Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 268227 / HA ZA 09-1276
Vonnis in incident van 30 september 2009
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in conventie in het incident,
verweerder in reconventie in het incident,
advocaat mr. S.M. van Luijk,
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in het incident,
eiseres in reconventie in het incident,
advocaat mr. C.J.A.M. Bots.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding van 18 mei 2009 tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties,
• de conclusie van antwoord in het incident tevens eis in reconventie van 1 juli 2009 aan de zijde van [gedaagde],
• de conclusie van antwoord in reconventie in het incident met producties van 5 augustus 2009 aan de zijde van [eiser],
• de akte uitlating productie in het incident van 19 augustus 2009 aan de zijde van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in het incident
in conventie
2.1. In het incident, in conventie, vordert [eiser] bij wege van voorlopige voorziening dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan:
a) het verstrekken van een opdracht tot verkoop van de echtelijke woning aan makelaar [naam] Makelaardij B.V. en van de vakantiewoning te Frejus aan makelaar [naam], waarbij partijen zich zullen conformeren aan het oordeel van de betreffende makelaar omtrent de minimale verkoopprijs;
b) de daadwerkelijke verkoop van de beide woningen voor iedere prijs die gelijk is aan of hoger is dan de door de betreffende makelaar genoemde minimale verkoopprijs;
c) de levering van de beide onroerende zaken aan de kopende partijen op de kortst mogelijke termijn,
een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] nalaat om aan die veroordelingen te voldoen.
2.2. [eiser] legt aan deze incidentele vordering het volgende ten grondslag. Zowel de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de echtelijke woning) als de vakantiewoning te Frejus, Frankrijk (hierna: de vakantiewoning) zijn thans onbewoond. De maandelijkse lasten ten aanzien van beide woningen lopen echter door en worden betaald door [eiser]. [eiser] heeft de echtelijke woning op 26 februari 2007 verlaten en, doordat sindsdien inmiddels twee jaren verstreken zijn, is het recht om de betaalde hypotheekrente fiscaal in aftrek te brengen met ingang van 26 februari 2009 vervallen. Omdat de beide woningen leeg staan en geen van partijen voornemens is om één van deze woningen te betrekken, dienen de woningen zo spoedig mogelijk te worden verkocht, zodat de maandelijkse lasten eindigen. [gedaagde] is echter niet bereid om mee te werken aan concrete acties gericht op verkoop van de woningen.
2.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna indien en voor zover nodig nader ingaan.
in reconventie
2.4. In het incident, in reconventie, vordert [gedaagde] bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de veroordeling van [eiser] om binnen twee weken na dit vonnis aan [gedaagde] beschikbaar te stellen alle gegevens aangaande de vakantiewoning te Frejus, Frankrijk, voor zover het betreft de exploitatie sinds de verbreking van de samenwoning, de naam en adresgegevens van de huidige beheerder, gegevens aangaande de verhuur sinds de verbreking van de samenwoning, waaronder de geplande huur in de toekomst, alsmede af te geven duplicaten van de huidige sleutels van de woning, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- dan wel een door de rechtbank vast te stellen bedrag met een door de rechtbank vast te stellen maximum, voor iedere dag dat [eiser] weigerachtig blijft aan de veroordeling te voldoen.
2.5. [gedaagde] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Sinds de verbreking van de samenwoning heeft [gedaagde] door toedoen van [eiser] geen toegang meer tot de vakantiewoning en wordt zij niet meer op de hoogte gehouden over de verhuur. [eiser] heeft zonder overleg een andere beheerder aangesteld. Verder zijn de sloten verwisseld en heeft [gedaagde] geen inzage meer in de exploitatie van de vakantiewoning. Ondanks dat zij [eiser] daarom heeft verzocht heeft [eiser] haar tot op heden niet geïnformeerd. Teneinde een overwogen keuze te maken over het al dan niet verkopen van de vakantiewoning wil [gedaagde] op de hoogte worden gebracht van de exploitatie van de vakantiewoning. [gedaagde] sluit daarbij niet uit dat zij de vakantiewoning wil overnemen, maar dit is afhankelijk van de resultaten van verhuur.
2.6. [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, indien en voor zover nodig, nader ingaan.
