Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 248145 / HA ZA 08-891
Vonnis van 11 november 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEIJNBEEK BEHEER B.V.,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
advocaat mr. B. van Eijk,
1. de naamloze vennootschap
PEUGEOT NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
2. de naamloze vennootschap naar buitenlands recht
GEFCO BENELUX S.A.,
statutair gevestigd te Giglenghien, België,
mede kantoorhoudende te Oosterhout,
gedaagde,
advocaat mr. L.A.M.J. Pütz,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
ROAD MASTERS FAHRZEUG LOGISTICS GMBH,
gevestigd te Leer, Duitsland,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Steijnbeek Beheer, Peugeot, Gefco en Road Masters genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 november 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 april 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
Ter zitting heeft de rechtbank, in overleg met en na verkregen instemming van partijen, beslist dat dit vonnis zich zal beperken tot het verweer van Peugeot dat geen sprake kan zijn van wanprestatie in verband met het ontbreken van een contractuele relatie, alsmede de verweren van Peugeot en Gefco dat de vorderingen van Steijnbeek Beheer verjaard zijn. In verband daarmee beperkt de rechtbank in dit vonnis de weergave van de feiten, de grondslagen van de vorderingen van Steijnbeek Beheer en de verweren van Peugeot en Gefco tot hetgeen naar het oordeel van de rechtbank in verband met die verweren relevant is.
2.1. In 1994 is Van de Weerd’s Autobedrijf Wageningen B.V. opgericht. Deze vennootschap exploiteerde een garage, gelegen aan de Ritzema Bosweg 58 in Wageningen (hierna ook: het perceel) en was tevens eigenaar van het perceel.
2.2. Op 1 oktober 1996 sloten de rechtsvoorgangster van Peugeot en Van de Weerd’s Autobedrijf Wageningen B.V. een dealercontract betreffende de verkoop van nieuwe Peugeot-voertuigen en reserveonderdelen daarvoor, alsmede met betrekking tot het verrichten van reparaties- en onderhoudswerkzaamheden ten behoeve van voornoemde voertuigen (hierna: het dealercontract).
2.3. Per 31 oktober 2001 is de naam van Van de Weerd’s Autobedrijf Wageningen B.V. gewijzigd in Steijnbeek Onroerend Goed B.V. , die sindsdien dus eigenaar is van het perceel. Op dezelfde datum werd een nieuwe vennootschap opgericht, eveneens genaamd Van de Weerd’s Autobedrijf Wageningen B.V. (hierna: Van de Weerd), die het garagebedrijf - inclusief het dealercontract - heeft overgenomen en voortgezet. Met ingang van 31 oktober 2001 huurde Van de Weerd het perceel van Steijnbeek Onroerend goed B.V.
2.4. Het dealercontract is met ingang van 31 december 2001 met wederzijds goedvinden beëindigd. Per 1 januari 2002 ging Peugeot een nieuw dealercontract aan met Gelre Auto B.V. (hierna: Gelre). De directie van Gelre wordt gevoerd door Van de Weerd en twee andere vennootschappen die ook een autobedrijf exploiteren.
2.5. Van de Weerd heeft in augustus 2002 een auto bij Peugeot besteld (hierna: “de auto”). Peugeot heeft hierop een vervoersovereenkomst met Gefco gesloten en in opdracht van Peugeot heeft Gefco de door Van de Weerd bestelde auto op 23 augustus 2002 afgeleverd bij Van de Weerd.
2.6. Het transport van de auto is door Gefco uitbesteed aan Armageddon Fahrzeug Logistic GmbH, thans genaamd Road Masters (hierna genoemd Armageddon of Road Masters).
2.7. Nadat de auto was afgeleverd heeft de chauffeur van Armageddon met zijn vrachtwagen (hierna: “de vrachtwagen”) de stoeprand geraakt, waardoor de brandstoftank van de vrachtwagen is gescheurd. Als gevolg van het ontstane gat in de brandstoftank is er dieselolie uit de tank gelopen.
2.8. Van de Weerd heeft bij brief van 26 augustus 2002 Armageddon aansprakelijk gesteld voor de door Van de Weerd geleden schade die ten gevolge van het voorval op 23 augustus 2002 is ontstaan.
