RECHTBANK UTRECHT
Nevenzittingsplaats Almelo
parketnummer: 08/963010-07 en 08/963002-08
datum vonnis: 28 oktober 2009
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie bij het Landelijk Parket tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] in [geboorteplaats],
[woonadres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 januari 2009, 27 januari 2009, 30 september 2009 en 14 oktober 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.A.H.M. Schepers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.A.C. van Overmeire - de Vilder, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
onder parketnummer 08/963010-07:
Feit 4a primair en 4b primair: telkens medeplegen van poging tot moord
Feit 4a subsidiair en 4b subsidiair: telkens medeplegen van poging tot doodslag
Feit 4a meer subsidiair en 4b meer subsidiair: telkens medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade
Feit 4a meest subsidiair en 4b meest subsidiair: telkens medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade
onder parketnummer 08/963002-08: medeplegen van mensenhandel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
onder parketnummer 08/963010-07:
4.
a.
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en (in) vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1], van het leven te beroven, tezamen en (in) vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geschopt, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en (in) vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geschopt,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade althans opzettelijk (zwaar) lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, na kalm beraad en rustig overleg opzettelijk, althans opzettelijk met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] een steekwond in de buik heeft bekomen en/of letsel aan (een van) zijn nier(en) en/of intern letsel heeft bekomen, althans (zwaar) lichamelijk letsel opliep;
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, na kalm beraad en rustig overleg opzettelijk, althans opzettelijk met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] een steekwond in zijn buik heeft bekomen en/of letsel aan (een van) zijn nier(en) en/of intern letsel heeft bekomen, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
b.
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en [in] vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en/of hoofd van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man heeft geslagen en/of geschopt,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en [in] vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en van (die) een [persoon] zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man heeft geslagen en/of geschopt,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk (zwaar) lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk met een mes en/of puntig (scherp)
voorwerp in het lichaam van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan (die) een [persoon] zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man een (steek)wond in de (rechter) elleboog) en/of een of meer (open) wond(en) op het hoofd en/of letsel aan zijn rug heeft bekomen, althans (zwaar) lichamelijk letsel opliep;
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon zich noemend [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van een persoon zich noemend [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van een [persoon] zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, een (steek)wond in de (rechter) elleboog) en/of een of meer (open) wond(en) op het hoofd en/of letsel aan zijn rug heeft bekomen, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
onder parketnummer 08/963002-08:
- hij in of omstreeks de periode 01 januari 2006 tot en met 07 februari 2007 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- [slachtoffer 3] (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een [persoon] te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 3] heeft, heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3];
- [slachtoffer 3] heeft/hebben mede genomen en/of heeft/hebben aangeworven met het oogmerk die [slachtoffer 3] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
- [slachtoffer 3] (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een [persoon] te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 3] heeft, heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard) dan wel door voornoemde middelen enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die arbeid en/of diensten;
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 3];
- (telkens) die [slachtoffer 3] door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een [persoon] te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 3] heeft, heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [slachtoffer 3] met of voor een derde;
terwijl dat/die feit(en) zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft/hebben gehad;
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
(met betrekking tot die [slachtoffer 3]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 3] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 3] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 3] een kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 3] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 3] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 3] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 3] één of meerdere malen geslagen en/of
- die [slachtoffer 3] gedreigd te slaan en/of
- die [slachtoffer 3] bedreigd en/of
- die [slachtoffer 3] mishandeld en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen, een abortus te ondergaan (teneinde het prostitutiewerk te kunnen (blijven) vervullen en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen, een tatoeage op haar lichaam te laten zetten en/of
- die [slachtoffer 3] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 3] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of
- die [slachtoffer 3] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 3] als prostituee te laten werken;
- “… die [slachtoffer 3] in een (recreatie) woning ondergebracht en/ of laten onderbrengen, althans voor die [slachtoffer 3] (aldaar) woonruimte /onderdak geregeld of laten regelen en/of...”
- “... die [slachtoffer 3] te verstaan gegeven dat zij, wanneer zij zou stoppen met haar werk (en daarmee haar inkomsten) als prostituee, een (afkoop)bedrag van 50.000,-- Euro of daaromtrent, in elk geval enig (afkoop)bedrag, moest betalen en/of haar ouders alsdan op de hoogte zouden worden gebracht van haar werk als prostituee en/of ...”
