ECLI:NL:RBUTR:2009:BK3850

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
262752 / FA RK 09-946
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en verdeling kosten tussen ouders en stiefouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 november 2009 uitspraak gedaan over de wijziging van de kinderalimentatie in het kader van de zorg voor het minderjarige kind van partijen, [kind 1]. De man, verzoeker in deze procedure, heeft verzocht om de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] te verlagen, met het argument dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de eerdere beschikking van 19 december 2007. De vrouw, verweerster, heeft zich hiertegen verzet en aangevoerd dat de behoefte van [kind 1] is toegenomen en dat de man op de hoogte was van haar hertrouw, wat invloed heeft op de onderhoudsplicht van de stiefouder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in zijn verzoek kan worden ontvangen, omdat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder de hertrouw van de vrouw en de werkstatus van [kind 1].

De rechtbank heeft de behoeftigheid van [kind 1] vastgesteld op € 472,53 per maand, en de draagkracht van zowel de man als de vrouw beoordeeld. De man heeft een beschikbare draagkrachtruimte van € 2.137,-- per maand, terwijl de vrouw een draagkrachtruimte van € 491,-- per maand heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten van [kind 1] voor 75% ten laste van de man komen en voor 25% ten laste van de vrouw, wat resulteert in een maandelijkse bijdrage van € 354,-- van de man. De ingangsdatum van deze wijziging is vastgesteld op 1 december 2009, en de eerdere beschikking van 19 december 2007 blijft voor het overige gehandhaafd. De rechtbank heeft de proceskosten voor beide partijen op eigen rekening gelegd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 262752 / FA RK 09-946
wijziging kinderalimentatie
Beschikking van 18 november 2009
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna: de man,
advocaat: mr. M.M. Weijand,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna: de vrouw,
advocaat mr. J. van Andel.
1. Verloop van de procedure
De man heeft ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend.
De vrouw heeft een verweerschrift ingediend.
Er zijn van de zijde van partijen nader stukken ontvangen.
De minderjarige [kind 1] is op 4 augustus 2009 door de rechter gehoord.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 5 augustus 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de nadien door beide partijen ingediende stukken, te weten de brieven d.d. 12 en 26 augustus 2009 met productie(s) van mr. M.M. Weijand en de brief d.d. 13 augustus 2009 met producties alsmede het faxbericht d.d. 26 augustus 2009 van mr. J. van Andel.
2. Vaststaande feiten
2.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Tussen hen is de echtscheiding uitgesproken door deze rechtbank bij beschikking van 7 februari 1996. Deze beschikking is op 1 maart 1996 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2. Het minderjarige kind van partijen is:
[kind 1], geboren op [1992] te [woonplaats].
2.3. Bij beschikking van deze rechtbank van 19 december 2007 is bepaald dat de man met een bedrag van € 385,-- per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de destijds nog twee minderjarige kinderen.
Op grond van de wettelijke indexering is dit bedrag thans € 408,82 per maand.
3. Beoordeling van het verzochte
De man heeft verzocht de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind 1] met ingang van 1 september 2008 op nihil te stellen, althans dat de bijdrage wordt vastgesteld op een nader door de rechtbank te bepalen bedrag c.q. op een nader te bepalen ingangsdatum. Voorts heeft de man verzocht te bepalen dat de vrouw de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] die door hem onverschuldigd is betaald – vooralsnog begroot op € 2.391,52 – ineens aan hem betaalbaar dient te stellen.
De man stelt dat de beschikking van 19 december 2007 achteraf niet voldoet aan de wettelijke maatstaven daar de vrouw er destijds niet op heeft gewezen dat zij hertrouwd was waardoor de stiefouder eveneens onderhoudsplichtig is jegens [kind 1]. Daarnaast werkt [kind 1] inmiddels
gedurende vier dagen per week en gaat hij één dag per week naar school. Zijn netto inkomen bedraagt € 693,-- per maand, inclusief vakantiegeld. De behoefte van [kind 1] is destijds gesteld op € 445,-- per maand en bedraagt thans geïndexeerd € 472,53 per maand.
