ECLI:NL:RBUTR:2009:BK1473

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/963004-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele poging tot moord en poging tot mensenhandel in Amsterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 28 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van dubbele poging tot moord en poging tot mensenhandel. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een gewelddadige aanval op twee slachtoffers in een internetcafé in Amsterdam op 11 mei 2006. Tijdens deze aanval, die door een groep van vijf mannen werd uitgevoerd, werden de slachtoffers geslagen en gestoken met een mes. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot moord, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk en met voorbedachten rade handelden. De rechtbank concludeerde dat de verdachten zich niet bekommerden om de gevolgen van hun daden, wat duidt op voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van poging tot mensenhandel, waarbij hij samen met anderen probeerde een vrouw te dwingen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten de vrouw bedreigden en onder druk zetten om voor hen te werken, wat leidde tot een veroordeling voor dit feit. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van acht jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar bevestigde de bewezenverklaring van de poging tot moord en de poging tot mensenhandel.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Nevenzittingsplaats Almelo
Sector strafrecht
parketnummer: 08/963004-08
datum vonnis: 28 oktober 2009
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie bij het Landelijk Parket tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] in [geboorteplaats],
[woonadres]
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 januari 2009, 30 september 2009 en 14 oktober 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.A.H.M. Schepers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.H. van Dijk, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1a primair en 1b primair: telkens medeplegen van poging tot moord
Feit 1a subsidiair en 1b subsidiair: telkens medeplegen van poging tot doodslag
Feit 1a meer subsidiair en 1b meer subsidiair: telkens medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade
Feit 1a meest subsidiair en 1b meest subsidiair: telkens medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade
Feit 3: medeplegen van poging tot mensenhandel
Feit 4: medeplegen van mensenhandel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
a.
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes en/of puntig (scherp)
voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het
lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geschopt,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden,
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geschopt,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk (zwaar) lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] een steekwond in de buik heeft bekomen en/of letsel aan (een van) zijn nier(en) en/of intern letsel heeft bekomen, althans (zwaar) lichamelijk letsel opliep;
meest subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] een steekwond in zijn buik heeft bekomen en/of letsel aan (een van) zijn nier(en) en/of intern letsel heeft bekomen, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
b.
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes en/of puntig (scherp)
voorwerp in het lichaam van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en/of hoofd van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man heeft geslagen en/of geschopt,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden,
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en van [die] een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man heeft geslagen en/of geschopt,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk (zwaar) lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan (die) een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man een (steek)wond in de (rechter) elleboog) en/of een of meer (open) wond(en) op het hoofd en/of letsel aan zijn rug heeft bekomen, althans (zwaar) lichamelijk letsel opliep;
meest subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon zich noemend [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van een persoon zich noemend [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan een persoon zich noemende [slachtoffer 2], werkelijk genaamd [slachtoffer 2], althans een NN-man, een (steek)wond in de (rechter) elleboog) en/of een of meer (open) wond(en) op het hoofd en/of letsel aan zijn rug heeft bekomen, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode 01 januari 2003 tot en met 31 augustus 2004 te
Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of elders in
Nederland en/of Duitsland en/of Turkije, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
- [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
(telkens) door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door
bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden
heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen
voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en/of
onder voornoemde omstandigheid/heden enige handeling heeft/hebben ondernomen
waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar (zouden) stelde(n),
en/of
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van (een)
ander(en), genaamd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
met of voor een derde tegen betaling, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten , althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden werd(en) gedwongen en/of door
misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding werd(en) bewogen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van bovenomschreven seksuele handelingen, en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (telkens) door geweld en/of door een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding heeft/hebben bewogen, die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4], uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4], met of voor een derde, verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen;
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (met betrekking tot die [slachtoffer 3]) (in voornoemde periode)
- die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en/of
- bij die [slachtoffer 3] angst ingeboezemd waardoor zij zich gedwongen voelde voor hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n), als prostituee te gaan werken en/of
- die [slachtoffer 3] geïntimideerd en/ of laten intimideren en/of bedreigd en/of laten bedreigen en/of vrees ingeboezemd met/door repressie en/of repercussies jegens haar en/of haar familie en/of vrienden;