- “...die [slachtoffer 3] misleid onder het mom van sparen (gedeeltelijk) om haar inkomsten uit de prostitutie af te staan en/of...”
- “...de keuzevrijheid van die [slachtoffer 3] beperkt en/of ontnomen om tijdens het werk en/of buiten het werk te gaan en staan en/of om te gaan met anderen dan verdachte en/of zijn medeverdachten, althans het moeten afleggen van
verantwoording over het gaan en staan en/of omgang met andere mensen tijdens het werk en/of buiten het werk om en/of...”
- “...angst ingeboezemd bij die [slachtoffer 3] voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of vrienden en/of dierbare huisdieren en/of...”
- “...die [slachtoffer 3] onder druk gezet en/of in een afhankelijksheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon onttrekken aan de (groep)dwang en/of (groeps) intimidatie en/of dermate dreigende sfeer waartegen zij geen weerstand kon bieden en/of...”
- “...instructies gegeven en/of laten geven aan die [slachtoffer 3], teneinde de prostitutiewerkzaamheden en de inkomsten van die [slachtoffer 3] te controleren en/of...”
- “...(beschermings)gelden geïnd en/of laten innen bij / van die [slachtoffer 3];...”.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake parketnummer 08/963010-07 feit 4a primair en 4b primair en ter zake parketnummer 08/962002-08 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de door haar op de lijst van inbeslaggenomen goederen gemarkeerde goederen worden teruggegeven aan verdachte dan wel worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 Feiten 1a en 1b Steekpartij Jan Evertsenstraat Amsterdam
5.1.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Op 11 mei 2006 zijn [slachtoffer 1] en een man die zich [slachtoffer 2] noemde, in een internetwinkel in de Jan Evertsenstraat te Amsterdam, door vijf mannen belaagd. [slachtoffer 1] is geslagen en gestompt op het lichaam en in het gezicht en gestoken met een mes of scherp voorwerp in zijn linkerzij. [slachtoffer 1] liep daardoor een steekwond in zijn linkernier op waardoor die linkernier beschadigd is geraakt, operatief ingrijpen noodzakelijk was en een ziekenhuisopname van dertien dagen volgde. Hij is last en pijn blijven houden van deze verwonding . De andere man, die zich [slachtoffer 2] noemde, is geslagen en geschopt in het gezicht en tegen het lichaam en gestoken met een mes of scherp voorwerp. Deze man had een hoofdwond van 10 centimeter en een wond op zijn elleboog van 5 centimeter , , , , .
5.1.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat verdachte een van deze vijf belagers was en dat het feit opzettelijk en met voorbedachten rade is gepleegd. Zij acht aannemelijk dat het tweede slachtoffer, die zich [slachtoffer 2] noemde, eigenlijk [slachtoffer 2] heet. De officier van justitie acht poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewezen.
De raadsvrouw van verdachte betwist dit gemotiveerd en voert enkele, hierna te bespreken verweren.
5.1.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De betrokkenheid van verdachte
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte een van de vijf eerdergenoemde mannen was, slaat de rechtbank acht op de volgende bewijsmiddelen en overweegt naar aanleiding daarvan het volgende.
1. [slachtoffer 1] legt op 12 mei 2006, de dag na het incident, in het ziekenhuis een verklaring af en zegt dat hij twee van de mannen herkende van de wallen uit de tijd dat hij nog taxichauffeur was . Hij reed hun meisjes. [slachtoffer 1] weet geen namen maar geeft aan dat hij de mannen wel kan herkennen. Hij denkt dat ze pooiers zijn. De mannen rijden in auto’s met Duitse kentekens waaronder een Porsche Cayenne.
2. Twee weken later, als de politie hem afdrukken van de videobeelden van de bewakingscamera’s uit de internetwinkel toont, zegt hij dat hij drie van de mannen van de wallen kent en hij noemt hun namen . Hij noemt onder andere verdachte. Dat is de man met de zwarte trui en muts en baardgroei. Hij benoemt verder de man die achter verdachte loopt, met het rode T-shirt. Dat is medeverdachte wonende in de [woonadres]. [slachtoffer 1] zegt dat dit de man is die hem gestoken heeft.