2.9. Bij brief van 29 juli 2003 is Peugeot namens Van de Weerd aansprakelijk gesteld. In deze brief is het volgende vermeld:
Tot mij wendde zich de besloten vennootschap Van de Weerd’s Autobedrijf B.V. te Wageningen, met het verzoek haar belangen in de onderhavige kwestie te behartigen. (…)
Op vrijdag 23 augustus 2002 is door Armageddon Fahrzeug Logistic GmbH, gevestigd te Leer (Duitsland), rond 23.30 uur een personenauto gelost bij cliënte. Voor deze aflevering is door Peugeot Nederland N.V., zoals gebruikelijk is, opdracht gegeven aan Gefco Benelux. Peugeot Nederland verstrekt immers al haar opdrachten tot aflevering van personenauto's bij haar dealers aan Gefco Benelux. Gefco Benelux heeft de voornoemde aflevering op 23 augustus 2002 uitbesteed aan Armageddon.
Na het lossen van de auto wilde de bestuurder de vrachtwagencombinatie draaien, waarbij met de onderkant van de linker brandstoftank een trottoirband werd geraakt. Het gevolg daarvan was een scheur in de bodem van de tank, waaruit 200 à 300 liter dieselolie over het bedrijfsterrein van cliënte is gestroomd.
De brandweer heeft het terrein onmiddellijk oppervlakkig schoongemaakt. Toch is de grond, voor een omvang van circa 50m2, verontreinigd geraakt. Dit heeft een, door cliënte ingeschakeld, expertisebureau vastgesteld. De verontreiniging dient gesaneerd te worden om verdere verspreiding te voorkomen.
Peugeot Nederland N.V. is aansprakelijk voor fouten die zijn gemaakt bij in haar opdracht uitgevoerde werkzaamheden. Hier doet niet aan af dat Gefco Benelux de aan haar gegeven opdracht heeft laten uitvoeren door een derde, Armageddon. Nu bij de aflevering een fout door Armageddon is gemaakt, dien ik Peugeot Nederland hierbij aansprakelijk te stellen voor de door cliënte geleden en nog te lijden schade. Deze schade zal in elk geval bestaan uit de kosten voor het verrichte bodemonderzoek, de schoonmaakkosten van de brandweer, alsmede de kosten van de nog uit te voeren bodemsanering.
2.10. Bij brief van 14 maart 2005 is Gefco namens Van de Weerd aansprakelijk gesteld. In deze brief staat - naast hetgeen in de eerste vier alinea’s van 2.9 is vermeld - het volgende:
Gefco Benelux is mede-aansprakelijk voor fouten die zijn gemaakt bij de uitvoering van haar opdracht. Hier doet niet aan af dat Gefco Benelux de aan haar gegeven opdracht heeft laten uitvoeren door een derde, Armageddon. Nu bij de aflevering een fout door Armageddon is gemaakt, dien ik Gefco Benelux hierbij aansprakelijk te stellen voor de door cliënte geleden en nog te lijden schade. Deze schade zal in elk geval bestaan uit de kosten voor het verrichte bodemonderzoek, de schoonmaakkosten van de brandweer, alsmede de kosten van de nog uit te voeren bodemsanering.
2.11. Op 10 november 2005 heeft Van de Weerd haar gepretendeerde vorderingen op Peugeot, Gefco en Armageddon gecedeerd aan Steijnbeek Onroerend Goed B.V. In de akte van cessie, ondertekend namens Van de Weerd en Steijnbeek Beheer, is het volgende vermeld:
Hierbij verklaart Steijnbeek o/g b.v., gevestigd te Wageningen; te deze vertegenwoordigd door haar directeur de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Steijnbeek Beheer B.V. gevestigd te Wageningen, op haar beurt weer vertegenwoordigd door haar directeuren:
de heer [X] (…) en de heer [Y] (…),
Dat de vordering inzake de bodemvervuiling, door het lek rijden van een brandstoftank welke plaatsvond tijdens de aflevering van een nieuwe Peugeot automobiel op 23 augustus 2002, op het terrein Ritzemabosweg 58, te Wageningen, per 10 november 2005 is overgedragen en geleverd door Van de Weerd’s Autobedrijf Wageningen B.V. aan Steijnbeek o/g b.v. te Wageningen.
2.12. De cessie is meegedeeld aan Peugeot, Gefco en Road Masters.
2.13. Van de Weerd heeft ter zake van het voorval van 23 augustus 2002 een rechtsvordering tot vergoeding van schade ingesteld tegen Peugeot, Gefco en Armageddon en is daarin bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 13 december 2006 niet-ontvankelijk verklaard.
2.14. Op 25 juli 2007 is Steijnbeek Onroerend Goed B.V. als gevolg van een juridische fusie opgegaan in Steijnbeek Beheer.