- die [slachtoffer 3] tijdens haar werk lastig gevallen door steeds (langdurig en vervelend) rond te hangen bij het raam alwaar zij werkte en haar langdurig aan te kijken, waardoor zij zich niet kon onttrekken aan de (groeps-) dwang en/of (groeps-) intimidatie van [verdachte] en/of zijn medeverdachte(n) en/of waardoor een dreigende sfeer ontstond waaraan zij geen weerstand kon bieden;
- die [slachtoffer 3] onder druk gezet om voor hem, [verdachte] en/of zijn medeverdachte(n) te (gaan) werken en/of haar inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden (gedeeltelijk) tegen haar wil af te staan aan [verdachte] en/of zijn medeverdachte(n);
- die [slachtoffer 3] in haar doen en laten onder druk gezet en/of die [slachtoffer 3] in een afhankelijkheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon onttrekken aan de (groeps)dwang en/of de (groeps)intimidatie, door verdachte, [verdachte], en/of zijn medeverdachte(n) en/of waardoor een dermate dreigende sfeer ontstond waaraan zij geen weerstand kon bieden;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 4]) (in voornoemde periode)
- die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en/of
- bij die [slachtoffer 4] angst ingeboezemd waardoor zij zich gedwongen voelde voor hem verdachte en/of zijn medeverdachte(n), als prostituee te gaan werken
- die [slachtoffer 4] geïntimideerd en/of laten intimideren en/of bedreigd en/of laten bedreigen en/of vrees ingeboezemd met door repressie en/of repercussies jegens haar en/of haar familie en/ of vrienden;
- die [slachtoffer 4] bedreigd of laten bedreigen door [persoon] met de bewoordingen: “je moet je kankerbek houden je werkt van nu af aan voor mij…” en/of “…als je niet doet wat er gezegd wordt dan zullen er klappen vallen …”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- die [slachtoffer 4] tijdens haar werk lastig gevallen door steeds (langdurig en vervelend) rond te hangen bij het raam alwaar zij werkte en haar langdurig aan te kijken, waardoor zij zich niet kon onttrekken aan de (groeps-) dwang en/of (groeps- intimidatie van [verdachte] en/of zijn medeverdachte(n) en/of waardoor een dreigende sfeer ontstond waaraan zij geen weerstand kon bieden;
- die [slachtoffer 4] onder druk gezet om voor hem, [verdachte] en/of zijn medeverdachte(n) te (gaan) werken en/of haar inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden (gedeeltelijk) tegen haar wil af te staan aan [verdachte] en/of zijn medeverdachte(n);
- die [slachtoffer 4] in haar doen en laten onder druk gezet en/of die [slachtoffer 4] in een afhankelijkheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon onttrekken aan de (groeps)dwang en/of (groeps)intimidatie, door verdachte, [verdachte], en/of zijn medeverdachte(n) en/of waardoor een dermate dreigende sfeer ontstond waaraan zij geen weerstand kon bieden;
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
4.
hij in of omstreeks de periode 01 januari 2003 tot en met 31 augustus 2004 te
Utrecht en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Europa
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 4], (telkens) door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en/of onder voornoemde omstandigheid/heden enige handeling heeft/hebben ondernomen
waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde,
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van (een) ander(en), genaamd [slachtoffer 4], met of voor een derde tegen betaling, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden werd(en) gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding werd(en) bewogen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van bovenomschreven seksuele handelingen,
[slachtoffer 4] (telkens) door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft/hebben bewogen, die [slachtoffer 4], uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 4] met of voor een derde verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen;
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (met betrekking tot die [slachtoffer 4]) (in voornoemde periode)
- die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 4] geregeld en/of laten regelen en/of
- bij die [slachtoffer 4] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of geen (volledige) aangifte deed) en/of
- het paspoort van die [slachtoffer 4] ingenomen, althans die [slachtoffer 4] niet liet(en) beschikken oer haar pasport en/of
- voor die [slachtoffer 4] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen, alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 4] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of gehaald en/of laten brengen en/of laten halen en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 4] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 4] één- of meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) en/of pistool/schietwapen) geslagen en/of
- gedreigd die [slachtoffer 4] te slaan en/of
- bij die [slachtoffer 4] een pistool/vuurwapen tegen het hoofd gezet en/of
- die [slachtoffer 4] (voortdurend) gecontroleerd.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake feit 1a primair, 1b primair, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 Feiten 1a en 1b Steekpartij Jan Evertsenstraat Amsterdam
5.1.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Op 11 mei 2006 zijn [slachtoffer 1] en een man die zich [slachtoffer 2] noemde, in een internetwinkel in de Jan Evertsenstraat te Amsterdam, door vijf mannen belaagd. [slachtoffer 1] is geslagen en gestompt op het lichaam en in het gezicht en gestoken met een mes of scherp voorwerp in zijn linkerzij. [slachtoffer 1] liep daardoor een steekwond in zijn linkernier op waardoor die linkernier beschadigd is geraakt, operatief ingrijpen noodzakelijk was en een ziekenhuisopname van dertien dagen volgde. Hij is last en pijn blijven houden van deze verwonding . De andere man, die zich [slachtoffer 2] noemde, is geslagen en geschopt in het gezicht en tegen het lichaam en gestoken met een mes of scherp voorwerp. Deze man had een hoofdwond van 10 centimeter en een wond op zijn elleboog van 5 centimeter , , , , .
5.1.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat verdachte een van deze vijf belagers was en dat het feit opzettelijk en met voorbedachten rade is gepleegd. Zij acht aannemelijk dat het tweede slachtoffer, die zich [slachtoffer 2] noemde, eigenlijk [slachtoffer 2] heet. De officier van justitie acht poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewezen.
De raadsman van verdachte betwist dit gemotiveerd en voert enkele, hierna te bespreken verweren.
5.1.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De betrokkenheid van verdachte
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte een van de vijf eerdergenoemde mannen was, slaat de rechtbank acht op de volgende bewijsmiddelen en overweegt naar aanleiding daarvan het volgende.
