ECLI:NL:RBUTR:2009:BK3120
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor opzetheling met gevangenisstraf en werkstraf
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 30 oktober 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1977 in Indonesië. De verdachte werd beschuldigd van opzetheling, meermalen gepleegd, in de periode van 28 november 2003 tot en met 11 april 2004. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meerdere geldbedragen, met een totale waarde van € 174.538,02, had verworven en/of voorhanden had gehad, terwijl zij wist dat deze bedragen afkomstig waren van misdrijf. De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering van geldbedragen van haar werkgever, en sprak haar daarvan vrij.
De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan heling van de geldbedragen, omdat zij wist dat deze niet van een legale herkomst waren. De rechtbank rekende het de verdachte aan dat zij zich niet had vergewist van de herkomst van de hoge geldbedragen, wat bijdroeg aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en een werkstraf van 140 uren. Indien de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, zou vervangende hechtenis van 70 dagen worden toegepast. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de uitvoering van de werkstraf.
De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoon van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een lagere straf vanwege het lange tijdsverloop in de procedure. Het vonnis is ondertekend door de rechters en griffier en is openbaar uitgesproken.