2.15. De dagvaardingen in de onderhavige procedure zijn op 5 februari 2008 betekend aan Peugeot en Gefco, en op 19 februari 2008 aan Road Masters.
3.1. Steijnbeek Beheer vordert samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
Peugeot, Gefco en Road Masters hoofdelijk te veroordelen tot betaling van EUR 50.000,--;
Subsidiair:
te verklaren voor recht dat Peugeot, Gefco en Road Masters aansprakelijk zijn voor de door Steijnbeek Beheer te lijden schade, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat,
Primair en subsidiair:
- Peugeot, Gefco en Road Masters hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, welke worden begroot op twee punten van het geldende liquidatietarief,
- Peugeot, Gefco en Road Masters hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
ten aanzien van Peugeot, Gefco en Road Masters
3.2. Steijnbeek Beheer betoogt dat twee- à driehonderd liter diesel uit de tank gestroomd, waardoor op het perceel aanzienlijke bodemverontreiniging is ontstaan. De schade, bestaande uit de kosten gemoeid met het opruimen van deze verontreiniging, bedraagt ongeveer EUR 50.000,--.
3.3. Als grondslag voor haar vorderingen voert Steijnbeek Beheer bij dagvaarding aan dat sprake is van wanprestatie aan de zijde van Peugeot. Volgens Steijnbeek Beheer is Peugeot tekortgeschoten in de nakoming van de uit de dealerovereenkomst met Van de Weerd voortvloeiende verplichtingen. De schade is ontstaan bij een van de hoofdverbintenissen uit de overeenkomst met Van de Weerd. Op Peugeot rustte de verplichting om de bestelde auto af te leveren bij Van de Weerd. Bij de uitvoering van deze verbintenis heeft zich het schadetoebrengende feit voorgedaan. De aansprakelijkheid van Peugeot vloeit voort uit artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in samenhang met artikel 6:76 BW. Peugeot heeft voor het vervoer Gefco ingeschakeld. Op grond van artikel 6:76 BW is Peugeot voor deze ingeschakelde hulppersoon aansprakelijk. Deze vordering op grond van wanprestatie is gecedeerd aan Steijnbeek Onroerend goed B.V. Voorts voert Steijnbeek Beheer in verband hiermee aan dat Van de Weerd aansprakelijk is jegens de verhuurder van het perceel, Steijnbeek Onroerend Goed B.V. (sinds de juridische fusie van 25 juli 2007: Steijnbeek Beheer), voor schade veroorzaakt door derden aan het gehuurde. In dit geval heeft de huurder een regresrecht op die derde en hierdoor is ter zake van deze schade een vordering ontstaan op Peugeot tengevolge van het toerekenbare tekortschieten door Peugeot. Aangezien ook deze vordering is gecedeerd aan Steijnbeek Onroerend Goed B.V. heeft Steijnbeek Beheer thans rechtstreeks een aanspraak op Peugeot op grond van toerekenbare tekortkoming. In haar akte houdende wijziging gronden van eis betoogt Steijnbeek Beheer subsidiair dat Peugeot onrechtmatig heeft gehandeld jegens Van de Weerd, welke vordering als gevolg van de cessie thans toebehoort aan Steijnbeek Beheer. Zij betoogt voorts dat Peugeot rechtstreeks jegens Steijnbeek Onroerend Goed B.V., als eigenaar van het perceel, onrechtmatig heeft gehandeld. In verband met beide vorderingen voert Steijnbeek Beheer aan dat Peugeot op grond van artikel 6:162 BW in samenhang met artikel 6:171 BW aansprakelijk is voor de hierboven genoemde gedragingen van Gefco en Road Masters, welke gedragingen hebben geleid tot de bodemverontreiniging.
3.4. Peugeot voert verweer. Primair betoogt zij dat er geen sprake kan zijn van wanprestatie van Peugeot jegens Van de Weerd en dat Steijnbeek Beheer in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat deze vordering moet worden afgewezen. De dealerovereenkomst tussen Peugeot en Van de Weerd is per 31 december 2001 met wederzijds goedvinden opgezegd en met ingang van 1 januari 2002 is Gelre de enige contractspartij. Ten aanzien van de subsidiaire vorderingen van Steijnbeek Beheer, gebaseerd op onrechtmatige daad, neemt Peugeot het standpunt in dat deze zijn verjaard.