1. [slachtoffer 1] legt op 12 mei 2006, de dag na het incident, in het ziekenhuis een verklaring af en zegt dat hij twee van de mannen herkende van de wallen uit de tijd dat hij nog taxichauffeur was . Hij reed hun meisjes. [slachtoffer 1] weet geen namen maar geeft aan dat hij de mannen wel kan herkennen. Hij denkt dat ze pooiers zijn. De mannen rijden in auto’s met Duitse kentekens waaronder een Porsche Cayenne.
2. Twee weken later, als de politie hem afdrukken van de videobeelden van de bewakingscamera’s uit de internetwinkel toont, zegt hij dat hij drie van de mannen van de wallen kent en hij noemt hun namen . Hij noemt onder andere [verdachte]. Dat is de man met de zwarte trui en muts en baardgroei. Hij benoemt verder de man die achter [verdachte] loopt, met het rode T-shirt. Dat is [medeverdachte], oftewel [medeverdachte] wonende in de [woonadres]. [slachtoffer 1] zegt dat dit de man is die hem gestoken heeft.
3. Ruim een jaar later, op 27 augustus 2007, verklaart [slachtoffer 1] dat hij drie van de mannen wel kende van de wallen en wist dat het Turken waren, maar dat hij de namen niet kende. Hij had de namen gekregen van een onbekende man die hem in het ziekenhuis had bezocht. De namen stonden op een papiertje . Bij de rechter-commissaris bevestigt hij die verklaring en voegt er aan toe dat de man hem vijf of zes dagen na het incident bezocht in het ziekenhuis. De man met de pet op was degene die hem had gestoken .
4. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie vermeldt dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een paar van de mannen herkende. Hij noemt onder andere [verdachte], een grote bodybuilder en [medeverdachte].
5. De rechtbank heeft op de zitting de hiervoor aangeduide videobeelden bekeken en geconstateerd dat de man die als tweede in de groep van vijf binnenkwam, met de zwarte muts, op [verdachte] lijkt. Deze man draagt een donkere jas met aan de voor- en achterzijde op borsthoogte overdwars een witte streep. De derde man met pet en het rode T-shirt onder de jas, heeft het postuur van [medeverdachte] .
6. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van observatie waarin wordt vermeld dat [verdachte] regelmatig wordt gezien in een Porsche Cayenne met Duits kenteken.
7. In het dossier bevinden zich foto’s van mensen voor een woning. Eén daarvan, een man, draagt een donkere jas met op de achterzijde, ter hoogte van de schouders, een witte streep overdwars . [getuige] en [getuige] verklaren bij de politie dat de man met de jas met de witte streep [verdachte] is , .
8. In het dossier bevindt zich een weergave van telefoongesprekken die afgeluisterd zijn in het Sneeponderzoek. Het betreft de volgende gesprekken:
- een gesprek op 26-9-2006, 19.03.42 uur tussen [verdachte] en [persoon], waarin [persoon] zegt dat hij de hoerenjongen [slachtoffer 1] te pakken heeft genomen in een reparatiewerkplaats. [slachtoffer 1] heeft een verklaring afgelegd en namen genoemd. Hij, [persoon], heeft hem klappen gegeven. [persoon] zal hem naar de advocaat brengen, morgen, om zijn verklaring in te laten trekken. ;
- een gesprek van 26-9-2006 19.19.59 uur tussen [verdachte] en [persoon], waarin [verdachte] onder meer zegt: hij is gegaan, die hoerenjong die een aangifte heeft gedaan, [slachtoffer 1]. Hij heeft die gevonden in de werkplaats en een beetje begroet, snap je. Die brengt hij morgen naar de advocaat. Hij heeft dat gedaan wat wij gezegd hebben. [persoon] heeft gebeld, ze gaan morgen om het recht te zetten .
- een gesprek van 5-10-2006, 18.41.25 uur tussen [persoon] en [verdachte], waarin [persoon] zegt dat die hoerenjongen [slachtoffer 1] zijn aangifte niet heeft ingetrokken. [persoon] zegt dat. [persoon] heeft hem naar de advocaat gebracht in Oost. De camera’s hebben alles opgenomen. Begrijp je hoe onze kale een wedstrijd deed, hoe ze elkaar sloegen. Hij heeft de naam van de kale gegeven, zijn echte naam en die van jou .
