Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 266021 / HA ZA 09-930
Vonnis in incident van 7 oktober 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MUNDIPAK B.V.,
gevestigd te Baambrugge, kantoorhoudende te Hillegom,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.M. van Noort,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DROSTE B.V.,
gevestigd te Vaassen, gemeente Epe,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. L.J. Steenbergen.
Partijen zullen hierna Mundipak en Droste genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding met producties,
• de conclusie van antwoord met productie, tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring,
• de incidentele conclusie van antwoord met producties,
• de akte uitlating producties in het incident van de zijde van Droste,
• de brief van 4 september 2009 van Mundipak.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
1.3. In het kader van het incident zal de rechtbank de akte uitlating producties van de zijde van Droste slechts bij haar beoordeling betrekken voor zover Droste daarbij is ingegaan op de door Mundipak bij de incidentele conclusie van antwoord overgelegde producties en voor het overige buiten beschouwen laten.
2. De vordering in de hoofdzaak
2.1. In de hoofdzaak vordert Mundipak - onder meer - betaling van een door haar aan Droste gezonden factuur van € 83.300,00. Mundipak legt aan deze vordering ten grondslag dat zij, vanwege een opdracht tot levering van een verpakkingsmachine aan Droste, op 27 november 2008 een opdrachtbevestiging aan Droste heeft gezonden. Op de achterzijde van de opdrachtbevestiging is vermeld dat betaling omgaand bij ontvangst van de factuur dient plaats te vinden. De factuur voor het bedrag van € 83.300,00 is eveneens op 27 november 2008 aan Droste verzonden. Mundipak heeft bewijs van haar stellingen aangeboden door het overleggen van bescheiden en het horen van, met naam genoemde, getuigen.
2.2. Droste betoogt dat voor de verpakkingsmachine geen koopovereenkomst (namens Droste) is gesloten. Zij stelt daartoe dat [X] (destijds werkzaam bij Droste) slechts opdracht heeft gegeven om een offerte te maken voor de verpakkingsmachine. Bovendien was [X] als hoofd van de technische dienst niet bevoegd om Mundipak een opdracht tot aankoop van de verpakkingsmachine te geven. Mundipak kon er volgens Droste op grond van de gegevens in het handelsregister mee bekend zijn dat [Y], (hierna [Y]) de bestuurder van Droste, daartoe als enige bevoegd was.
3. De beoordeling in het incident
3.1. Mundipak ontleent de bevoegdheid van deze rechtbank aan artikel 14 van de door haar gehanteerde Algemene Voorwaarden van de Machinehandel (hierna: de algemene voorwaarden) waarin het volgende is bepaald:
“Alle geschillen uit of naar aanleiding van een koopovereenkomst danwel van nadere overeenkomsten, die daarmede samenhangen, zullen uitsluitend worden berecht door de gewone rechter van de vestigingsplaats van de verkoper, tenzij koper en verkoper overeenkomen het geschil te onderwerpen aan arbitrage”
3.2. Droste vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart omdat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, aangezien Droste hiervan geen kennis heeft kunnen nemen, dan wel dat zij deze voorwaarden niet heeft geaccepteerd. Droste stelt daartoe dat de opdrachtbevestiging en de facturen van Mundipak waarop naar de algemene voorwaarden wordt verwezen op geen enkele wijze door Droste zijn bevestigd of geaccepteerd.
3.3. Mundipak betwist dat Droste geen kennis van de algemene voorwaarden heeft kunnen nemen en stelt daartoe dat op de laatste pagina van de opdrachtbevestiging van 27 november 2008 en op de factuur van die datum is vermeld dat op alle aanbiedingen, contracten en leveringen de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat daarbij is verwezen naar de vindplaats van de algemene voorwaarden. Bovendien doen Mundipak en Droste al jarenlang zaken met elkaar. Mundipak stelt dat zij vanaf het begin van de zakelijke relatie in 2000 op al haar opdrachtbevestigingen en facturen naar de algemene voorwaarde verwijst, zodat Droste daarmee bekend moet worden verondersteld. Nu Droste nimmer bezwaar heeft gemaakt tegen de vermelding op de facturen moet zij worden geacht stilzwijgend met de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden te hebben ingestemd. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Mundipak eerder door haar aan Droste verzonden facturen overgelegd.
3.4. Bij de beoordeling van het incident zal de rechtbank een voorlopig oordeel dienen te geven over de in de hoofdzaak te beantwoorden vraag of tussen partijen al of niet een overeenkomst tot stand is gekomen.