3.5. Als grondslagen voor haar vorderingen voert Steijnbeek Beheer het volgende aan. Gefco heeft Road Masters de opdracht gegeven het vervoer te verzorgen. De chauffeur van Road Masters heeft een fout gemaakt. Door de handelingen van de chauffeur is de dieseltank gescheurd. Dit levert een onrechtmatige daad op (artikel 6:162 BW): een inbreuk op het eigendomsrecht van Steijnbeek, dan wel een handeling die onbetamelijk is in het ongeschreven recht. Deze onrechtmatige daad valt de chauffeur toe te rekenen en op grond van artikel 6:170 lid 1 BW is Road Masters als werkgever voor de door haar chauffeur gemaakte fouten aansprakelijk, nu de kans op het maken van deze fout is vergroot door de opdracht tot het verrichten van de taak en Road Masters. Als opdrachtgever is Gefco aansprakelijk voor de fouten van haar opdrachtnemer, Road Masters, aangezien de werkzaamheden van Road Masters zijn verricht ter uitoefening van het bedrijf van Gefco. De onrechtmatige daad komt op grond van artikel 6:171 BW voor rekening van Gefco.
3.6. Gefco voert verweer. Zij betoogt dat de vordering van Steijnbeek Beheer op Gefco is verjaard, gelet op artikel 3:310 BW. De calamiteit dateert van 23 augustus 2002. Gefco is pas op 5 februari 2008, dus meer dan vijf jaar later, gedagvaard en de verjaring van de rechtsvordering is tussentijds niet gestuit.
ten aanzien van Road Masters
3.7. De chauffeur van Road Masters heeft een fout gemaakt. Door de handelingen van de chauffeur is de dieseltank gescheurd. Dit levert een onrechtmatige daad op (artikel 6:162 BW): een inbreuk op het eigendomsrecht van Steijnbeek, dan wel een handeling die onbetamelijk is in het ongeschreven recht. Deze onrechtmatige daad valt de chauffeur toe te rekenen en op grond van artikel 6:170 lid 1 BW is Road Masters als werkgever voor de door haar chauffeur gemaakte fouten aansprakelijk, nu de kans op het maken van deze fout is vergroot door de opdracht tot het verrichten van de taak en Road Masters.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Vordering op grond van wanprestatie
4.1. Steijnbeek Beheer betoogt bij dagvaarding dat Peugeot is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de dealerovereenkomst met Van de Weerd voortvloeiende verplichtingen. Het verweer van Peugeot houdt in dat er geen sprake kan zijn van wanprestatie van Peugeot jegens Van de Weerd, aangezien de dealerovereenkomst tussen Peugeot en Van de Weerd per 31 december 2001 met wederzijds goedvinden is opgezegd. Met ingang van 1 januari 2002 is Gelre de enige contractspartij (zie 2.4). Naar aanleiding van dit verweer heeft Steijnbeek Beheer ter zitting van 9 april 2009 verklaard dat Van de Weerd op 23 augustus 2002 inderdaad geen contractuele relatie meer had met Peugeot. Haar primaire grondslag heeft zij echter wel gehandhaafd. In verband daarmee voert Steijnbeek Beheer aan dat formeel weliswaar een contractuele relatie ontbreekt maar dat Peugeot wel rechtstreeks aan Van de Weerd heeft gefactureerd, dat het dealernummer door Van de Weerd is behouden ook nadat Gelre als inkoopcombinatie ging werken, dat de onderliggende bedrijven direct contact hadden met Peugeot en dat alleen de extra bonussen werden uitgekeerd Gelre.
4.2. De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat het dealercontract tussen Van de Weerd en Peugeot met ingang van 31 december 2001 is beëindigd. Per 1 januari 2002 is een nieuw dealercontract van kracht, tussen Gelre en Peugeot. De directie van Gelre wordt gevoerd door Van de Weerd en twee andere vennootschappen die ook een autobedrijf exploiteren. Steijnbeek Beheer baseert haar vordering op artikel 6:74 BW in samenhang met artikel 6:76 BW. Op grond daarvan is een schuldenaar, die bij de uitvoering van een verbintenis gebruik maakt van de hulp van andere personen, aansprakelijk voor de gedragingen van die andere personen. De vraag rijst of het scheuren van de brandstoftank van de vrachtwagen van Armageddon plaatsvond bij de uitvoering van een op Peugeot rustende verbintenis jegens Van de Weerd. Deze vraag moet naar het oordeel van de rechtbank ontkennend worden beantwoord. Steijnbeek Beheer heeft ter onderbouwing van haar standpunt facturen van Peugeot aan Van de Weerd overgelegd, welke dateren van na 1 januari 2002. Deze facturen zijn echter niet relevant. De levering van de auto op 23 augustus 2002 vond immers plaats in het kader van het contract tussen Gelre en Peugeot. De op Peugeot rustende verbintenis tot levering van de auto bestond dan ook jegens Gelre en niet jegens Van de Weerd. Ook de overige door Steijnbeek Beheer aangevoerde omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. De primaire vordering van Steijnbeek Beheer, gebaseerd op wanprestatie, zal dan ook worden afgewezen.