- een gesprek van 7-10-2006, 20.27.25 uur tussen [persoon] en [verdachte], waarin [verdachte] vraagt: hoe staat het met de kwestie [slachtoffer 1]. Niet gelukt. [persoon] zegt dat hij hem bij de advocaat heeft gebracht en dat die zegt dat alles is opgenomen door de camera. [verdachte] vraagt of het duidelijk te zien is op de camera. [persoon] bevestigt dat en voegt er aan toe dat de advocaat zegt: jullie moeten wachten, als er iets gebeurt in deze zaak, dan moet ik advocaat worden van één van jullie. En als [slachtoffer 1] dan op de rechtbank komt kunnen we alles laten omdraaien. Als we nu iets gaan doen dan maken we slapende honden wakker. [verdachte] zegt: als ze ons oppakken met dat foto! Dan past het precies. [persoon] zegt: de advocaat zegt: ik red jullie wel uit deze zaak. [verdachte]: hoe kunnen we ons redden, de namen van die op de camera zijn hetzelfde. [persoon] zegt dat op de camera niet te zien is wie neergestoken en wie niet neergestoken is. [verdachte] zegt: dan is het in gemeenschap, dat weet ik ook. [persoon] zegt dat de advocaat zegt dat iedereen een beetje zijn type moet veranderen, baarden afknippen. [verdachte] zegt daarop: ik was met een hoed/pet op. We zijn de lul potverdikkemie.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of de namen die [slachtoffer 1] opgaf afkomstig zijn uit eigen wetenschap of van een andere, onbekende bron. Op grond van de inhoud van de tapgesprekken stelt de rechtbank vast dat de door [slachtoffer 1] genoemde namen de juiste namen zijn. Bovendien vindt de verklaring van [slachtoffer 1], waarin hij de namen noemt, steun in de verklaring van [slachtoffer 2] en in de door de rechtbank waargenomen videobeelden, waarop de rechtbank een man ziet die lijkt op verdachte [verdachte] en die dezelfde jas draagt als hij. Verder blijkt uit observaties van de politie dat verdachte in een Porsche Cayenne rijdt. Deze auto wordt ook door [slachtoffer 1] genoemd in zijn eerste verklaring, toen hij nog niet gesproken had met de onbekende man die hem de namen zou hebben gegeven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit het samenstel van bewijsmiddelen, zoals hierboven is opgesomd, blijkt dat de man met de zwarte muts, die als tweede in de rij naar de slachtoffers loopt, verdachte is.
Het gebruik van de verklaring van [slachtoffer 2]
De raadsman heeft aangevoerd dat deze verklaring niet mag worden gebruikt nu de verdediging geen gelegenheid heeft gekregen om de getuige te horen.
De officier van justitie is van oordeel dat de verdediging daardoor niet onherstelbaar in haar verdedigingsrecht is geschaad. Zij verwijst naar de conclusie van Langemeijer bij het arrest HR 28-2-2003 (LJN AE9387).
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks het feit dat de verdediging geen vragen aan deze getuige heeft kunnen stellen, de verklaring van [slachtoffer 2], althans de man die zich voor hem uitgaf, wel voor het bewijs gebruikt kan worden nu die verklaring in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Het gebruik van de camerabeelden
De raadsman heeft aangevoerd dat de camerabeelden niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, omdat zij van slechte kwaliteit zijn en er op het cruciale moment ongeveer 12 seconden geen opname heeft plaatsgevonden. Daardoor is niet te zien wat er gebeurde toen de mannen in de hoek van de winkel waren waar ook de slachtoffers zich bevonden.
De rechtbank is het met de raadsman eens dat niet exact te zien is wat zich afspeelt in de hoek van de winkel. Op de beelden is wel te zien welke personen naar de hoek toelopen en hoe zij dit doen, dat daar een schermutseling plaatsvindt, hoe lang die schermutseling duurt, dat één van de slachtoffers (die later [slachtoffer 1] blijkt te zijn) als eerste de winkel uitrent, dat de vijf mannen volgen en dat het tweede slachtoffer, de zich [slachtoffer 2] noemende NN-man, op de grond liggend achterblijft.
De rechtbank is van oordeel dat de beelden wel voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De identiteit van de man die zich [slachtoffer 2] noemt
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat in het dossier niet is komen vast te staan wie het tweede slachtoffer was, die zichzelf [slachtoffer 2] noemde, is de rechtbank het met hem eens.
De rechtbank is echter van oordeel dat in het midden kan blijven hoe de naam van het tweede slachtoffer luidt. De rechtbank acht bewezen dat het om een NN-man gaat.
Het gebruik van de tapgesprekken
Volgens de raadsman dient bewijsuitsluiting te volgen van de taps c.q. de afgeluisterde telefoongesprekken in het Sneeponderzoek, inclusief de samenvattingen daarvan (en dus ook de tapgesprekken in ordner 53). Dit verweer is in het pleidooi in de hoofdzaak onder punt 36 e.v. (onrechtmatige tapperikelen) uitgewerkt en dat gedeelte van het pleidooi dient als herhaald en ingelast te worden beschouwd, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt vast dat het gedeelte van het pleidooi waarop de raadsman doelt niet door hem is voorgedragen, terwijl de rechtbank niet heeft ingestemd met het standpunt van de raadsman dat inhoudt bedoeld verweer als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank beschikt overigens ook niet over de tekst van dat bedoelde verweer. Van een onderbouwd responsieplichtig standpunt als bedoeld in artikel 359, tweede lid, Sv, is daarom geen sprake (vgl. HR 7 april 2009, LJN BH2687).
Verder is de samenvatting van het verweer, zoals weergegeven in de laatste zin van punt 17 van het pleidooi, onvoldoende duidelijk om vast te kunnen stellen wat de raadsman wil betogen en die samenvatting kan daarom evenmin gelden als een 359, tweede lid, Sv verweer. De rechtbank wijst er in dat verband op dat zij thans in andere samenstelling oordeelt dan in de door de raadsman als hoofdzaak aangeduide zaak.
Het opzet
De raadsman voert aan dat er geen sprake was van opzet, omdat de verdachten geen vuurwapen hebben gebruikt. Als de daders de slachtoffers om het leven hadden willen brengen, hadden zij dat eenvoudig kunnen doen met behulp van een vuurwapen. Bovendien wijst ook het letsel niet op opzet.