3.5. Naar aanleiding van de stellingen van partijen en de tot op heden in het geding gebrachte producties overweegt de rechtbank het volgende. Niet in geschil is dat [X] in november 2008 mondeling contact heeft gehad met Mundipak over de levering van een verpakkingsmachine door Mundipak aan Droste. Naar aanleiding daarvan heeft Mundipak op 27 november 2008 een opdrachtbevestiging aan Droste gezonden. De aanbiedingsbrief vermeldt “hierbij refereren wij aan het gesprek met ondergetekende en collega [A] van dinsdag 25 november jl. waarin u opdracht heeft gegeven voor levering van de gebruikte Somic casepacker (…)”. De bijgevoegde productspecificatie draagt het opschrift “Opdrachtbevestiging”. Indien op dat moment nog geen opdracht was gegeven door Droste was te verwachten geweest dat zij dit zo spoedig mogelijk aan Mundipak had laten weten. Dit heeft Droste echter nagelaten. Naar aanleiding van een betalingsherinnering en een kopie van de factuur van 27 november 2008, die Mundipak – onbetwist – op 22 januari 2009 per e-mail heeft gezonden, heeft Droste evenmin kenbaar gemaakt dat zij zich niet aan de door Mundipak genoemde opdracht gebonden acht. Voorts is gesteld noch gebleken dat Droste heeft gereageerd op een op 28 januari 2009 door Mundipak gezonden e-mail, waarin wordt gerefereerd aan een telefoongesprek waarin Droste zou hebben verzocht om de creditnota voor de verpakkingsmachine in december 2008 te dateren. Vervolgens heeft Mundipak op 11 februari 2009 een overzicht van de openstaande facturen aan Droste gezonden met het verzoek om deze te betalen, waarna Droste op 17 februari 2009 een e-mail aan Mundipak heeft gezonden met de volgende inhoud:
“vanuit Basel is besloten dat het project drinkchocolade niet doorgezet wordt. Aan mij is gevraagd jou te informeren dat de afname van de Somic omdoosmachine door Droste niet doorgaat. Onze financiële afdeling vraagt of je een creditnota wilt sturen voor de factuur. (…)”
Ook uit deze e-mail van Droste valt niet af te leiden dat er volgens Droste geen overeenkomst tot stand was gekomen en zij heeft daarin evenmin te kennen gegeven dat er sprake zou zijn van een bevoegdheidsgebrek. Pas naar aanleiding van een brief van 17 februari 2009, waarin (de advocaat van) Mundipak Droste heeft gesommeerd om de factuur van € 83.399,00 te voldoen, heeft [Y] bij brief van 23 februari 2009, de onbevoegdheid van [X] ingeroepen voor het sluiten van de betreffende overeenkomst.
3.6. Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat een overeenkomst betreffende de levering van de verpakkingsmachine tot stand is gekomen. Nu Droste niet kort na ontvangst van de opdrachtbevestiging naar voren heeft gebracht dat [Y] de enige bevoegde persoon is voor het sluiten van de betreffende overeenkomst en ook daarna niet heeft gereageerd op de door Mundipak gezonden facturen en e-mails, heeft zij ook de schijn opgeroepen dat [X] vertegenwoordigingsbevoegd was. Dit leidt tot het (voorlopig) oordeel dat Droste gebonden is aan deze met Mundipak gesloten overeenkomst.
3.7. Vervolgens dient de rechtbank de vraag beantwoorden of, nu er vanuit wordt gegaan dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, daarbij ook de door Mundipak gehanteerde algemene voorwaarden zijn overeengekomen.
3.8. De rechtbank beantwoordt deze vraag eveneens bevestigend en heeft daartoe het volgende overwogen. Droste heeft niet betwist dat in de opdrachtbevestiging die Mundipak naar aanleiding daarvan op 27 november 2008 aan haar heeft gezonden, wordt verwezen naar de algemene voorwaarden en de vindplaats daarvan. Vaststaat dat Droste de opdrachtbevestiging heeft ontvangen, maar daarop niet heeft gereageerd. Droste heeft voorts niet betwist dat er een langdurige handelsrelatie tussen partijen bestaat, waarbij steeds op de opdrachtbevestigingen en facturen naar de door Mundipak gehanteerde algemene voorwaarden is verwezen. Gesteld noch gebleken is dat Droste in het verleden tegen deze algemene voorwaarden heeft geprotesteerd. De door Mundipak overgelegde facturen betreffen, naast aankopen van onderdelen, ook de aankoop van een cellofaneermachine voor een bedrag van in totaal €176.630,00. Het betoog van Droste dat zij in het verleden slechts de algemene voorwaarden heeft aanvaard voor zover het ging om de verkoop van onderdelen en niet voor een geval als dit waar het gaat om de aankoop van een gehele machine, treft dus geen doel. Droste kan dan ook geacht worden bekend te zijn met de door Mundipak gebruikte algemene voorwaarden. Nu Droste, bekend zijnde met de algemene voorwaarden die zij in het verleden heeft aanvaard, niet binnen korte tijd na ontvangst van de opdrachtbevestiging van 27 november 2008 heeft geprotesteerd tegen de daarin vermelde algemene voorwaarden, kon Mundipak erop vertrouwen dat Droste ook bij deze overeenkomst de algemene voorwaarden (stilzwijgend) heeft aanvaard.
3.9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst die naar het voorlopig oordeel tussen partijen is gesloten. Nu deze rechtbank op grond van artikel 14 van de algemene voorwaarden bevoegd is van het geschil kennis te nemen, moet de incidentele vordering worden afgewezen.
3.10. Droste zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Mundipak zijn begroot op € 452,00 voor salaris advocaat.
De beoordeling in de hoofdzaak
3.11. De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen.
3.12. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
3.13. De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
3.14. In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
3.15. Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
4.1. wijst de vordering af,
4.2. veroordeelt Droste in de kosten van het incident aan de zijde van Mundipak tot op heden begroot op € 452,00
in de hoofdzaak
4.3. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. D. Wachter in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op donderdag 7 januari 2010 van 14.00 tot 16.00 uur,
4.4. bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
4.5. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op de hiervoor genoemde vonnisdatum.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2009.