Vordering op grond van onrechtmatige daad van Peugeot - verjaring
Beslissing op bezwaar tegen eiswijziging
4.3. Aanvankelijk was de grondslag van de vordering van Steijnbeek Beheer tot vergoeding van haar schade beperkt tot artikel 6:74 BW in samenhang met artikel 6:76 BW. Bij haar akte houdende wijziging gronden van eis van 9 april 2009 heeft Steijnbeek Beheer de grondslag van die vordering uitgebreid tot een onrechtmatige daad gepleegd jegens Van de Weerd. Peugeot maakt bezwaar tegen deze wijziging nu deze pas twee weken voor de zitting van 9 april 2009 is aangekondigd en Steijnbeek Beheer telkens naar voren heeft gebracht dat het een vordering uit wanprestatie betrof, ook in de eerdere procedure. Volgens Peugeot is deze wijziging in strijd met de goede procesorde. De rechtbank overweegt als volgt. Door twee weken voor de zitting de eiswijziging aan te kondigen heeft Steijnbeek Beheer Peugeot voldoende tijd gegeven om een inhoudelijk verweer voor te bereiden. Van een onredelijke bemoeilijking van de verdediging of onredelijke vertraging van het geding is geen sprake en de rechtbank concludeert dat de wijziging van eis niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank wijst het bezwaar van Peugeot daarom af.
Onrechtmatige daad jegens Van de Weerd, vordering gecedeerd aan Steijnbeek Beheer
4.4. Steijnbeek Beheer betoogt dat Peugeot aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW in samenhang met artikel 6:171 BW. Deze vordering komt sinds de cessie van 10 november 2005 aan Steijnbeek Beheer toe. Peugeot neemt het standpunt in dat deze vordering verjaard is. Daartoe voert zij aan dat het gaat om een nieuwe vordering en dat de vraag of deze vordering is verjaard volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet worden bepaald op het tijdstip van de wijziging van eis. Deze is volgens Peugeot meer dan vijf jaar na dato. Van een nieuwe vordering is sprake omdat zowel de juridische als de feitelijke grondslag anders is. Met betrekking tot de feitelijke grondslag betoogt Peugeot dat deze eerst de wijze van aflevering betrof, terwijl met de nu gestelde onrechtmatige daad de gedraging van Gefco, althans Road Masters, centraal komt te staan. Steijnbeek Beheer betoogt dat het beroep van Peugeot op verjaring moet worden verworpen. Van een nieuwe vordering is geen sprake. De onderliggende grondslag is gewijzigd maar de vordering is hetzelfde gebleven. Van een andere feitelijke grondslag is geen sprake. Alles is volgens Steijnbeek Beheer terug te voeren tot één gedraging, namelijk het handelen van de vervoerder.
4.5. De rechtbank overweegt als volgt. Een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart in beginsel door verloop van vijf jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden (artikel 3:310 BW). Deze verjaringstermijn is gaan lopen op 24 augustus 2002. Peugeot is bij brief van 29 juli 2003 namens Van de Weerd aansprakelijk gesteld voor de schade van Van de Weerd (zie 2.9). De brief van 29 juli 2003 moet naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als een schriftelijke mededeling waarin Van de Weerd als schuldeiser zich ondubbelzinnig haar recht op nakoming van een verbintenis tot schadevergoeding heeft voorbehouden. Een juridische grondslag voor de vordering tot vergoeding van schade is in die brief niet genoemd. Gelet op de tekst kan deze brief daarom geacht worden een vordering op grond van zowel artikel 6:76 BW als artikel 6:171 BW te omvatten. De verjaring van de rechtsvordering van Van de Weerd tot nakoming van de verbintenis tot schadevergoeding is op grond van artikel 3:317 lid 1 BW dan ook door die brief gestuit en eind juli 2003 is een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar gaan lopen (artikel 3:319 BW).