De rechtbank sluit op basis van de stukken niet uit dat het ging om een afrekening of bestraffing van personen waarbij het doel niet per se was om die personen te doden. De rechtbank stelt echter vast dat vijf mannen in korte tijd, te weten 30 seconden, gelijktijdig hebben ingeslagen en geschopt op twee slachtoffers, die in een hoek van de winkel achter een computer zaten, waarbij ook is gestoken met een mes of scherp voorwerp. De daders hebben zich er niet van vergewist waar zij welke slachtoffers raakten. Dat kon ook niet gelet op de korte tijd waarin het een en ander zich afspeelde en gelet op de omvang van de groep die in die hoek insloeg op de slachtoffers. De daders hebben welke gevolgen dan ook op de koop toe genomen. Dat het letsel niet erger was (zie hetgeen hiervoor over dat letsel is vastgesteld) en de slachtoffers het geweld hebben overleefd, is niet aan verdachten te danken, maar aan een gelukkig toeval.
Door hun handelwijze hebben de verdachten willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat beide slachtoffers zodanig verwond zouden worden dat zij aan dat letsel zouden overlijden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood.
De voorbedachte rade
De raadsman heeft aangevoerd dat voorbedachte rade niet bewezen kan worden omdat er geen motief voor de daad bekend is.
De officier van justitie vindt dat de voorbedachte rade blijkt uit het groepsgedrag.
De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtsregel is die bepaalt dat voor het bewijs van voorbedachte rade een motief vereist is.
Voor beantwoording van de vraag of sprake is geweest van voorbedachte rade dient de rechtbank wel te beoordelen of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Anders geformuleerd: of hij, om de bewoordingen van de tenlastelegging te gebruiken, in vereniging heeft gestoken na kalm beraad en rustig overleg.
De eigenaar van de internetwinkel [getuige] en zijn medewerker [getuige] hebben volgens een proces-verbaal van bevindingen verklaard dat vier of vijf mannen de winkel binnenkwamen, dat zij met versnelde pas naar de hoek liepen waar de twee slachtoffers zaten en dat zij zonder te spreken alle vijf op de twee mannen insloegen en daarna rennend de winkel verlieten.
De rechtbank heeft bij het bekijken van de videoband ook waargenomen dat vijf mannen doelgericht, zonder te stoppen en zonder te overleggen, naar de hoek liepen waar de slachtoffers zaten en dat zij onmiddellijk op hen in sloegen.
Uit die omstandigheden en uit het feit dat de verdachten een mes of scherp voorwerp bij zich hadden, leidt de rechtbank af dat er sprake was van een plan dat verdachte en zijn medeverdachten kenden en dat volgens een strakke regie werd uitgevoerd. Hieruit leidt de rechtbank af dat er sprake was van kalm beraad en rustig overleg en dus voorbedachte rade.
Conclusie
Op grond van al deze overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat het onder 1a en 1b primair tenlastegelegde bewezenverklaard kan worden op de wijze zoals hierna weergegeven.
5.2 Feit 3 [slachtoffer 3]
5.2.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat [slachtoffer 3] in de periode maart 2003 tot 8 november 2003 voortdurend wordt lastig gevallen en geïntimideerd door verdachte en zijn medeverdachten om te pogen haar gedwongen voor hen te laten werken.
De raadsman heeft diverse verweren gevoerd met als uiteindelijke conclusie dat verdachte moet worden vrijgesproken.
5.2.2 De overwegingen van de rechtbank
De bewijsconstructie die de officier van justitie voor ogen heeft leunt vrijwel uitsluitend op één bron: de verklaringen van [slachtoffer 3]. Voor het overige noemt de officier de verklaring van een zekere “[persoon]”, die in juni 2007 door de politie werd aangetroffen in een raamverhuurbedrijf in Amsterdam. Deze “[persoon]” sprak het vermoeden uit dat de verdachten die in het kader van Sneep waren opgepakt, geprobeerd hadden [slachtoffer 3] voor hen te laten werken. Tenslotte kan volgens de officier uit een viertal tapgesprekken blijken dat [slachtoffer 3] bevriend was met de vriendin van verdachte [getuige], een relatie had met de ex van die [getuige] en ook dat verdachte niet wilde dat [slachtoffer 3] en [getuige] met elkaar omgingen.
De rechtbank deelt de conclusie die de officier van justitie verbindt aan de inhoud van de tapgesprekken, maar is anders dan de officier van oordeel dat daarin geen bewijs voor enig onderdeel van de tenlastelegging kan worden gevonden. Hetzelfde geldt voor de verklaring van “[persoon]” die een vermoeden behelst. Wat rest zijn de verklaringen van [slachtoffer 3]. Daarvoor geldt dat de rechtbank het bewijs van het tenlastegelegde niet kan baseren op slechts één getuigenverklaring of, zoals hier het geval is, op verschillende getuigenverklaring afkomstig van één bron.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
De diverse bewijsverweren van de verdediging kunnen bij deze stand van zaken onbesproken blijven.
5.3 Feit 3 en 4 [slachtoffer 4]
5.3.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen.