3. Ruim een jaar later, op 27 augustus 2007, verklaart [slachtoffer 1] dat hij drie van de mannen wel kende van de wallen en wist dat het Turken waren, maar dat hij de namen niet kende. Hij had de namen gekregen van een onbekende man die hem in het ziekenhuis had bezocht. De namen stonden op een papiertje . Bij de rechter-commissaris bevestigt hij die verklaring en voegt er aan toe dat de man hem vijf of zes dagen na het incident bezocht in het ziekenhuis. De man met de pet op was degene die hem had gestoken .
4. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie vermeldt dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een paar van de mannen herkende. Hij noemt onder andere verdachte, een grote bodybuilder en [medeverdachte].
5. De rechtbank heeft op de zitting de hiervoor aangeduide videobeelden bekeken en geconstateerd dat de man die als tweede in de groep van vijf binnenkwam, met de zwarte muts, op verdachte lijkt. Deze man draagt een donkere jas met aan de voor- en achterzijde op borsthoogte overdwars een witte streep. De derde man met pet en het rode T-shirt onder de jas, heeft het postuur van [medeverdachte] .
6. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van observatie waarin wordt vermeld dat verdachte regelmatig wordt gezien in een Porsche Cayenne met Duits kenteken.
7. In het dossier bevinden zich foto’s van mensen voor een woning. Eén daarvan, een man, draagt een donkere jas met op de achterzijde, ter hoogte van de schouders, een witte streep overdwars . [getuige] en [getuige] verklaren bij de politie dat de man met de jas met de witte streep verdachte is , .
8. In het dossier bevindt zich een weergave van telefoongesprekken die afgeluisterd zijn in het Sneeponderzoek. Het betreft de volgende gesprekken:
- een gesprek op 26-9-2006, 19.03.42 uur tussen verdachte en [persoon], waarin [persoon] zegt dat hij de hoerenjongen [slachtoffer 1] te pakken heeft genomen in een reparatiewerkplaats. [slachtoffer 1] heeft een verklaring afgelegd en namen genoemd. Hij, [persoon], heeft hem klappen gegeven. [persoon] zal hem naar de advocaat brengen, morgen, om zijn verklaring in te laten trekken. ;
- een gesprek van 26-9-2006 19.19.59 uur tussen verdachte en [persoon], waarin verdachte onder meer zegt: hij is gegaan, die hoerenjong die een aangifte heeft gedaan, [slachtoffer 1]. Hij heeft die gevonden in de werkplaats en een beetje begroet, snap je. Die brengt hij morgen naar de advocaat. Hij heeft dat gedaan wat wij gezegd hebben. [persoon] heeft gebeld, ze gaan morgen om het recht te zetten .
- een gesprek van 5-10-2006, 18.41.25 uur tussen [persoon] en verdachte, waarin [persoon] zegt dat die hoerenjongen [slachtoffer 1] zijn aangifte niet heeft ingetrokken. [persoon] zegt dat. [persoon] heeft hem naar de advocaat gebracht in Oost. De camera’s hebben alles opgenomen. Begrijp je hoe onze kale een wedstrijd deed, hoe ze elkaar sloegen. Hij heeft de naam van de kale gegeven, zijn echte naam en die van jou .
- een gesprek van 7-10-2006, 20.27.25 uur tussen [persoon] en verdachte, waarin verdachte vraagt: hoe staat het met de kwestie [slachtoffer 1]. Niet gelukt. [persoon] zegt dat hij hem bij de advocaat heeft gebracht en dat die zegt dat alles is opgenomen door de camera. verdachte vraagt of het duidelijk te zien is op de camera. [persoon] bevestigt dat en voegt er aan toe dat de advocaat zegt: jullie moeten wachten, als er iets gebeurt in deze zaak, dan moet ik advocaat worden van één van jullie. En als [slachtoffer 1] dan op de rechtbank komt kunnen we alles laten omdraaien. Als we nu iets gaan doen dan maken we slapende honden wakker. verdachte zegt: als ze ons oppakken met dat foto! Dan past het precies. [persoon] zegt: de advocaat zegt: ik red jullie wel uit deze zaak. verdachte: hoe kunnen we ons redden, de namen van die op de camera zijn hetzelfde. [persoon] zegt dat op de camera niet te zien is wie neergestoken en wie niet neergestoken is. verdachte zegt: dan is het in gemeenschap, dat weet ik ook. [persoon] zegt dat de advocaat zegt dat iedereen een beetje zijn type moet veranderen, baarden afknippen. verdachte zegt daarop: ik was met een hoed/pet op. We zijn de lul potverdikkemie .