4.6. Van de Weerd heeft in 2006 ter zake van deze schade geprocedeerd tegen Peugeot, Gefco en Armageddon, eindigend in het vonnis van de rechtbank Utrecht van 13 december 2006 (zie 2.13). Steijnbeek Beheer betoogt dat zij zich in de loop van die procedure uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat de vorderingsrechten haar toekomen, waarmee eventuele verjaring op grond van artikel 3:317 lid 1 BW is gestuit. Dit standpunt is onjuist. Aanvankelijk was Van de Weerd de schuldeiser van Peugeot en vanaf 10 november 2005 (de datum van de cessie) was dat Steijnbeek Onroerend Goed B.V. Laatstgenoemde bepaling eist voor stuiting van de verjaring een schriftelijke mededeling van de schuldeiser en daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Hetgeen in de eerdere procedure is verklaard, is immers gezegd namens Van de Weerd en niet namens Steijnbeek Onroerend Goed B.V.
4.7. De vorderingsrechten van Steijnbeek Onroerend Goed B.V. zijn als gevolg van de juridische fusie op 25 juli 2007 overgegaan op Steijnbeek Beheer. Ook de rechtsvorderingen ter bescherming van deze vorderingsrechten zijn op Steijnbeek Beheer overgegaan. Dit volgt uit artikel 3:304 BW. Op 5 februari 2008 is de dagvaarding in de onderhavige zaak aan Peugeot uitgereikt. Bij akte van 9 april 2009 heeft Steijnbeek Beheer haar eis vermeerderd door de grondslag van haar vordering uit te breiden tot onrechtmatige daad. Ingeval een eiser in de loop van het geding zijn eis vermeerdert en de verweerder zich tegen de aldus bij wege van vermeerdering van eis ingestelde vordering beroept op verjaring, hangt het tijdstip waarnaar moet worden beoordeeld of dit verweer doel treft, daarvan af of de aldus ingestelde vordering al dan niet moet worden aangemerkt als een nieuwe rechtsvordering. Indien de ingestelde vordering moet worden aangemerkt als een nieuwe rechtsvordering is voor de vraag of zij tijdig is ingesteld, het tijdstip van de eisvermeerdering beslissend. Indien de ingestelde vordering niet moet worden aangemerkt als een nieuwe rechtsvordering, is voor de vraag of zij tijdig is ingesteld het tijdstip van de rechtsingang beslissend. Van een nieuwe vordering is geen sprake indien de bij wege van vermeerdering van eis ingestelde vordering berust op dezelfde juridische en feitelijke grondslag als waarmee het geding was ingeleid (Hoge Raad 23 mei 1997, NJ 1997, 531; zie tevens latere arresten, bijvoorbeeld Hoge Raad 26 oktober 2007, NJ 2007, 578).
4.8. Naar het oordeel van de rechtbank is de feitelijke grondslag voor de vordering op basis van onrechtmatige daad dezelfde als die in de dagvaarding. Steijnbeek Beheer legt immers aan beide vorderingen ten grondslag dat Peugeot in verband met de aflevering van de auto bij Van de Weerd een vervoersovereenkomst met Gefco heeft gesloten, dat Gefco het transport van de auto heeft uitbesteed aan Armageddon en dat de chauffeur van Armageddon als gevolg van een fout met zijn vrachtwagen de stoeprand raakte, waardoor de brandstoftank van zijn vrachtwagen is gescheurd.
4.9. De op 9 april 2009 ingestelde vordering tot schadevergoeding berust echter wel op een andere juridische grondslag dan waarmee het geding was ingeleid. Bij dagvaarding beperkte Steijnbeek Beheer de juridische grondslag van haar vordering tot schadevergoeding tot wanprestatie, terwijl deze vordering thans is uitgebreid tot onrechtmatige daad. Laatstgenoemde vordering moet daarom worden beschouwd als een nieuwe rechtsvordering zodat voor de beantwoording van de vraag of die vordering tijdig is ingesteld, het tijdstip van de eisvermeerdering beslissend is. Hierboven heeft de rechtbank overwogen dat eind juli 2003 een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar is gaan lopen, zodat uiterlijk eind juli 2008 een stuitingshandeling had moeten plaatsvinden. De dagvaarding van 5 februari 2008 heeft de verjaring gelet op het voorgaande niet gestuit. De nieuwe rechtsvordering, gebaseerd op onrechtmatige daad, is pas ingesteld op 9 april 2009. De verjaringstermijn was toen reeds verstreken. De rechtbank concludeert dan ook dat deze vordering is verjaard. Steijnbeek Beheer zal met betrekking tot deze vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Onrechtmatige daad jegens Steijnbeek Onroerend Goed B.V.
