopen. Dit doet echter niet af aan het feit dat ook de Woerdenaren hadden kunnen weglopen.
Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme invloed op de samenleving in het algemeen en heeft in het bijzonder een behoorlijke impact gehad op de hechte gemeenschap Woerden, hetgeen ook wel blijkt uit de media-aandacht. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren al veel dodelijke slachtoffers gemaakt. Helaas was dit ook in Woerden op 8 juni 2008 het geval. Dit laatste weegt echter, zoals hiervoor onder 4.3.1 overwogen, niet mee bij het bepalen van de strafmaat.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende.
Ten nadele van [verdachte] weegt de rechtbank mee dat drankgebruik van invloed is geweest op de onderhavige delicten en dat [verdachte], met name op de Utrechtsestraatweg, fors geweld heeft gebruikt.
Ten voordele van [verdachte] weegt de rechtbank mee:
- zijn jeugdige leeftijd;
- de inhoud van een [verdachte] betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
8 september 2009, waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
- de inhoud van het Rapport raadsonderzoek strafzaken Meervoudige Kamer door de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 5 oktober 2009, waaruit blijkt dat het gebeuren veel impact heeft gehad op [verdachte] en dat hij spijt heeft dat hij bij de delicten betrokken is geweest. Er zijn geen aanwijzingen voor onderliggende problemen en/of stoornissen die [verdachte] mogelijk in zijn ontwikkeling bedreigen;
- dat deze zaak veel media-aandacht heeft ondervonden en
- dat de feiten zich anderhalf jaar geleden hebben afgespeeld, waardoor [verdachte] - die enkele dagen in verzekering heeft doorgebracht - al die tijd in onzekerheid heeft verkeerd omtrent zijn mogelijke strafvervolging.
Alles afwegend en bezien in verhouding tot de straffen die de rechtbank aan de medeverdachten in deze zaak oplegt, komt de rechtbank tot het oordeel dat een werkstraf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van [verdachte].
Aan [verdachte] zal dan ook worden opgelegd een werkstraf voor de duur van 100 uur, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 50 dagen indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt [verdachte] vrij van het onder feit 3 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt [verdachte] vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 en 2: telkens, openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt [verdachte] tot een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien [verdachte] de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter mr. M.J. Grapperhaus en mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
23 november 2009.