[slachtoffer 4] is in de nacht van 19 op 20 februari 2004 bedreigd door [getuige] met de bewoordingen “Je moet je kankerbek houden en je werkt vanaf nu voor mij. Als je niet doet wat er gezegd wordt dan zullen er klappen vallen. Je moet al je geld aan [verdachte] en [medeverdachte] geven”.
5.3.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat bewezen kan worden:
- in de periode van 19 en 20 februari 2004: de poging [slachtoffer 4] slachtoffer van mensenhandel te maken (feit 3);
- in de periode van februari 2003 tot 19 februari 2004: de voltooide mensenhandel met [slachtoffer 4] als slachtoffer (feit 4).
Ten aanzien van deze feiten heeft de raadsman betoogd dat zich een schending van artikel 6 EVRM voordoet. Hij heeft daartoe aangevoerd dat “de rechtbank” in haar vonnis van 11 juli 2008 (de rechtbank begrijpt: de rechtbank in de samenstelling waarin zij bij vonnis van 11 juli 2008 verdachte voor andere feiten heeft veroordeeld) een met artikel 6 EVRM strijdige bewijsoverweging heeft gegeven. Verder heeft hij aangevoerd dat de tenlastegelegde poging en het voltooide delict niet met elkaar zijn te verenigen.
5.3.3 De overwegingen van de rechtbank
Bewijsoverweging strijdig met artikel 6 EVRM?
De rechtbank begrijpt niet het belang voor déze zaak van de klacht van de raadsman dat een bewijsoverweging in een ánder vonnis (van deze rechtbank in een ándere samenstelling) schending van artikel 6 EVRM oplevert. Voor zover de raadsman bedoeld heeft te betogen dat de verklaring van [getuige] niet voor het bewijs gebruikt mag worden omdat de rechtbank (in andere samenstelling) dat bij vonnis van 11 juli 2008 voor daar bewezen verklaarde feiten ook heeft gedaan, verwerpt de rechtbank dat verweer. Alleen al vanwege het feit dat de rechtbank thans in andere samenstelling oordeelt over andere feiten, doet zich niet voor de situatie dat door gebruikmaking van een in een eerder vonnis gebruikt bewijsmiddel, een gemotiveerd en in het bijzonder verdachte betreffend oordeel over met name zijn betrouwbaarheid of strafbaarheid in deze zaak is gegeven (vgl. HR 18 mei 2004, LJN AO5050 en HR 14 oktober 2007, LJN ZD0819).
Feit 3 en 4 poging en/of voltooid delict
De officier van justitie acht beide feiten bewezen op grond van bewijsmiddelen afkomstig uit twee bronnen: [slachtoffer 4] zelf en [getuige]. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er behalve deze twee, geen andere bewijsbronnen zijn. Uit de verklaringen van [slachtoffer 4] en [getuige] rijst het volgende beeld op.
- Verklaringen [slachtoffer 4]
Op 20 februari 2004 doet [slachtoffer 4] bij de Amsterdamse politie aangifte van bedreiging in de nacht van 19 op 20 februari 2004 in Amsterdam, door twee Turkse mannen, [getuige] (achternaam) en [persoon] (voornaam). Bij gelegenheid van die aangifte vertelt zij dat zij sinds 2003 werkt als prostituee en toen benaderd werd door [persoon] die haar overhaalde onder bescherming van hem en zijn vrienden als prostituee te werken. Zij werd door hem meegenomen naar een kamer met zes mannen, waarop zij weg wilde en ging. De groep vond haar terug, nam haar mee, bedreigde en/of sloeg haar met een vuurwapen en dwong haar zodoende voor hen te gaan werken . Zij zet dan daadwerkelijk haar werk als prostituee voort onder de vleugels van deze [persoon] (en zijn vrienden [getuige] en [persoon]) en moet al haar verdiensten afgeven . Zij bepaalden haar werktijden en zij had geen vrije dagen. [persoon] hield haar, samen met [getuige] (de jongen die bij de taxi’s werkte) in de gaten . Zij woonde in zijn appartement en hij bracht haar van daar naar haar werkplek en terug. Zij mocht geen telefoon hebben en geen contact met anderen. De kamers werden door die mannen gehuurd. Zij behoorden tot een groep, onder leiding van een man die zij kende onder de naam [verdachte] en die zij herkent op foto 2 uit de fotomap, te weten verdachte . Hij was de leider, de anderen werkten voor hem . Zij zag verdachte elke dag op de wallen en voelde zich bedreigd omdat zij net als iedereen wist waartoe hij in staat was . Zij weet dat hij de leider is omdat, in haar woorden: “op een gegeven moment weet je gewoon wie wie is. (…) Meisjes onderling konden wel met elkaar daarover praten omdat ze buiten niet konden horen wat je binnen met elkaar bespreekt. (…) [verdachte] was de leider (…) Dat heb ik gehoord van de meisjes die voor hem werkten en ook van de mannen die voor hem werkten”.
[Slachtoffer 4] besloot op enig moment te stoppen met het werk en vertelt dat aan [persoon]. Na anderhalve week wil ze toch weer beginnen maar haar geld niet meer afstaan en vertelt ook dat aan [persoon]. Hij zegt dat hij dan zijn handen van haar aftrekt en dat de consequenties voor haar zijn. Van één van haar collega’s hoort ze daarna dat verdachte haar in elkaar ging slaan als zij niet voor hem ging werken .