4.10. Steijnbeek Beheer betoogt voorts dat Peugeot onrechtmatig heeft gehandeld rechtstreeks jegens Steijnbeek Onroerend Goed B.V. als eigenaar van het perceel. Als gevolg van de juridische fusie is de hiermee samenhangende vordering overgegaan op Steijnbeek Beheer. Ook hiertegen verweert Peugeot zich met een beroep op verjaring. Volgens Peugeot heeft Steijnbeek Beheer haar nooit eerder aangesproken en is een zelfstandige vordering van Steijnbeek Beheer nooit aan de orde geweest. De termijn van vijf jaar is verstreken. Het is steeds een bewuste keuze van Van de Weerd geweest om een vordering in te stellen en dit betreft een andere partij dan Steijnbeek Beheer. Naar aanleiding van dit verweer betoogt Steijnbeek Beheer dat een beroep op verjaring niet moet worden gehonoreerd, gelet op de achtergrond van de verjaringsregeling, namelijk dat een partij niet zomaar met een vordering wordt geconfronteerd. Gelet op de eerdere aansprakelijkstelling door Van de Weerd wist Peugeot al van de hoed en de rand en in feite waren Van de Weerd en Steijnbeek Onroerend Goed B.V. twee handen op één buik.
4.11. De rechtbank overweegt dat ook met betrekking tot deze vordering artikel 3:310 BW van toepassing is en dat de verjaringstermijn van vijf jaar op 24 augustus 2002 een aanvang heeft genomen. Deze verjaringstermijn eindigde dus in beginsel op 24 augustus 2007. Ter zitting van 9 april 2009 heeft Steijnbeek Beheer haar eis vermeerderd, in het kader waarvan zij stelt dat Peugeot op 23 augustus 2002 rechtstreeks jegens Steijnbeek Onroerend Goed B.V. onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat voor 9 april 2009 noch Steijnbeek Onroerend Goed B.V. noch Steijnbeek Beheer (sinds de juridische fusie op 25 juli 2007) een handeling jegens Peugeot heeft verricht die ertoe heeft geleid dat de verjaring van de rechtsvordering tot nakoming van de verbintenis tot schadevergoeding is gestuit. Slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan toepassing van de regel van artikel 3:310 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. De omstandigheden die Steijnbeek Beheer aanvoert zijn daartoe niet toereikend. Naar aanleiding van de brief van 29 juli 2003, waarin Peugeot namens Van de Weerd aansprakelijk is gesteld, hoefde Peugeot niet te begrijpen dat ook Steijnbeek Onroerend Goed B.V. op haar een vordering meende te hebben. De procedure die heeft geleid tot het vonnis van 13 december 2006 is bovendien door Van de Weerd en niet door Steijnbeek Onroerend Goed B.V. aanhangig gemaakt. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat deze vordering is verjaard. Steijnbeek Beheer zal ook met betrekking tot deze vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.12. Steijnbeek Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Peugeot worden begroot op:
- vast recht 1.100,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.888,00
4.13. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen.
4.14. Steijnbeek Beheer betoogt dat de chauffeur van Armageddon (Road Masters) een fout heeft gemaakt en dat dit een onrechtmatige daad oplevert in de zin van een inbreuk op het eigendomsrecht van Steijnbeek. Deze onrechtmatige daad komt volgens Steijnbeek Beheer op grond van artikel 6:171 BW voor rekening van Gefco. Gefco verweert zich met het betoog dat de vordering van Steijnbeek Beheer op Gefco is verjaard, gelet op artikel 3:310 BW. Het voorval dateert van 23 augustus 2002 en Gefco is pas op 5 februari 2008, dus meer dan vijf jaar later, gedagvaard. De verjaring van de rechtsvordering is tussentijds niet gestuit. Steijnbeek Beheer neemt het standpunt in dat Gefco ruim binnen de verjaringstermijn aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade. Tevens voert zij aan dat
een beroep op verjaring niet moet worden gehonoreerd, gelet op de achtergrond van de verjaringsregeling, namelijk dat een partij niet zomaar met een vordering wordt geconfronteerd. Gelet op de eerdere aansprakelijkstelling wist Gefco al van de hoed en de rand. Ook voert Steijnbeek Beheer aan dat op 18 oktober 2003 aan Gefco stukken zijn toegestuurd door [X], eigenaar van zowel Steijnbeek Onroerend Goed B.V. als Van de Weerd. In feite waren Van de Weerd en Steijnbeek Onroerend Goed B.V. twee handen op één buik.
