ECLI:NL:RBUTR:2009:BK3245

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
259403 / HA ZA 08-2524
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van huurder voor schade door hennepkwekerij en bewijsvoering door energiemaatschappij

In deze zaak vorderde Liander N.V. (voorheen N.V. Continuon Netbeheer) betaling van schadevergoeding van de gedaagde, die als huurder van een pand betrokken was bij een hennepkwekerij. De rechtbank Utrecht oordeelde dat Liander op basis van de algemene voorwaarden en de contractuele zorgplicht van de gedaagde, aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit de illegale afname van elektriciteit. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen door het veroorzaken van hinder en schade aan de meetinrichting. Liander moest bewijzen dat het dagelijks gebruik van elektriciteit tijdens de kweek 392 kWh per dag en tijdens de bloei 282 kWh per dag bedroeg, en dat de kweek acht weken had geduurd. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat de kweek slechts 30 dagen had geduurd, zoals hij betoogde. De rechtbank hield de verdere beslissing aan en bepaalde dat het getuigenverhoor op 6 januari 2010 zou plaatsvinden. Dit vonnis is uitgesproken op 7 oktober 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 259403 / HA ZA 08-2524
Vonnis van 7 oktober 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
voorheen handelend onder de naam N.V. Continuon Netbeheer,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
ten deze vertegenwoordigd door N.V. Nuon Monitoring,
gevestigd en kantoorhoudende te Zutphen,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Degenaar,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [naam bedrijf],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.W.M. van den Heiligenberg.
Partijen zullen hierna Liander en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 29 april 2009
• het proces-verbaal van comparitie van 21 augustus 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] was huurder van een pand aan het adres [adres] [vestigingsplaats]. Ten behoeve van dit adres is op 18 oktober 2007 een overeenkomst gesloten met N.V. Continuon Netbeheer, een rechtsvoorganger van Liander, hierna verder ook aan te duiden als: Liander. Op basis van deze overeenkomst droeg Liander zorg voor het transporteren van electriciteit, het onderhoud van het electriciteitsnet en het verstrekken van meetgegevens. De electriciteit werd geleverd door een leverancier.
2.2. Door Liander zijn facturen betreffende levering van electriciteit en transportkosten verzonden naar [adres] te [vestigingsplaats]. Deze facturen stonden op naam van [naam bedrijf] ter attentie van [gedaagde]. [gedaagde] heeft deze facturen betaald.
2.3. Op 28 maart 2008 werd op het bovengenoemde adres een hennepkwekerij aangetroffen. Door de fraude-afdeling van N.V. Nuon Monitoring is onderzoek verricht en is een rapport opgesteld. Hiertoe is op 28 maart 2008 een monteur naar het genoemde adres gegaan, die foto's heeft gemaakt van de meetinrichting. Bij het opstellen van het rapport is verder gebruikgemaakt van gegevens die door de politie zijn aangeleverd.
2.4. Uit het onderzoek van N.V. Nuon Monitoring blijkt dat de zegels van de huisaansluitkast waren verbroken. Voorts is geconstateerd dat aan de bovenzijde van de zogenaamde coups een illegale electriciteitsaansluiting was gemaakt. Deze aansluiting liep buiten de electriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van electriciteit. De hoofdbeveiliging ten behoeve van de electrische installatie was verzwaard.
2.5. [gedaagde] is door de rechtbank strafrechtelijk veroordeeld voor betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De rechtbank ging er daarbij vanuit dat de kweek 30 dagen heeft geduurd.
3. Het geschil
3.1. Liander vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 10.535,08, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Liander legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 4 lid 3 van de algemene voorwaarden het redelijkerwijs mogelijke dient te doen om schade aan het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting en meetinrichting te voorkomen. Liander stelt voorts dat op grond van artikel 4 lid 6 van de algemene voorwaarden het gedaagde niet is toegestaan hinder of schade te veroorzaken voor eiseres, aangebrachte verzegelingen te verbreken of te doen verbreken dan wel handelingen te verrichten of te doen verrichten waardoor de hoeveelheid getransporteerde electriciteit niet of niet juist kan worden vastgesteld, dan wel een situatie te scheppen waardoor het normaal functioneren van de meetinrichting of (andere) door eiseres beheerde apparatuur wordt verhinderd of de tarievenregeling van eiseres niet of niet juist kan worden toegepast. Liander voert aan dat [gedaagde] ingevolge artikel 6 lid 2 van de algemene voorwaarden ervoor zorg droeg dat de meetinrichting steeds goed bereikbaar was heeft geschonden.