9. Ter terechtzitting 9 juni 2008 verklaart de verdachte dat hij op de beelden van de steekpartij te zien is .
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of de namen die [slachtoffer 1] opgaf afkomstig zijn uit eigen wetenschap of van een andere, onbekende bron. Op grond van de inhoud van de tapgesprekken stelt de rechtbank vast dat de door [slachtoffer 1] genoemde namen de juiste namen zijn. Bovendien vindt de verklaring van [slachtoffer 1], waarin hij de namen noemt, steun in de verklaring van [slachtoffer 2] en in de door de rechtbank waargenomen videobeelden, waarop de rechtbank een man ziet die lijkt op medeverdachte verdachte en die dezelfde jas draagt als hij. Verder blijkt uit observaties van de politie dat verdachte in een Porsche Cayenne rijdt. Deze auto wordt ook door [slachtoffer 1] genoemd in zijn eerste verklaring, toen hij nog niet gesproken had met de onbekende man die hem de namen zou hebben gegeven. Ook heeft de rechtbank ter zitting waargenomen dat op de videobeelden een man te zien is met het postuur van verdachte. Tenslotte heeft verdachte ook ter terechtzitting van 9 juni 2008 verklaard: "Over de steekpartij van [slachtoffer 1] wil ik alleen maar zeggen dat men op de foto's kan zien dat ik er ben" . Weliswaar heeft hij later aangegeven dat hij dit anders heeft bedoeld, maar dat acht de rechtbank niet aannemelijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit het samenstel van bewijsmiddelen, zoals hierboven is opgesomd, blijkt dat de man met de pet en het rode T-shirt onder de jas, die achter verdachte loopt, verdachte is.
Het gebruik van de verklaring van [slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat deze verklaring niet mag worden gebruikt nu de verdediging geen gelegenheid heeft gekregen om de getuige te horen.
De officier van justitie is van oordeel dat de verdediging daardoor niet onherstelbaar in haar verdedigingsrecht is geschaad. Zij verwijst naar de conclusie van Langemeijer bij het arrest HR 28-2-2003 (LJN AE9387).
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks het feit dat de verdediging geen vragen aan deze getuige heeft kunnen stellen, de verklaring van [slachtoffer 2], althans de man die zich voor hem uitgaf, wel voor het bewijs gebruikt kan worden nu die verklaring in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Het gebruik van de camerabeelden
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de camerabeelden niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, omdat zij van slechte kwaliteit zijn en er op het cruciale moment ongeveer 12 seconden geen opname heeft plaatsgevonden. Daardoor is niet te zien wat er gebeurde toen de mannen in de hoek van de winkel waren waar ook de slachtoffers zich bevonden.
De rechtbank is het met de raadsvrouw eens dat niet exact te zien is wat zich afspeelt in de hoek van de winkel. Op de beelden is wel te zien welke personen naar de hoek toelopen en hoe zij dit doen, dat daar een schermutseling plaatsvindt, hoe lang die schermutseling duurt, dat één van de slachtoffers (die later [slachtoffer 1] blijkt te zijn) als eerste de winkel uitrent, dat de vijf mannen volgen en dat het tweede slachtoffer, de zich [slachtoffer 2] noemende NN-man, op de grond liggend achterblijft.
De rechtbank is van oordeel dat de beelden wel voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Het gebruik van de verklaringen van [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden omdat zij innerlijk tegenstrijdig en dus onbetrouwbaar zijn.
De officier van justitie is van oordeel dat de verklaringen wel betrouwbaar zijn en op essentiële punten steun vinden in ander bewijs.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] wel betrouwbaar. Zoals hiervoor al is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet van belang is of [slachtoffer 1] de namen uit eigen wetenschap kent of uit een andere bron. Ook de door de raadsvrouw genoemde wijziging in zijn verklaringen maakt [slachtoffer 1] niet tot een onbetrouwbare getuige. Op grond van de inhoud van de hiervoor weergegeven telefoongesprekken trekt de rechtbank de conclusie dat druk op [slachtoffer 1] is uitgeoefend om hem in het voordeel van verdachte en zijn medeverdachten te laten verklaren. Die druk kan een verklaring zijn voor het feit dat [slachtoffer 1] in augustus 2007, in tegenstelling tot zijn verklaring in mei 2006, heeft verklaard de daders niet te kennen. De rechtbank waardeert zijn identificatie van [verdachten] als een betrouwbare en zal die verklaring daarom voor het bewijs gebruiken.