De man heeft zijn verzoek nadien als volgt aangevuld: te bepalen dat de vrouw elke betaling die de man onverschuldigd heeft voldaan na 1 februari 2009 dient terug te betalen, te weten
€ 408,82 per maand vanaf 1 maart 2009 tot aan de datum dat de rechtbank in deze een beschikking heeft gegeven.
De vrouw heeft zich daartegen verweerd. Aangevoerd is dat de man wist dat zij hertrouwd was ten tijde van het wijzen van de beschikking van 19 december 2007. Bovendien had de man deze grond in hoger beroep ter beoordeling dienen voor te leggen. Voorts stelt de vrouw dat de behoefte van [kind 1] is toegenomen en dat deze dient te worden vastgesteld op basis van alle huidige feiten en omstandigheden. [kind 1] studeert en werkt immers waardoor zijn lasten en behoefte zijn gewijzigd. De vrouw verweert zich tot slot tegen wijziging van de bijdrage met terugwerkende kracht.
Ontvankelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Ten tijde van de beschikking van 19 december 2007 is er geen rekening mee gehouden dat de vrouw was hertrouwd. De huidige partner van de vrouw is destijds derhalve buiten beschouwing gelaten. Gelet op het vorenstaande kan de man in zijn verzoek worden ontvangen.
Behoeftigheid
Voorop gesteld dient te worden dat ouders op grond van artikel 1:392 juncto 1:394 BW onderhoudsplichtig zijn jegens hun minderjarige kinderen en dat het al of niet ontvangen van inkomsten niets afdoet aan de behoeftigheid van het minderjarige kind.
Aldus is de behoeftigheid – hetgeen wil zeggen in de toestand verkeren niet in staat te zijn volledig in het eigen levensonderhoud te voorzien – niet van belang bij minderjarigen.
Behoefte
Met betrekking tot de behoefte van [kind 1] stelt de vrouw zich op het standpunt dat deze thans
€ 1.120,-- per maand bedraagt waarbij is uitgegaan van haar inmiddels hogere netto inkomen van 2008 en de gemiddelde winst van de man over de jaren 2006 tot en met 2008. De rechtbank is van oordeel dat enkel in het geval het inkomen van een ouder het voormalige gezinsinkomen overschrijdt, dat hogere inkomen de maatstaf is voor de bepaling van de kosten van de kinderen. In dit geval is daar echter geen sprake van zodat de behoefte in 2007 van € 445,-- per kind per maand uitgangspunt zal zijn. Uitgegaan zal dan ook worden van een behoefte van [kind 1] van thans geïndexeerd € 472,53 per maand.
Draagkracht
Daar op grond van artikel 1:397 lid 2 BW partijen naar draagkracht dienen bij te dragen in de kosten van de kinderen zal de rechtbank thans de draagkracht de man en de vrouw afzonderlijk berekenen.
Bij de beoordeling van de draagkracht van de vrouw zal worden uitgegaan van de bij brief van 13 augustus 2009 als productie 5 overgelegde draagkrachtberekening met dien verstande dat de vrouw voor de bijstandsnorm als alleenstaande wordt beschouwd en rekening wordt gehouden met de algemene heffingskorting en arbeidskorting. Voorts zal – gelet op de huidige alimentatienormen – uitgegaan worden van een draagkrachtpercentage van 70 en zal de premie begrafenisverzekering buiten beschouwing worden gelaten nu een dergelijke uitgave geen prioriteit heeft boven kinderalimentatie. Tot slot zal met € 43,-- per maand worden gerekend als in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel ziektekosten. De vrouw heeft op grond van het vorenstaande een beschikbare draagkrachtruimte van € 491,-- per maand.