3. De beoordeling in het incident
in conventie
3.1. In artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat tijdens een aanhangig geding iedere partij kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, mits de voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank stelt vast dat in dit geval aan deze vereisten is voldaan. Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is daarnaast enkel mogelijk indien [eiser] daarbij een voldoende, spoedeisend belang heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een dringend belang heeft bij de door hem gevorderde voorlopige voorziening, in die zin dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de hoofdzaak afwacht. [gedaagde] heeft immers onweersproken gelaten de stelling van [eiser] dat de bruto maandlasten van een viertal (hypothecaire) geldleningen voor rekening van [eiser] komen, welke situatie alleen kan veranderen indien de maandlasten van de twee gezamenlijke woningen, als gevolg van verkoop van die woningen, komen te vervallen. Aan de minimumvereisten voor toewijzing van de voorlopige voorziening is dan ook voldaan.
3.2. Het voorgaande betekent dat moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. De rechtbank zal daarbij afzonderlijk ingaan op het deel van de incidentele vordering in conventie dat betrekking heeft op de echtelijke woning en het deel dat betrekking heeft op de vakantiewoning.
3.3. Ten aanzien van de echtelijke woning overweegt de rechtbank als volgt. [gedaagde] voert aan dat zij geenszins weigerachtig is haar medewerking te verlenen tot verkoop van de echtelijke woning. Zij stelt daartoe dat zij aan [naam] Makelaardij B.V. te [woonplaats] opdracht heeft verstrekt om in samenwerking met de makelaar die door [eiser] is aangewezen, de verkoop van de voormalige echtelijke woning ter hand te nemen. [eiser] heeft dit op zichzelf niet bestreden. Daarmee staat vast dat er aan de zijde van [gedaagde] geen c.q. niet langer sprake is van het niet meewerken aan concrete acties om te verkoop van de echtelijke woning te geraken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser] onder die omstandigheden geen belang (meer) heeft bij de door hem ten aanzien van de echtelijke woning gevorderde voorlopige voorziening. In zoverre zal de vordering dan ook worden afgewezen.
3.4. Ten aanzien van de vakantiewoning overweegt de rechtbank als volgt. [gedaagde] voert aan dat zij vanaf de verbreking van de samenwoning door toedoen van [eiser] geen toegang meer heeft tot deze woning en dat zij niet meer op de hoogte wordt gehouden aangaande de verhuur daarvan. [eiser] heeft zonder overleg een andere beheerder aangesteld. Ook zijn de sloten van de vakantiewoning verwisseld. Verder heeft [gedaagde] geen inzage meer in de exploitatie van de vakantiewoning. Ondanks dat zij [eiser] daartoe heeft verzocht, heeft hij [gedaagde] niet geïnformeerd over de woning in Frankrijk. [gedaagde] trekt in twijfel of verkoop in deze tijd wel de juiste beslissing is. De woning is immers destijds aangeschaft als belegging. Alvorens [gedaagde] een beslissing kan nemen over de door [eiser] gewenste verkoop, wil zij op de hoogte worden gebracht van de exploitatie van de vakantiewoning sinds de verbreking van de samenwoning een en ander voorzien van de nodige verifieerbare bescheiden. [gedaagde] stelt dat zij zodra zij de beschikking heeft over de door haar verlangde gegevens, een overwogen keuze kan maken, waarbij niet is uitgesloten dat zij de vakantiewoning wenst over te nemen. Een en ander is echter afhankelijk van de resultaten van verhuur. Omdat dit door [gedaagde] in conventie gevoerde verweer uitmondt in de hiervoor onder punt 2.4. omschreven incidentele vordering (in reconventie), zal de rechtbank nu eerst nader ingaan op die vordering, waarna op de vordering in conventie ten aanzien van de vakantiewoning wordt teruggekomen.
in reconventie
3.5. De rechtbank beschouwt de reconventionele vordering van [gedaagde] tot - kort gezegd - het door [eiser] aan haar, [gedaagde], beschikbaar stellen van alle gegevens met betrekking tot de vakantiewoning en het afgeven van duplicaten van de huidige sleutels van de vakantiewoning als een vordering in de zin van artikel 843a Rv Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.6. De rechtbank stelt vervolgens voorop dat op grond van artikel 843a Rv een op dat artikel gebaseerde vordering toewijsbaar is indien is voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden. Er dient ten eerste sprake te zijn van een rechtmatig belang aan de zijde van [gedaagde], terwijl het daarnaast moet gaan om bepaalde bescheiden betreffende, en dat is het derde vereiste, een rechtsbetrekking waarbij in dit geval [gedaagde] partij is.
3.7. In aanmerking genomen het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn, de vordering in de hoofdzaak neerkomt op verdeling van hetgeen gemeenschappelijk is, waaronder de vakantiewoning, is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan het vereiste van een rechtmatig belang aan de zijde van [gedaagde]. Omdat [gedaagde] dus mede-eigenaar is van de vakantiewoning is daarnaast voldaan aan het derde vereiste (partij zijn bij een rechtsbetrekking). De stukken waarvan [gedaagde] afgifte c.q. inzage vordert zijn bovendien met name genoemde stukken, zodat de vordering in die zin voldoende bepaald is. Aan de hiervoor onder punt 3.6. vermelde vereisten is dan ook voldaan.
