RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2009
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder.
Inleiding
1.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 augustus 2008 (het bestreden besluit), waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van
10 maart 2008 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder besloten de uitkering van eiseres op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 9 april 2008 te verlagen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit ook het bezwaar van eiseres tegen het tweede besluit van 10 maart 2008 ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder een re-integratievisie ten behoeve van eiseres opgesteld.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 25 september 2009 waar eiseres is verschenen, bijgestaan door S.L. Knols, jurist bij FNV Bondgenoten te Utrecht. Namens verweerder is verschenen F. Snatager, werkzaam bij het Uwv.
Overwegingen
Ten aanzien van de verlaging van de WAO-uitkering.
2.1 Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de WAO is arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde mensen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Onder eerstgenoemde arbeid wordt ingevolge het vijfde lid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient dan ook eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiseres heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op zijn verdienvermogen.
2.2 Eiseres was werkzaam als secretariaatmedewerkster en als leidster fitgym. Vanaf 24 juli 2003 is eiseres arbeidsongeschikt geworden in verband met psychische klachten, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Op 17 december 2007 vond een verzekeringsgeneeskundig heronderzoek plaats in het kader van het per 1 oktober 2004 aangepaste Schattingsbesluit Arbeidsongeschiktheidswetten (van 18 augustus 2004, Stb. 2004, 434). Op grond van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek werd de uitkering van eiseres, met ingang van 9 april 2008, verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
2.3 Bij het bestreden besluit heeft verweerder - onder verwijzing naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 28 juli 2008 en het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 12 augustus 2008 - het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.4 In beroep heeft eiseres -kort samengevat- aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat en zij de geduide functies niet kan verrichten. Eiseres voert aan dat onvoldoende rekening gehouden is met de behandelende sector. In het verlengde hiervan stelt eiseres dat zij, als gevolg van de onderschatte beperkingen, bezwaren heeft tegen de verplichtingen zoals deze vastgelegd zijn in de re-integratievisie.
Voorts stelt eiseres dat een aantal geduide functies, waarbij nadrukkelijk een bijzondere belasting genoemd is voor ‘samenwerken’, niet wordt toegelicht. De functie van huishoudelijk medewerker schoonmaakdienst ziekenhuis is verder niet geschikt aangezien eiseres beperkt is in het aangaan van de confrontatie met andermans ellende, aldus eiseres. Tot slot stelt eiseres dat zij niet bestand is tegen de deadlines die bij schoonmaakfuncties gebruikelijk zijn. Dat schoonmaakwerkzaamheden strenge normtijden en deadlines kennen is volgens eiseres een feit van algemene bekendheid. Dat de arbeidsdeskundig analist dit niet heeft waargenomen is, zo stelt eiseres, geen reden om aan die kritiek voorbij te gaan.
2.5 De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat het onderzoek van de (bezwaar)verzekeringsartsen niet zorgvuldig is geweest of dat de medische beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgesteld. De medische klachten en problemen van eiseres zijn uitgebreid door de verzekeringsarts(en) bij de beoordeling van de gezondheidstoestand van eiseres en het opstellen van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 december 2007 betrokken. Voorts overweegt de rechtbank dat eiseres haar standpunt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar medische beperkingen niet nader heeft onderbouwd met medische verklaringen. Eiseres heeft wel een citaat uit de brief van haar behandelende psychiater overgelegd, maar hieruit is niet op te maken dat onvoldoende beperkingen aangenomen zijn. De reactie van bezwaarverzekeringsarts B. Bockwinkel van 18 september 2008 op de door eiseres overgelegde medische informatie, kan de rechtbank volgen.
De stelling van eiseres dat zij de functies niet kan verrichten aangezien zij beperkt is in het omgaan met de ellende van anderen, faalt dan ook.
2.6 De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er door de bezwaarverzekeringsarts meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen dan zijn vastgesteld in de FML van 17 december 2007 zodat de conclusie is dat het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag berust.
2.7 In het kader van het arbeidskundig onderzoek zijn aan eiseres vier functies voorgehouden, namelijk: productiemedewerker voedingsmiddelen industrie (Sbc-code 111172), inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190), huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en huishoudelijk medewerker (Sbc-code 111333).
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat deze functies niet passend zijn aangezien een onjuiste FML is opgesteld. Gelet op de hiervoor getrokken conclusie dat het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag berust, faalt deze grief.
2.8 Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat de geduide functies zijn aan te merken als arbeid die wat betreft de daarin voorkomende belasting in overeenstemming is met de voor eiseres geldende beperkingen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage van 24 september 2008 toereikend gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn wat ‘samenwerken’ betreft alsook dat bij de Sbc-codes 111333 en 111334 geen deadlines of productiepieken voor komen.
