ECLI:NL:RBUTR:2009:BK1532

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 08-2885
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen herroeping bouwvergunning voor fitnesscentrum en appartementen La Sabbia

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 oktober 2009 uitspraak gedaan in een beroep van HSB Ontwikkeling B.V. tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht van 27 juni 2008. Dit besluit hield in dat het college het eerder verleende besluit van 9 januari 2008, waarin vrijstelling en een bouwvergunning voor het oprichten van een fitnesscentrum, horecagelegenheid, twaalf appartementen en een parkeergarage op het perceel Leidsche Rijn te Utrecht was verleend, heeft herroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit pas op 26 september 2009 aan de gemachtigde van eiseres is toegezonden, waardoor de termijn voor het indienen van het beroepschrift niet tijdig was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege blijft, omdat eiseres niet in verzuim was. De rechtbank heeft verder overwogen dat, gezien de uitspraken van heden waarin andere beroepen tegen het besluit van 2 december 2008 ongegrond respectievelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard, eiseres geen belang meer heeft bij een separaat oordeel over het beroep tegen het besluit van 27 juni 2008. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat haar belang ligt in een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het enkel de herroeping van het primaire besluit bevatte zonder een nieuwe beslissing op de aanvraag van eiseres. De rechtbank heeft daarom besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 805,-. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft verweerder wel verplicht het griffierecht van € 288,- aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 08/2885
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2009
inzake
HSB Ontwikkeling B.V.,
gevestigd te Volendam,
eiseres,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Inleiding
1.1 Het beroep heeft betrekking op het besluit van verweerder van 27 juni 2008 waarbij het besluit van 9 januari 2008 is herroepen. Bij besluit van 9 januari 2008 is aan HSB Ontwikkeling B.V. (binnenplanse) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een fitnesscentrum, een horecagelegenheid, twaalf appartementen en een parkeergarage (plan ‘La Sabbia’) op het perceel Leidsche Rijn, Het Zand, Scherf 7.6 te Utrecht.
1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van 1 april 2009, waar eiseres is verschenen bij [A] en [B], bijgestaan door mr. E.M. Vos, advocaat te Nijmegen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.P. de Keijzer en ing. C. Mesman, beiden werkzaam bij de gemeente Utrecht.
1.3 Met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting geschorst.
1.4 Het beroep is op 30 september 2009 opnieuw ter zitting behandeld. Aanwezig waren [A], [B], mr. E.M. Vos, mr. H.P. de Keijzer en ing. C. Mesman, als voornoemd.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
2.2 In artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2.3 Ingevolge artikel 7:12, tweede lid, eerste volzin, van de Awb wordt de beslissing op bezwaar bekend gemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht.
In artikel 6:9 van de Awb is bepaald dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het vóór het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.4 Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.5 De rechtbank stelt vast dat, nu het beroep van eiseres is gericht tegen een besluit van verweerder van 27 juni 2008, verzonden op 30 juni 2008, de beroepstermijn is gaan lopen op 1 juli 2008 en geëindigd op 11 augustus 2008.
2.6 Het beroepschrift van eiseres, gedateerd 2 oktober 2008, is op 3 oktober 2008 binnengekomen bij de rechtbank. Eiseres heeft de voor het instellen van het beroep gestelde termijn dan ook niet in acht genomen.
2.7 Als reden voor het niet tijdig instellen van het beroep voert eiseres in het beroepschrift aan dat de gemachtigde van eiseres, mr. E.M. Vos, eerst bij e-mailbericht van 26 september 2008 het bestreden besluit is toegezonden.
2.9 Gebleken is dat eiseres zich reeds in de bezwaarfase heeft laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Vos, voornoemd. Nu bekend was althans had moeten zijn dat eiseres werd bijgestaan door voornoemde gemachtigde, was verweerder ingevolge artikel 2:1, eerste lid, van de Awb gehouden het verkeer met eiseres te laten verlopen via deze gemachtigde.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting van 1 april 2009 stelt de rechtbank vast dat het bestreden besluit eerst op 26 september 2009 is toegezonden aan de gemachtigde van eiseres.
Gelet op het vorenstaande blijft met toepassing van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring wegens het na afloop van de termijn ingediend beroepschrift achterwege.
2.10 Met het bestreden besluit van 27 juni 2008 heeft verweerder het primaire besluit van 9 januari 2008 herroepen.
Nadien heeft verweerder bij besluit van 2 december 2008 aan eiseres vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning verleend voor plan ‘La Sabbia’.
Tegen laatstgenoemd besluit is door diverse partijen beroep ingesteld. Bij uitspraken van heden zijn die beroepen ongegrond respectievelijk niet-ontvankelijk verklaard. In die uitspraken is onder meer overwogen dat het besluit van 27 juni 2008 en het besluit van 2 december 2008 dienen te worden opgevat als de samenstellende bestanddelen van de in heroverweging gegeven volledige beslissing op bezwaar.
Nu als gevolg van deze uitspraken het besluit van 2 december 2008 in stand is gebleven, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij een separaat oordeel over het beroep tegen het besluit van 27 juni 2008.
Ter zitting van 1 april 2009 heeft eiseres aangegeven dat haar belang is gelegen in een proceskostenveroordeling.
2.11 Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de uitspraak van 4 april 2007 (www.rechtspraak.nl, LJN: BA2198), geeft de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. Indien, afgezien van de vraag of aanleiding bestaat tot een proceskostenveroordeling over te gaan, geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de zaak, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling.
2.12 Wat betreft de vraag of een proceskostenveroordeling op zijn plaats is, wordt als volgt overwogen. Eiseres heeft in beroep geklaagd over het feit dat het besluit van 27 juni 2008 geen afgeronde heroverweging inhoudt. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:11 van de Awb, nu het slechts de herroeping van het primaire besluit bevat en niet een nieuwe beslissing op de aanvraag van eiseres om bouwvergunning.
De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om tot een proceskostenveroordeling over te gaan, als hierna verwoord.
2.13 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt verweerder veroordeeld in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 805,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen op een nadere zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 322,-) als kosten van verleende rechtsbijstand.
2.14 Het voorgaande brengt mee dat het beroep niet-ontvankelijk is.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
3.1 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
3.2 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,- aan haar vergoedt;
3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 805,- te betalen aan eiseres.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven en in het openbaar uitgesproken op
28 oktober 2009.
De griffier: De rechter:
A. Heijboer mr. B.J. van Ettekoven
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.