Het opzet
De raadsvrouw stelt dat er geen sprake was van opzet nu niet blijkt van een afspraak om opzettelijk te doden. Ook het letsel is niet van dien aard dat er blijkt van opzet op de dood.
De rechtbank sluit op basis van de stukken niet uit dat het ging om een afrekening of bestraffing van personen waarbij het doel niet per se was om die personen te doden. De rechtbank stelt echter vast dat vijf mannen in korte tijd, te weten 30 seconden, gelijktijdig hebben ingeslagen en geschopt op twee slachtoffers, die in een hoek van de winkel achter een computer zaten, waarbij ook is gestoken met een mes of scherp voorwerp. De daders hebben zich er niet van vergewist waar zij welke slachtoffers raakten. Dat kon ook niet gelet op de korte tijd waarin het een en ander zich afspeelde en gelet op de omvang van de groep die in die hoek insloeg op de slachtoffers. De daders hebben welke gevolgen dan ook op de koop toe genomen. Dat het letsel niet erger was (zie hetgeen hiervoor over dat letsel is vastgesteld) en de slachtoffers het geweld hebben overleefd, is niet aan verdachten te danken, maar aan een gelukkig toeval.
Door hun handelwijze hebben de verdachten willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat beide slachtoffers zodanig verwond zouden worden dat zij aan dat letsel zouden overlijden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood.
Het medeplegen
De raadsvrouw voert aan dat er geen sprake was van een bewuste samenwerking. Niet blijkt dat verdachte zou hebben geweten dat het plan bestond om de twee slachtoffers te doden of te mishandelen.
De officier van justitie stelt dat de vijf daders zich profileerden als groep. Uit hun uitvoeringshandelingen blijkt de samenwerking.
Uit de verklaring van de medewerker van de internetwinkel, [getuige] , blijkt dat alle vijf de mannen insloegen op de twee slachtoffers. Alle daders hebben dus deelgenomen aan het geweld. Reeds omdat alle vijf mannen geweld hebben uitgeoefend op de beide slachtoffers, is de rechtbank van oordeel dat van medeplegen sprake is.
Voor zover de raadsvrouw betoogt dat verdachte niet toegerekend kan worden dat er een mes is gebruikt waarmee is gestoken, miskent zij dat uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte nu juist de man was die hem heeft gestoken.
De voorbedachte rade
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat voorbedachte rade niet bewezen kan worden omdat er op de beelden niet te zien is dat er sprake was van kalm beraad en rustig overleg.
De officier van justitie vindt dat de voorbedachte rade blijkt uit het groepsgedrag.
De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtsregel is die bepaalt dat voor het bewijs van voorbedachte rade een motief vereist is.
Voor beantwoording van de vraag of sprake is geweest van voorbedachte rade dient de rechtbank wel te beoordelen of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Anders geformuleerd: of hij, om de bewoordingen van de tenlastelegging te gebruiken, in vereniging heeft gestoken na kalm beraad en rustig overleg.
De eigenaar van de internetwinkel [getuige] en zijn medewerker [getuige] hebben volgens een proces-verbaal van bevindingen verklaard dat vier of vijf mannen de winkel binnenkwamen, dat zij met versnelde pas naar de hoek liepen waar de twee slachtoffers zaten en dat zij zonder te spreken alle vijf op de twee mannen insloegen en daarna rennend de winkel verlieten.
De rechtbank heeft bij het bekijken van de videoband ook waargenomen dat vijf mannen doelgericht, zonder te stoppen en zonder te overleggen, naar de hoek liepen waar de slachtoffers zaten en dat zij onmiddellijk op hen in sloegen.
Uit die omstandigheden en uit het feit dat de verdachten een mes of scherp voorwerp bij zich hadden, leidt de rechtbank af dat er sprake was van een plan dat verdachte en zijn medeverdachten kenden en dat volgens een strakke regie werd uitgevoerd. Hieruit leidt de rechtbank af dat er sprake was van kalm beraad en rustig overleg en dus voorbedachte rade.