2.9 De rechtbank ziet, na vergelijking van de FML met de functiebeschrijvingen van de betreffende functies op het formulier “resultaat functiebeoordeling”, geen aanleiding om te oordelen dat de bezwaararbeidsdeskundige eiseres ten onrechte geschikt heeft geacht voor deze functies. De conclusie is dat het bestreden besluit berust op een toereikende arbeidskundige grondslag.
2.10 Hetgeen door eiseres ten aanzien van de verlaging van de WAO-uitkering is aangevoerd kan dan ook niet leiden tot de vernietiging van het bestreden besluit. Het bestreden besluit van 14 augustus 2008 kan in zoverre in rechte standhouden.
Ten aanzien van de re-integratievisie.
2.11 De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de re-integratievisie is aan te merken als een besluit waartegen bezwaar en beroep open staat. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.12 De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 10 december 2008 (www.rechtspraak.nl, LJN: BG8911) overwogen dat een re-integratievisie als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), indien daarin de uitwerking van uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van de betrokkene is vastgelegd.
2.13 De re-integratievisie is neergelegd in een door de re-integratiecoach van het Uvw gehanteerd formulier dat teksten in kolommen bevat. In de re-integratievisie van eiseres van
8 februari 2008 staat onder het kopje ‘A. Algemene gegevens’ (onder punt 2) in de rechter kolom – voor zover van belang - vermeld : ‘(indien van toepassing) Waarom start UWV (nog) geen re-integratieactiviteiten? N.B.: Geef zonodig aan wanneer een vervolggesprek gepland wordt, zodat het monitorteam op tijd het dossier kan voorleggen. In de linker kolom staat: ‘Betrokkene volgt een traject via Altrecht. Begeleiding naar werk maakt onderdeel uit van dit traject. Een jobcoach zou via de IRO gefinancierd kunnen worden. Wanneer betrokkene daar in de toekomst behoefte aan heeft, zal zij contact opnemen met UWV om eventueel te worden aangemeld voor een traject.’
Onder het kopje ‘B. Re-integratievisie’ is geen op eiseres betrekking hebbende informatie opgenomen. Het bij dit kopje behorende punt 9. ‘Afspraken’ is niet ingevuld. Ter zitting is desgevraagd door verweerder bevestigd dat in deze re-integratievisie geen specifieke verplichtingen of afspraken zijn opgenomen, die eiseres moet nakomen. Naar het oordeel van de rechtbank betekent het voorgaande dat, anders dan in de voornoemde uitspraak van de Raad van 10 december 2008, in deze re-integratievisie van eiseres geen acties zijn vermeld die zij moet nakomen. Derhalve is hierin geen concrete uitwerking vastgelegd van uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van eiseres, zodat er geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
2.14 Dit houdt tevens in dat voor eiseres ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb geen bezwaar en beroep openstond tegen de re-integratievisie. Verweerder had het bezwaar van eiseres tegen dit plan daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren. De rechtsmiddelenclausule onder de brief van 10 maart 2008 maakt dit niet anders. Het staat verweerder immers niet vrij om te bepalen of een beslissing kan worden aangemerkt als een besluit waartegen bezwaar open staat. Nu verweerder dat niet heeft gedaan, is het beroep gegrond en dient in zoverre het besluit van 14 augustus 2008 (weliswaar op andere gronden dan door eiseres is aangevoerd) te worden vernietigd. Aangezien verweerder met inachtneming van deze uitspraak geen ander besluit kan nemen dan het gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar van eiseres alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
2.15 De rechtbank ziet aanleiding om verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) als kosten voor verleende rechtsbijstand.
2.16 De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
3.1 verklaart het beroep gegrond voor zover gericht tegen de re-integratievisie;
3.2 vernietigt de beslissing op bezwaar van 14 augustus 2008 voor zover deze ziet op de
re-integratievisie;
3.3 verklaart het door eiseres gemaakte bezwaar tegen de brief van verweerder van
10 maart 2008, die ziet op de re-integratievisie, niet-ontvankelijk;
3.4 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit;
3.5 verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
3.6 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ad € 39,- aan haar
vergoedt;
3.7 veroordeelt verweerder in de kosten van eiseres in dit geding tot een bedrag van
€ 644,-.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. van Es-de Vries en in het openbaar uitgesproken op
6 november 2009.
mr. J.C. van Vuren mr. J.R. van Es-de Vries
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.