Bij de beoordeling van de draagkracht van de man zal worden uitgegaan van de bij brief van 12 augustus 2009 overgelegde draagkrachtberekening met dien verstande dat de door hem opgevoerde reservering van € 500,-- per maand voor uitkering bij ziekte c.q. pensioen buiten beschouwing wordt gelaten nu de man deze voorziening niet daadwerkelijk heeft. Voorts is niet met stukken onderbouwd dat de reservering daadwerkelijk plaatsvindt. De rechtbank zal
€ 300,-- per maand als de door de man te betalen bijdrage ten behoeve van de jong meerderjarige [kind 2] meenemen. Voorts zal aan de zijde van de man rekening worden gehouden met de fiscale persoongebonden aftrek wegens kinderalimentatie ten behoeve van [kind 1]. De man heeft op grond van het vorenstaande een beschikbare draagkrachtruimte van
€ 2.137,-- per maand.
Verdeling kosten kinderen
Ten aanzien van de onderlinge verhouding van de bijdrage van de man en de stiefouder oordeelt de rechtbank als volgt. Als de onderhoudsverplichting van de stiefouder samenvalt met die van de ouders van het kind zijn hun verplichtingen terzake van het onderhoud in beginsel van gelijke rang. De omvang van ieders onderhoudsverplichting hangt dan af van de omstandigheden van het geval. Daarbij gelden als belangrijke factoren in het bijzonder het gegeven dat tussen de ouder en het kind een nauwere verwantschap bestaat dan tussen de stiefouder en het stiefkind, de draagkracht van de ouder en stiefouder en de feitelijke verhouding tot ieder van de onderhoudsverplichtingen.
Bij de beoordeling van de draagkracht van de stiefouder is de rechtbank uitgegaan van de door de vrouw bij brief van 13 augustus 2009 overgelegde draagkrachtberekening op basis van het loon uit 2008. In de berekening zijn de premie begrafenisverzekering en herinrichtingskosten buiten beschouwing gelaten nu dergelijke uitgaven geen prioriteit hebben boven kinderalimentatie. De stiefouder heeft op grond van het vorenstaande een beschikbare draagkrachtruimte van € 552,-- per maand.
Op grond van het hiervoor vermelde omtrent de draagkracht van partijen komen de kosten van [kind 1] voor 81% ten laste van de man en voor 19% ten laste van de vrouw. Indien de draagkrachtruimte van de stiefouder wordt meegenomen komen de kosten van [kind 1] voor eenderde ten laste van de vrouw en haar partner en voor tweederde ten laste van de man.
Op basis van de financiële verhoudingen, de leeftijd van [kind 1] en de datum van het huwelijk van de vrouw en stiefouder weegt naar het oordeel van de rechtbank de band van [kind 1] met zijn vader zwaarder dan met de stiefouder en dient dit in de onderhoudsverplichting tot uitdrukking te komen. Op grond van het hiervoor vermelde omtrent de draagkracht van partijen en de feitelijke verhoudingen tussen partijen zullen de kosten van [kind 1] in redelijkheid voor 75% ten laste van de man komen en voor 25% ten laste van de vrouw. Het aandeel van de man in de kosten van [kind 1] is derhalve € 354,-- per maand.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de man in staat moet worden geacht om deze bijdrage te betalen. Aldus zal de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] worden bepaald op € 354,-- per maand.
Ingangsdatum
Gelet op de draagkrachtverhoudingen tussen partijen en nu een onderhoudsbijdrage bestemd is om te worden verbruikt, acht de rechtbank het niet redelijk indien de kinderalimentatie met terugwerkende kracht wordt gewijzigd. De ingangsdatum van deze beschikking zal derhalve worden bepaald op 1 december 2009.
4. Beslissing
De beschikking van deze rechtbank van 19 december 2007 wordt met ingang van
1 december 2009 gewijzigd.
De rechtbank bepaalt het bedrag dat de man aan de vrouw vanaf 1 december 2009 zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind 1] op € 354,-- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Deze beslissing is tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
De beschikking van 19 december 2007 blijft voor het overige gehandhaafd.
De partijen moeten hun eigen proceskosten betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J.M. Mol, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2009, in tegenwoordigheid van mr. C. Bosma-van ’t Hof, griffier.?