4.15. De rechtbank overweegt dat Steijnbeek Onroerend Goed B.V. op 23 augustus 2002 eigenaar was van het perceel en gaat er daarom van uit dat Steijnbeek Beheer met “het eigendomsrecht van Steijnbeek” doelt op het eigendomsrecht van Steijnbeek Onroerend Goed B.V. De rechtbank begrijpt het betoog van Steijnbeek Beheer aldus dat Steijnbeek Onroerend Goed B.V. een rechtstreeks vorderingsrecht op Gefco had tot vergoeding van haar schade en dat dit vorderingsrecht als gevolg van de fusie op 25 juli 2007 in het vermogen van Steijnbeek Beheer is gevloeid.
4.16. Met betrekking tot deze vordering is artikel 3:310 BW van toepassing. Dientengevolge heeft de verjaringstermijn van vijf jaar op 24 augustus 2002 een aanvang genomen. Gefco is bij brief van 14 maart 2005 aansprakelijk gesteld maar deze aansprakelijkstelling had betrekking op schade van Van de Weerd en niet van Steijnbeek Onroerend Goed B.V. Deze brief kan dan ook niet worden geacht de verjaring van de rechtstreekse vordering van Steijnbeek Onroerend Goed B.V. te hebben gestuit. Gesteld noch gebleken is voorts dat voor 24 augustus 2007 andere stuitingshandelingen hebben plaatsgevonden.
4.17. Slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan toepassing van de regel van artikel 3:310 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. De omstandigheden die Steijnbeek Beheer aanvoert zijn daartoe niet toereikend. De omstandigheid dat [X] op 18 oktober 2003 stukken aan Gefco heeft gezonden, kennelijk met betrekking tot het voorval van 23 augustus 2002, brengt niet mee dat Gefco moest begrijpen dat Steijnbeek Onroerend Goed B.V. op haar een vordering meende te hebben. [X] was (indirect) eigenaar van zowel Steijnbeek Onroerend Goed B.V. als Van de Weerd en gesteld noch gebleken is dat [X] voornoemde stukken uitdrukkelijk namens Steijnbeek Onroerend Goed B.V. heeft verzonden. Ook voor de brief van 14 maart 2005, waarin Gefco namens Van de Weerd aansprakelijk is gesteld, brengt niet mee dat Gefco moest begrijpen dat Steijnbeek Onroerend Goed B.V. op haar een vordering meende te hebben. De procedure die heeft geleid tot het vonnis van 13 december 2006 is bovendien door Van de Weerd en niet door Steijnbeek Onroerend Goed B.V. aanhangig gemaakt. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat deze vordering is verjaard. Steijnbeek Beheer zal dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
4.18. Steijnbeek Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gefco worden begroot op:
- vast recht 1.100,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.888,00
ten aanzien van Road Masters
4.19. Ter zitting is namens Gefco verklaard dat Road Masters op 19 oktober 2007 failliet is verklaard. Steijnbeek Beheer heeft daarop nog niet gereageerd. De rechtsvordering tegen Road Masters is op 19 februari 2008 aanhangig gemaakt. Indien er vanuit moet worden gegaan dat Road Masters inderdaad op 19 oktober 2007 failliet is gegaan, dient Steijnbeek Beheer ingevolge artikel 26 Faillissementswet niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. In verband hiermee zal Steijnbeek Beheer in de gelegenheid worden gesteld om bij akte uitsluitsel te geven over de vraag of Road Masters inderdaad op 19 oktober 2007 failliet is verklaard, alsmede om een standpunt in te nemen ten aanzien van het voornemen van de rechtbank tot niet-ontvankelijkverklaring.
ten aanzien van Peugeot, Gefco en Road Masters
4.20. De rechter, ten overstaan van wie de zitting is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
5.1. wijst af de vorderingen van Steijnbeek Beheer, gebaseerd op wanprestatie,
5.2. verklaart Steijnbeek Beheer niet-ontvankelijk in haar vorderingen, gebaseerd op onrechtmatige daad,
5.3. veroordeelt Steijnbeek Beheer in de proceskosten, aan de zijde van Peugeot tot op heden begroot op EUR 2.888,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4. veroordeelt Steijnbeek Beheer in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na voormelde aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
5.5. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. verklaart Steijnbeek Beheer niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
5.7. veroordeelt Steijnbeek Beheer in de proceskosten, aan de zijde van Gefco tot op heden begroot op EUR 2.888,00,
5.8. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
ten aanzien van Road Masters
5.9. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 december 2009 voor het nemen van een akte door Steijnbeek Beheer over hetgeen is vermeld onder 4.19,
5.10. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2009.?