Liander stelt zich op het standpunt dat [gedaagde], nu er gefraudeerd is met de electriciteitsmeter en illegaal electriciteit is afgenomen, tekort is geschoten in de nakoming van de hierboven genoemde verplichtingen.
Subsidiair heeft Liander ter zitting aangevoerd dat wanneer de algemene voorwaarden niet van toepassing worden geacht, [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van het contract en daarom aansprakelijk is voor de verschillende schadeposten.
4.2. De rechtbank oordeelt als volgt. Het verweer van [gedaagde] dat hij niet als contractuele wederpartij van Liander kan worden aangemerkt, wordt verworpen. Hoewel er kennelijk geen schriftelijke overeenkomst tussen Liander en [gedaagde] bestaat, mocht Liander uit het feit dat door [gedaagde] betalingen zijn verricht aan Liander nadat Liander facturen ten name van [gedaagde], handelend onder de naam [naam bedrijf], had verzonden, opmaken dat [gedaagde] een contractuele relatie met Liander heeft willen aangaan en is aangegaan.
4.3. Ten aanzien van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden oordeelt dat rechtbank dat de [gedaagde] zich terecht op het standpunt stelt dat deze geacht moeten worden niet overeen te zijn gekomen. Liander heeft ter comparitie aangegeven dat in de jaarafrekening een verwijzing naar de algemene voorwaarden wordt opgenomen. Liander had om de algemene voorwaarden van toepassing te laten zijn [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst moeten wijzen op de algemene voorwaarden, welke van toepassing zouden zijn geworden als ze vervolgens door [gedaagde] zouden zijn aanvaard. Aanvaarding door [gedaagde] van de algemene voorwaarden is niet gesteld of gebleken.
4.4. Liander heeft aangevoerd dat wanneer de algemene voorwaarden niet van toepassing worden geacht, [gedaagde] aansprakelijk is wegens tekortschieten in de nakoming van het contract. Liander heeft niet nader onderbouwd op welke grond zij haar vordering dan precies baseert. Hetgeen Liander bij de bespreking de algemene voorwaarden aanvoert, komt erop neer dat volgens Liander op [gedaagde] een zorgplicht rustte. Met het oog hierop zal de rechtbank de subsidiaire grondslag van de vordering aldus verstaan dat Liander ook in dat verband van mening is dat op [gedaagde] als contractspartij van Liander een zorgplicht rustte. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. Deze zorgplicht hield in dat [gedaagde] ervoor diende te zorgen dat er geen electriciteit werd afgenomen zonder dat de meter dit registreerde. Aangenomen kan worden dat, gezien de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] in [vestigingsplaats] en het feit dat de meetinrichting zodanig was aangepast dat het aftappen van electriciteit mogelijk werd en de strafrechtelijke veroordeling van [gedaagde], [gedaagde] deze uit het contract voortvloeiende zorgplicht heeft geschonden.
4.5. Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] jegens Liander aansprakelijk is voor de schade die Liander wegens de tekortkoming in de nakoming van de tussen Liander en [gedaagde] bestaande overeenkomst heeft geleden.
4.6. [gedaagde] heeft de omvang van de schade, zoals Liander die stelt te hebben geleden, betwist. De schadebegroting van Liander is opgebouwd uit drie delen, te weten een deel transportkosten, een deel aan levering van electriciteit en een deel aan overige kosten (zoals onder meer voorrijkosten, kosten onderzoek meetinrichting, aansluitkosten en administratiekosten). De onderdelen transportkosten en kosten van levering zijn gerelateerd aan het geschat dagelijks gebruik aan electriciteit in de periode dat er hennep gekweekt werd op het genoemde adres en aan de duur van de periode van kweek.
4.7. Ten aanzien van het geschat dagelijks gebruik heeft Liander in het rapport als uitgangspunt genomen het aantal aangetroffen lampen en overige apparatuur. Ter comparitie is namens Liander verklaard dat bij het opstellen van het rapport gegevens van de politie zijn gebruikt. [gedaagde] heeft zich verweerd door aan te voeren dat het proces-verbaal van inbeslagname niet is overgelegd en dat niet is aangetoond hoe de berekening van het dagelijks gebruik tot stand is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat op Liander de last rust te bewijzen dat de berekening van het geschat dagelijks gebruik juist is en zal Liander daarom opdragen het bewijs te leveren van haar stelling dat het dagelijks gebruik aan electriciteit tijdens groei 392 kWh per dag en tijdens bloei 282 kWh per dag bedroeg.