3.8. Derhalve dient een afweging tussen de belangen van partijen gemaakt te worden. In dat kader is van belang dat [eiser] van mening is dat het standpunt van [gedaagde] onjuist is, omdat [gedaagde] wel degelijk nog steeds toegang heeft tot de vakantiewoning. Er is steeds één sleutel bij een huurder en één bij de beheerder. [eiser] betwist dat hij de sloten van de woning heeft verwisseld. Op verzoek van de Vereniging van Eigenaren van het complex waarvan de vakantiewoning deel uitmaakt, is een nieuw digitaal slotensysteem geïnstalleerd. De voordeursleutel is echter nog steeds dezelfde. Ten aanzien van de exploitatie van de vakantiewoning voert [eiser] aan dat het [gedaagde] te allen tijde duidelijk kan zijn hoe het gesteld is met de verhuur, omdat deze volgens [eiser] is te volgen via de website www.vakantiehuis-frankrijk.nl. [gedaagde] brengt daartegenin dat het zo kan zijn dat er steeds een sleutel bij de beheerder is, maar dat zij niet op de hoogte is wie de beheerder is. [eiser] heeft zonder voorafgaand overleg een andere beheerder aangesteld. Verder stelt [gedaagde] dat de door [eiser] genoemde website inderdaad inzicht geeft in de beschikbaarheid van de vakantiewoning en dat daarop ongeveer een jaar terug kan worden gekeken. De op die site beschikbare gegevens hebben echter geen betekenis voor de werkelijke verhuur en geven geen informatie over de exploitatie (winst/verlies). [eiser] heeft bovendien de inlogcodes gewijzigd zodat [gedaagde] als gebruiker geen gegevens kan invoeren en/of wijzigen.
3.9. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering van [gedaagde] deels toegewezen moet worden. [eiser] heeft immers niet weersproken dat hij beschikt over de gegevens van de vakantiewoning betreffende de verhuur, waaronder de geplande huur in de toekomst, en betreffende de exploitatie sinds de verbreking van de samenwoning, en over de naam en adresgegevens van de huidige beheerder. De rechtbank zal [eiser] dan ook bevelen deze gegevens aan [gedaagde] ter beschikking te stellen. De vordering tot afgifte van duplicaten van sleutels zal worden afgewezen, omdat [gedaagde] zich, via de beheerder, van wie [eiser] haar de naam en adresgegevens dient te verschaffen, toegang tot de vakantiewoning kan verschaffen. De rechtbank zal aan de veroordeling een dwangsom verbinden als hierna in het dictum is vermeld.
voorts in conventie
3.10. Als gevolg van de uitkomst van de procedure in reconventie kan in het incident in conventie, waarmee de reconventionele vordering samenhangt, vooralsnog geen beslissing worden gegeven op de door [eiser] gevorderde voorlopige voorziening ten aanzien van de vakantiewoning. De rechtbank acht het, alvorens thans op dat deel van de vordering te beslissen, om proceseconomische redenen raadzaam om tijdens de in de hoofdzaak te gelegener tijd te gelasten comparitie van partijen mede deze door [eiser] gevorderde voorziening te bespreken en te onderzoeken of partijen het op dit punt (of onderdelen daarvan) eens kunnen worden. De rechtbank geeft partijen daarbij in overweging de periode tussen het moment dat [gedaagde] beschikt over de diverse gegevens aangaande de vakantiewoning en de nog te bepalen comparitie van partijen in onderling overleg te trachten tot overeenstemming te geraken.
in conventie en in reconventie
3.11. In verband met hetgeen de rechtbank hiervoor onder rechtsoverweging 3.10. heeft overwogen, wordt iedere (verdere) beslissing, waaronder die omtrent de proceskosten in het incident in conventie en in reconventie, aangehouden.
in het incident
in conventie
4.1. wijst de vordering voor zover die betrekking heeft op de echtelijke woning af,
in reconventie
4.2. veroordeelt [eiser] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] ter beschikking te stellen alle gegevens inzake de vakantiewoning betreffende de exploitatie en verhuur, waaronder de geplande huur in de toekomst, sinds het verbreken van de samenwoning, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat [eiser] aan deze veroordeling niet voldoet, met een maximum van € 10.000,-,
in conventie en in reconventie
4.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
in de hoofdzaak
4.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 november 2009 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2009.