Gezamenlijke huishouding
Op 16 maart 2005 bericht wijkagent [verbalisant] de Gemeente [plaats] dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] sinds enkele jaren samenwonen op het adres [adres] te [woonplaats]. Dezelfde wijkagent maakt op respectievelijk 30 augustus 2006 en 3 april 2007 een proces-verbaal op, inhoudende dat verdachte permanent dan wel met grote regelmaat in de woning van medeverdachte [medeverdachte] verblijft.
Niet alleen de wijkagent, maar ook buurtbewoners melden meerdere malen (anoniem) dat verdachte en medeverdachte samenwonen in de woning van medeverdachte [medeverdachte].
Deze meldingen worden ondersteund door de volgende redengevende feiten en omstandigheden:
- Gedurende de periode van 22 november 2002 tot en met 23 februari 2007 hebben diverse mutaties plaatsgevonden op het adres van medeverdachte [medeverdachte]. In een groot aantal van deze mutaties wordt melding gemaakt van het feit dat verdachte zich in en om de woning van medeverdachte [medeverdachte] bevindt.
- Verdachte bevindt zich niet alleen met grote regelmaat in de woning van medeverdachte [medeverdachte], maar hij geeft ook veelvuldig aan dat hij woonachtig is op het adres van deze woning. Zo geeft hij op 28 juni 2004, bij het doen van aangifte van vernieling, het adres in [woonplaats] op en verklaart vervolgens tegen de politie over het incident “bij mij aan de wagen”.
- Niet alleen bij de politie, maar ook bij zijn werkgevers maakt verdachte - naast het adres van zijn moeder waar hij officieel staat ingeschreven - veelvuldig gebruik van het adres van medeverdachte [medeverdachte]. Zo blijkt uit het dossier dat verdachte voornoemd adres telkens weer noemt bij ziekmeldingen als verpleeg- en bezoekadres. Verdachte ontvangt een vergoeding voor de reiskosten die hij heeft gemaakt naar [woonplaats] en geeft het adres van medeverdachte [medeverdachte] op als zijn woon/postadres. Verdachte ontvangt post van zijn werkgevers, zoals salarisspecificaties en ontslagbevestigingen, niet alleen op het adres van zijn moeder, maar ook op het adres van medeverdachte [medeverdachte]. Voorts heeft hij bij een werkgever aangegeven dat hij samenwonend is.
- Met betrekking tot het ontvangen van post heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat
hij zijn post grotendeels op het adres [adres] en later in zijn postbus in [plaats] heeft ontvangen. Hij heeft dit zo geregeld omdat het voorkwam dat zijn moeder zijn post opende, aldus verdachte. Verdachte had naar eigen zeggen niet altijd gelegenheid om zijn post op te halen bij zijn moeder. Bovendien kostte het veel tijd als zijn moeder zijn post telkens weer naar hem toe moest zenden. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk.
- Ook feitelijk blijkt een nauwe verwevenheid in het doen en laten van verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Zo heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte] heeft verzorgd toen zij in 2004 een herseninfarct kreeg en dat zij omgekeerd, als hij ziek was, voor hem zorgde. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij twee tot vijf keer per week naar medeverdachte [medeverdachte] gaat. Hij en medeverdachte [medeverdachte] koken om beurten en eten daarna samen met de kinderen.
Verdachte doet samen met de dochter van medeverdachte [medeverdachte] boodschappen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte] beiden hun eigen boodschappen betalen, gebruiken zij ook van elkaars boodschappen. Tot slot doet de dochter van medeverdachte [medeverdachte] de was van verdachte.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte in de periode van oktober 2002 tot heden heeft samengewoond met medeverdachte aan de [adres] te [woonplaats] en met haar een duurzame gezamenlijke huishouding heeft gevoerd.
De verklaringen van medeverdachte en verdachte, dat verdachte in huis kwam vanwege overlast door de buren maar dat zij niet samenwoonden, wat daarvan ook zij, maken dit oordeel niet anders. Ook wanneer een duurzame gezamenlijke huishouding om reden van beveiliging wordt gevoerd, is er van een dergelijke huishouding sprake en dient de uitkeringsgerechtigde dit door te geven aan de sociale dienst.