Ongeveer een week daarna komt [getuige] bij haar op haar werk, sluit deur en gordijnen en zegt dan tegen haar: “Je moet je kankerbek houden je werkt van nu af aan voor mij” en “Als je niet doet wat er gezegd wordt dan zullen er klappen vallen”.
Zij wist van collega’s van een meisje dat door verdachte zodanig in elkaar was geslagen dat zij twee maanden niet had kunnen werken en werd erg bang. Zij zei [getuige] dat het goed was, hij vertrok en [slachtoffer 4] belde de politie die haar heeft opgehaald . Zij is daarna met haar prostitutiewerk gestopt .
- Verklaringen [getuige]
Bij gelegenheid van zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaart [getuige] te lijden aan geheugenverlies. De naam [slachtoffer 4] zegt hem niets, hij herinnert zich niets. Wel verklaart hij dat hij in zijn eerder bij de politie afgelegde verklaringen de waarheid heeft verteld.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde aangifte van [slachtoffer 4] is [getuige] op 20 februari 2004 aangehouden . [getuige] verklaarde bij zijn verhoor op 21 februari 2004 dat hij taxichauffeur is en als boodschappenjongen werkt voor een groep pooiers op de Amsterdamse wallen, tot welke groep onder anderen [verdachte] en zijn broer [medeverdachte], Turkse Duitsers, behoren. Hij kwam met hen in contact via [persoon]. Deze groep heeft meisjes voor zich werken. In opdracht van [verdachte] is hij die nacht daarvoor naar een hoertje gegaan, waarmee hij [slachtoffer 4] bedoelt , om haar te zeggen dat zij al haar geld aan [verdachte] en [medeverdachte] moest geven, hij moest haar bedreigen. Als zij moeilijk ging doen moest hij haar klappen geven .
Conclusie feit 4
De rechtbank is gelet op bovenstaande weergave van de bewijsmiddelen, anders dan de officier, van oordeel dat het bewijs van het als feit 4 tenlastegelegde voltooide delict van mensenhandel alleen gevonden zou kunnen worden in de verklaringen van [slachtoffer 4], hetgeen in strijd zou zijn met de wettelijke bewijsregels. [getuige] verklaart immers alleen over de bedreiging die hij moest uitvoeren om te proberen [slachtoffer 4] voor [verdachte] te laten werken. Om die reden dient verdachte van dat feit vrijgesproken te worden.
Conclusie feit 3
Voor het als poging tenlastegelegde feit 3 geldt dat de verklaringen van [slachtoffer 4] wel steun vinden in andere bewijsmiddelen, te weten de door [getuige] bij de politie afgelegde verklaring, waarvan hij tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat die naar waarheid is afgelegd. Op basis van deze bewijsmiddelen zal de rechtbank dit feit op de hierna weergegeven wijze bewezenverklaren.
5.4 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 ten aanzien van [slachtoffer 3] en onder feit 4 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1a primair, 1b primair en 3 met betrekking tot [slachtoffer 4] tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
a.
verdachte op 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes of scherp voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en met kracht tegen het lichaam en hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
b.
verdachte op 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade een NN-man van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes of scherp voorwerp in het lichaam van die persoon heeft gestoken en met kracht tegen het lichaam en hoofd van die persoon heeft geslagen en geschopt,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
hij in de periode van 19 februari 2004 tot en met 20 februari 2004 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
- [slachtoffer 4], door geweld en door bedreiging met geweld te dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
- opzettelijk voordeel te trekken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer 4], met of voor een derde tegen betaling, terwijl verdachte en/of zijn mededaders wisten dat die [slachtoffer 4] door geweld en door bedreiging met geweld is gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van bovenomschreven seksuele handelingen,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders die [slachtoffer 4] laten bedreigen door [getuige] met de bewoordingen: “je moet je kankerbek houden je werkt van nu af aan voor mij…” en “…als je niet doet wat er gezegd wordt dan zullen er klappen vallen …”, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank heeft kennelijke verschrijvingen in de tenlastelegging verbeterd gelezen, nu verdachte daardoor niet in enig rechtens te respecteren belang wordt geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1a primair, 1b primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1a primair en 1b primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 289 junctis 47 en 45 Sr. Het onder 3 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 250a (oud) jo. 45 Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1a primair en 1b primair telkens het misdrijf:
medeplegen van poging tot moord
feit 3 het misdrijf:
poging tot
- een ander door geweld of door bedreiging met geweld dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl de feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
- opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich door geweld of door bedreiging met geweld beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen, terwijl de feiten
worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Kader
Verdachte heeft zich samen met een aantal anderen schuldig gemaakt aan een dubbele poging tot moord en een poging tot mensenhandel ten aanzien van één vrouw. De vraag is hoe deze bewezenverklaarde feiten bestraft dienen te worden. De rechtbank zal bij de bepaling van de strafmaat acht slaan op de bewezenverklaarde feiten, de door de wetgever daarop gestelde straffen, op de persoon van verdachte en op strafverhogende dan wel -matigende omstandigheden. Voor feiten als de onderhavige zijn landelijk geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank heeft gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten zich moeilijk laten vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke (poging) moord een aantal specifieke elementen in zich draagt, hetgeen in mindere mate geldt voor de mensenhandel bij prostitutie.