Conclusie
Op grond van al deze overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat het onder 1a en 1b primair tenlastegelegde bewezenverklaard kan worden op de wijze zoals hierna weergegeven.
5.2 Parketnummer 08/963002-08 [slachtoffer 3]
5.2.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde bewezenverklaard kan worden en heeft in haar requisitoir de bewijsmiddelen die daarvoor zouden kunnen dienen opgesomd.
De verdediging heeft op diverse gronden betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken.
5.2.1 De overwegingen van de rechtbank
De bewijsconstructie die de officier van justitie voor ogen heeft, leunt vrijwel uitsluitend op één bron: de verklaringen van [slachtoffer 3]. Voor het overige beroept de officier zich op:
- de schriftelijke weergave van diverse getapte telefoongesprekken;
- de inhoud van sms-berichten zoals uitgelezen op de mobiele telefoon van [slachtoffer 3];
- de bewijsstukken van geldtransacties van [slachtoffer 3] via de Western Union bank.
Aan verdachte is het medeplegen van mensenhandel met [slachtoffer 3] als slachtoffer tenlastegelegd in de periode van 1 januari 2006 tot en met 7 februari 2007. Gelet op de tenlastegelegde periode kan de inhoud van de door de officier van justitie genoemde sms-berichten van 8 en 11 oktober 2007 alleen al door de datum waarop ze zijn verstuurd niet redengevend zijn voor het bewijs.
Hetzelfde geldt voor de geldtransacties die plaatsvonden buiten de tenlastegelegde periode.
Over de inhoud van de telefoongesprekken is de rechtbank van oordeel dat de gesprekken waarin [slachtoffer 3] belt met een zekere [persoon] die haar zal ophalen, in verband zou kunnen worden gebracht met de tenlastegelegde feitelijkheid van laten brengen en halen naar en van de werkplek. Maar het is als steunbewijs onvoldoende op te komen tot een bewezenverklaring van het gehele feit zoals tenlastegelegd. De rechtbank constateert dat in het dossier geen verdere bewijsmiddelen zitten, anders dan de verklaringen van [slachtoffer 3], die als motivering voor een bewezenverklaring gebruikt kunnen worden. Hoe gedetailleerd die verklaring ook is: de rechtbank kan het bewijs van het tenlastegelegde niet baseren op slechts uit één bron afkomstige verklaringen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
De diverse bewijsverweren van de verdediging kunnen daarom verder onbesproken blijven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/963002-08 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/963010-07 feit 4a primair en 4b primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4.
a.
hij op 11 mei 2006 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes of scherp voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en met kracht tegen het lichaam en hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
b.
hij op 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade een NN-man van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes of scherp voorwerp in het lichaam van die persoon heeft gestoken en met kracht tegen het lichaam en hoofd van die persoon heeft geslagen en geschopt, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/963010-07 feit 4a primair en 4b primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 298 junctis 47 en 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1a primair en 1b primair telkens het misdrijf:
medeplegen van poging tot moord.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Kader
Verdachte heeft zich samen met een aantal anderen schuldig gemaakt aan een dubbele poging tot moord. De vraag is hoe deze bewezenverklaarde feiten bestraft dienen te worden. De rechtbank zal bij de bepaling van de strafmaat acht slaan op de bewezenverklaarde feiten, de door de wetgever daarop gestelde straffen, op de persoon van verdachte en op strafverhogende dan wel -matigende omstandigheden. Voor feiten als de onderhavige zijn landelijk geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank heeft gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten zich moeilijk laten vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke (poging) moord een aantal specifieke elementen in zich draagt.
Tweevoudige poging moord
Het voltooide delict moord behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent.
De wetgever heeft voor moord als strafmaximum levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogte dertig jaren vastgesteld. Indien het bij een poging is gebleven, dient op grond van wettelijke bepalingen het strafmaximum met een derde te worden verminderd, terwijl ingevolge de samenloopbepaling - waarbij er sprake is van meerdere misdrijven - de op te leggen straf weer kan worden verhoogd.
