ECLI:NL:RBUTR:2009:BK3213

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600575-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 17 augustus 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 mei 2009 te Woerden het slachtoffer heeft aangevallen. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij het slachtoffer 'op zijn bek wilde rammen' en heeft hem in een nekklem gehouden, waardoor de keel van het slachtoffer werd dichtgeknepen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De verdachte had een conflict met het slachtoffer, dat voortkwam uit een familievetes, en was eerder veroordeeld voor een geweldsdelict. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij behandeld, waarbij een schadevergoeding van € 500,-- is toegewezen voor immateriële schade. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met een jaar verlengd, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit binnen de proeftijd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen en het overige deel niet-ontvankelijk verklaard, met de bepaling dat dit deel alleen bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600575-09 en 13/467620-07 (vordering tenuitvoerlegging)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 augustus 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in de P.I. Utrecht, HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein, De Liesbosch 100.
raadsman mr. J.M. van der Linden, advocaat te Waddinxveen.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 augustus 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. van Veghel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte primair op 22 mei 2009 te Woerden heeft gepoogd [benadeelde] van het leven te beroven, subsidiair alstoen heeft gepoogd [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3. De beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat bewezen kan worden hetgeen verdachte onder subsidiair is tenlastegelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht niet bewezen hetgeen verdachte onder primair is tenlasteglegd en heeft zich gerefereerd aan bewezenverklaring van het aan verdachte onder subsidiar tenlastegelegde, met dien verstande, dat het slaan met de bijl niet bewezen kan worden.
3.1. De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
3.2. De bewijsoverwegingen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder primair is tenlastegelegd. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
3.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem onder subsidiair is tenlastegelegd, met dien verstande dat
Subsidiair
hij op 22 mei 2009 te Woerden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met kracht de keel van die [benadeelde] heeft dichtgeknepen en
- met kracht de keel van die [benadeelde] dichtgeknepen heeft gehouden en
- die [benadeelde] meermalen met kracht tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen en
- die [benadeelde] meermalen met kracht tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen.
De rechtbank leidt het opzet van verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met name af uit het feitelijke handelen van verdachte. Verdachte heeft zelf bij de politie verklaard dat hij het slachtoffer “op zijn bek wilde rammen”. Verdachte heeft ter plaatse daarop het slachtoffer in een krachtige nekklem genomen en gehouden en daardoor de keel van het slachtoffer dichtgeknepen en gehouden, dusdanig dat – zoals verdachte zelf bij de politie verklaarde – bij het slachtoffer “de lucht even weg was”. Ook heeft hij het slachtoffer meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam gestompt/geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het onder subsidiair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot zware mishandeling.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de preventieve hechtenis, waarvan 3 maanden
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging met eventueel omzetting in een werkstraf..
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf ter grootte van het door verdachte tot aan de zitting doorgebrachte voorarrest. Daarbij is gewezen op de door de rechtbanken gehanteerde oriëntatiepunten en op de rol van het slachtoffer die zelf de confrontatie met verdachte is aangegaan.Voorts meent de verdediging dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] dient te worden afgewezen dan wel dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Tenslotte heeft de verdediging verzocht om afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging dan wel omzetting in een werkstraf.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Ten aanzien van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank met name acht geslagen op de aard van het bewezenverklaarde. Verdachte leefde al geruime tijd in onmin het het slachtoffer als gevolg van een familie-vete. Hem was bekend dat het slachtoffer gewelddadig kon optreden. Op 22 mei 2009 heeft hij het slachtoffer telefonisch gesproken waarbij een ruzie ontstond. Hij heeft toen gezegd dat hij naar het slachtoffer toe zou gaan en het slachtoffer heeft gezegd dat hij dat dan maar moest doen. Hierna is hij, met medeneming van een kloofbijl, naar het slachtoffer toegegaan. Het slachtoffer stond hem bij zijn aankomst op te wachten en is op hem afgekomen en heeft hem om zijn middel vastgegrepen. Daarop ontstond een worsteling, waarbij verdachte het slachtoffer in een krachtige nekklem heeft genomen en -gehouden waardoor de keel van het slachtoffer werd dichtgeknepen. Over en weer werd geslagen/gestompt en beiden zijn daarop op de grond terecht gekomen, waarna de worsteling, mede door ingrijpen van omstanders, werd gestopt. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan letsel opgelopen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank met name acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 12 juni 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens een geweldsdelict is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de indruk die zij van de persoon van verdachte ter terechtzitting heeft verkregen. Verdachte heeft aldaar te kennen gegeven dat hij inziet dat hij destijds onjuist heeft gehandeld. Hij gaat sindsdien contact met zijn familie geheel uit de weg teneinde een hernieuwde confrontatie te voorkomen en concentreert zich uitsluitend op zijn eigen gezin en op de toekomst.
De rechtbank houdt er tenslotte rekening mee dat in vergelijkbare gevallen in het algemeen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 3 en 6 maanden wordt opgelegd. Zij acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden passend en ziet geen aanleiding aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6. De benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het tenlastegelegde, te weten een bedrag van € 7110,-- wegens materiële schade en een bedrag van € 2000,-- wegens immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij is voor een deel van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder subsidiair bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 500,-- .
De vordering zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
7. Het beslag
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
1 zwart t-shirt met de witte opdruk [naam];
1 blauwe spijkerbroek,
zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 16 oktober 2007 zal worden tenuitvoergelegd.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank voornoemd is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 maanden, met aftrek van de preventieve hechtenis, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De kennisgeving als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is aan de veroordeelde toegezonden.
De veroordeelde heeft zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit schuldig gemaakt, te weten het hiervoor onder subsidiair bewezen verklaarde feit, en heeft derhalve de voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank acht echter termen aanwezig niet de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf te gelasten en zal in plaats daarvan de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd, met een jaar verlengen.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De beslissing
De rechtbank:
- spreekt verdachte vrij van het onder primair tenlastegelegde feit;
- verklaart het onder subsidiair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het navolgende strafbare feit oplevert:
Poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIER MAANDEN;
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te [woonplaats], ten dele toe tot een bedrag van € 500,-- (zegge vijf honderd euro);
-veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen;
- verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 500,-- (zegge vijf honderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien
verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan
de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1 zwart t-shirt met de witte opdruk [naam];
1 blauwe spijkerbroek;
Ten aanzien van parketnummer 13/467620-07:
- verlengt de proeftijd van 2 jaar, die is vastgesteld in voornoemd vonnis d.d. 16 oktober 2007, met ÉÉN jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Bianchi, voorzitter, mr. A. Wassing en
mr. R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 augustus 2009.
Mr. Verbunt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.