De rechtbank overweegt binnen dit kader het volgende.
Tweevoudige poging moord
Het voltooide delict moord behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent.
De wetgever heeft voor moord als strafmaximum levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogte dertig jaren vastgesteld. Indien het bij een poging is gebleven, dient op grond van wettelijke bepalingen het strafmaximum met een derde te worden verminderd, terwijl ingevolge de samenloopbepaling - waarbij er sprake is van meerdere misdrijven - de op te leggen straf weer kan worden verhoogd.
Verdachte en zijn mededaders zijn op klaarlichte dag een voor het publiek geopend internetcafé binnengegaan. Zij moeten hebben geweten dat de slachtoffers zich daar op dat moment bevonden. Op de camerabeelden valt waar te nemen dat de groep waartoe verdachte behoort rechtstreeks afloopt op de slachtoffers die zich in een hoek achter in het café bevinden. De slachtoffers worden daarbij geheel door de groep ingesloten. Er ontstaat een korte maar hevige vechtpartij waarbij door de groep van verdachte wordt geslagen, getrapt en gestoken. Als het slachtoffer [slachtoffer 1] nadien buiten komt, bemerkt hij dat hij een hevig bloedende wond heeft aan de linker zijde van zijn lichaam. Gebleken is dat dit slachtoffer is gestoken, waarbij één van zijn nieren is geraakt, als gevolg waarvan hij geruime in het ziekenhuis is opgenomen.
Op het moment dat verdachte en zijn mededaders het internetcafé verlaten ligt het andere slachtoffer nog op de grond. Bij hem worden een snijwond aan de arm en een hoofdwond geconstateerd. Ook dit slachtoffer wordt opgenomen in het ziekenhuis.
Buiten gekomen splitst de groep waartoe verdachte behoort zich op. Getuigen verklaren dat de mannen er gespannen en opgefokt uitzagen.
De rechtbank houdt het ervoor dat er sprake is geweest van een welbewuste en zorgvuldig geplande actie. Om redenen die verder niet bekend zijn geworden had de groep het voorzien op beide slachtoffers. Verdachte en zijn mededaders hebben op nietsontziende en intimiderende wijze opgetreden. Het gemak waarmee het geweld werd aangewend, de maffia-achtige binnenkomst, het snelle gewelddadige groepsoptreden en het vlotte vertrek maken een professionele indruk. Verdachte en zijn mededaders hebben zich er niet om bekommerd dat vele toevallige getuigen met hun gewelddadig handelen werden geconfronteerd.
Uit het dossier blijkt dat, nadat het slachtoffer [slachtoffer 1] aangifte had gedaan, er getracht is om hem zijn aangifte weer te laten intrekken. Dat tekent de achtergrond van deze groep, het circuit waarbinnen wordt geopereerd en het gemak waarmee wordt overgegaan tot geweldsdelicten.
Poging mensenhandel
Daarnaast heeft verdachte samen met anderen - onder het uiten van bedreigingen - getracht om een vrouw in de prostitutie te brengen en het door haar te verdienen geld aan verdachte en/of zijn mededaders af te staan. Het onvrijwillig in de prostitutie brengen en houden van vrouwen en het financieel uitbuiten van deze vrouwen is niet alleen zeer ernstig, het geeft er ook blijk van dat verdachte op geen enkele wijze respect heeft voor de lichamelijke en geestelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen.
Mede in het licht van het van toepassing zijnde artikel 63 Sr, heeft de rechtbank zich aangesloten bij hetgeen de rechtbank in andere samenstelling in het eerder tegen verdachte gewezen vonnis betreffende vrouwenhandel heeft als uitgangspunt heeft genomen: een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van acht tot tien maanden. In het voordeel van verdachte strekt dat hier sprake is van een poging van korte duur. De rechtbank komt ter zake de poging tot vrouwenhandel tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden.
Conclusie
Alles overwegende leidt dit de rechtbank tot de conclusie dat aan verdachte een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij haar overwegingen betrokken dat bij de geweldsdelicten sprake is van voorwaardelijk opzet. Verder heeft de rechtbank op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr rekening gehouden met het vonnis van 11 juli 2008, bij welk vonnis verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en zes maanden.
Gelet echter op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een straf als door de officier van justitie geëist, onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen die de feiten voor zowel de slachtoffers als de samenleving hebben gehad, dit alles in combinatie met de noodzaak tot beveiliging van de maatschappij. De rechtbank legt daarom aan verdachte een hogere vrijheidsstraf op dan door de officier van justitie is geëist.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 57 en 63 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 met betrekking tot [slachtoffer 3] en het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1a primair, 1b primair en 3 met betrekking tot [slachtoffer 4] tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1a primair, 1b primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
* feit 1a primair en 1b primair
telkens het misdrijf: medeplegen van poging tot moord
* feit 3
het misdrijf: poging
> tot een ander door geweld of door bedreiging met geweld dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl de feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
> tot opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich door geweld of door bedreiging met geweld beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen, terwijl de feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1a primair, 1b primair en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van acht (8) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.C. Geeve, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2009.