Verdachte en zijn mededaders zijn op klaarlichte dag een voor het publiek geopend internetcafé binnengegaan. Zij moeten hebben geweten dat de slachtoffers zich daar op dat moment bevonden. Op de camerabeelden valt waar te nemen dat de groep waartoe verdachte behoort rechtstreeks afloopt op de slachtoffers die zich in een hoek achter in het café bevinden. De slachtoffers worden daarbij geheel door de groep ingesloten. Er ontstaat een korte maar hevige vechtpartij waarbij door de groep van verdachte wordt geslagen, getrapt en gestoken. Als het slachtoffer [slachtoffer 1] nadien buiten komt, bemerkt hij dat hij een hevig bloedende wond heeft aan de linker zijde van zijn lichaam. Gebleken is dat dit slachtoffer is gestoken, waarbij één van zijn nieren is geraakt, als gevolg waarvan hij geruime in het ziekenhuis is opgenomen.
Op het moment dat verdachte en zijn mededaders het internetcafé verlaten ligt het andere slachtoffer nog op de grond. Bij hem worden een snijwond aan de arm en een hoofdwond geconstateerd. Ook dit slachtoffer wordt opgenomen in het ziekenhuis.
Buiten gekomen splitst de groep waartoe verdachte behoort zich op. Getuigen verklaren dat de mannen er gespannen en opgefokt uitzagen.
De rechtbank houdt het ervoor dat er sprake is geweest van een welbewuste en zorgvuldig geplande actie. Om redenen die verder niet bekend zijn geworden had de groep het voorzien op beide slachtoffers. verdachte en zijn mededaders hebben op nietsontziende en intimiderende wijze opgetreden. Het gemak waarmee het geweld werd aangewend, de maffia-achtige binnenkomst, het snelle gewelddadige groepsoptreden en het vlotte vertrek maken een professionele indruk. Verdachte en zijn mededaders hebben zich er niet om bekommerd dat vele toevallige getuigen met hun gewelddadig handelen werden geconfronteerd.
Uit het dossier blijkt dat, nadat het slachtoffer [slachtoffer 1] aangifte had gedaan, er getracht is om hem zijn aangifte weer te laten intrekken. Dat tekent de achtergrond van deze groep, het circuit waarbinnen wordt geopereerd en het gemak waarmee wordt overgegaan tot geweldsdelicten.
Conclusie
Alles overwegende leidt dit de rechtbank tot de conclusie dat aan verdachte een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij haar overwegingen betrokken dat bij de geweldsdelicten sprake is van voorwaardelijk opzet. Verder heeft de rechtbank op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr rekening gehouden met het vonnis van 11 juli 2008, bij welk vonnis verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Gelet echter op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een straf als door de officier van justitie geëist, onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen die de feiten voor zowel de slachtoffers als de samenleving hebben gehad, dit alles in combinatie met de noodzaak tot beveiliging van de maatschappij. De rechtbank legt daarom aan verdachte een hogere vrijheidsstraf op dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank constateert dat over de op de beslaglijst voorkomende zaken met de nummers 1 t/m 8 al is beslist bij vonnis van de rechtbank Utrecht, zitting houdende te Almelo, van 11 juli 2008, tegen verdachte gewezen onder parketnummer 08/963010-07. De rechtbank zal daarom de eis van de officier in zoverre niet toewijzen.
Van de nummers 9 en 10 heeft de officier niet aangegeven waar in het dossier deze beslagen zijn gerelateerd.
De rechtbank heeft van nummer 9 (bebloede kleding) geen kennisgeving van inbeslagneming aangetroffen. Uit hetgeen op pagina 40901 tot 40903 is gerelateerd over een sporenonderzoek op deze kleding leidt de rechtbank echter af dat het beslag onder [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden. De kleding dient aan hem teruggegeven te worden.
Het dossier bevat geen ander inbeslaggenomen mes (nummer 10) dan dat vermeld op pagina 40058, in beslaggenomen onder de zich [slachtoffer 2] noemende NN-man. De rechtbank kan niet anders beslissen dan dat het mes aan de rechthebbende teruggegeven wordt.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 57 en 63 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/963002-08 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08/963010-07 feit 4a primair en 4b primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/963010-07 feit 4a primair en 4b primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/963020-07 feit 4a primair en 4b primair telkens het misdrijf: Medeplegen van poging tot moord;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/963010-07 feit 4a primair en 4b primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zeven (7) jaren en zes (6) maanden;
beslag
- gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van de doos met bebloede kleding (nr. 9);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het mes (nr. 10).
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.C. Geeve, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2009.