4.8. Ten aanzien van de duur van de periode van kweek is Liander er in de berekening van de schade vanuit gegaan dat de kweek 8 weken heeft geduurd. Zij voert aan dat de kwekerij voor de inval op 28 maart 2008 geript was en dat het rippen alleen gebeurt als er al 8 weken hennepplanten gekweekt zijn omdat de hennepplanten nog geen waarde hebben zolang de periode van 8 weken nog niet om is. [gedaagde] heeft betwist dat de hennepkwekerij al 8 weken in bedrijf was. [gedaagde] voert aan dat de rechter bij de veroordeling wegens betrokkenheid bij een hennepkwekerij uit is gegaan van een kweek van 30 dagen. De rechtbank is van oordeel dat Liander vooralsnog niet heeft bewezen dat de kweek een periode van 8 weken besloeg. Op Liander rust de bewijslast van dit feit. Gezien de betwisting van deze feiten door [gedaagde] en het feit dat in het strafvonnis naar de
-onbetwiste- stelling van [gedaagde] is uitgegaan van een kweekperiode van 30 dagen, draagt de rechtbank Liander op bewijs te leveren van haar stelling dat de kweek in de hennepkwekerij die op 28 maart 2008 ontdekt werd, 8 weken heeft geduurd.
4.9. Wanneer Liander slaagt in het leveren van het bewijs van haar stellingen, is haar vordering voor wat betreft de onderdelen levering en transport voor toewijzing vatbaar. Voor zover Liander niet slaagt in dit bewijs, zal haar vordering voor de onderdelen levering en transport slechts worden toegewezen ten belope van het schadebedrag dat voortvloeit uit het wel bewezen dagelijks verbruik gedurende de wel bewezen duur van de kweek. Gezien de strafrechtelijke veroordeling van [gedaagde] zal ten aanzien van de duur van de kweek in elk geval een duur van 30 dagen als bewezen gelden.
4.10. De rechtbank is van oordeel dat Liander het onderdeel van haar vordering dat ziet op de overige kosten voldoende heeft gespecificeerd. Deze schade is toewijsbaar omdat de schade kan worden aangemerkt als gevolgschade ten gevolge van het toerekenbaar niet nakomen. Voor zover [gedaagde] aanvoert dat de overige kosten door Liander niet daadwerkelijk zijn gemaakt, is deze stelling onvoldoende nader onderbouwd. Zonder nadere onderbouwing is niet aannemelijk dat de bedoelde kosten door Liander niet zijn gemaakt. Ten aanzien van de nadere specificatie waar [gedaagde] om heeft gevraagd, bijvoorbeeld in de vorm van facturen van derden, heeft Liander aangevoerd dat zij deze niet kan verstrekken omdat de werkzaamheden in eigen beheer zijn uitgevoerd. Liander heeft ter comparitie verschillende posten toegelicht. Ten aanzien van de voorrijkosten van EUR 150,-- heeft Liander aangevoerd dat deze in rekening worden gebracht wanneer een monteur na 17:00 uur of in het weekend werkzaamheden moet verrichten. Liander heeft hierbij onbetwist aangevoerd dat op 28 maart 2008 een monteur van 21:00 tot 22:30 uur in op de [adres] in [vestigingsplaats] aan het werk is geweest. Ten aanzien van de administratiekosten van
EUR 320,00 heeft Liander aangevoerd dat er een rapport moest worden opgemaakt, de buitendienst is ingezet, vervolgens de binnendienst, dat er facturen zijn verzonden en aangifte is gedaan. De hoogte van deze kosten komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding voor zover die ziet op de overige kosten in een volgend vonnis gezien het bovenstaande toewijzen.
4.11. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. Uit de door Liander gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Liander vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding voor zover die ziet op buitengerechtelijke kosten in een volgend vonnis afwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt Liander op te bewijzen dat het dagelijks gebruik aan electriciteit door de hennepkwekerij tijdens de groei van de hennep 392 kWh per dag en tijdens bloei van de hennep 282 kWh per dag bedroeg,
5.2. draagt Liander op te bewijzen dat de kweek in de hennepkwekerij die op 28 maart 2008 ontdekt werd, 8 weken heeft geduurd,
5.3. bepaalt dat, indien Liander het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. E.A. Messer in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op 6 januari 2010 van 9.00 uur tot 13.00 uur,
5.4. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op de hiervoor genoemde vonnisdatum,
5.5. bepaalt dat Liander, indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - en aan de wederpartij moet opgeven,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2009.