vonnis
RECHTBANK UTRECHT
257246 / HA ZA 08-221516 september 2009
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 257246 / HA ZA 08-2215
Vonnis van 16 september 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLASGOED.NL HOLDING B.V.,
gevestigd te Huizen,
eiseres,
advocaat mr. P.M. Kits,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FUJITSU SERVICES B.V.,
gevestigd te Maarssen,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Ruygvoorn.
Partijen zullen hierna Glasgoed en Fujitsu genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 28 januari 2009;
de akte aanvulling conclusie van antwoord van Fujitsu;
het proces-verbaal van comparitie van 11 mei 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. Op verzoek van Glasgoed is bij beschikking van deze rechtbank van 23 januari 2008 een voorlopig getuigenverhoor bevolen. De verhoren hebben plaats gehad op 19 februari 2008 en op 15 april 2008. Kopieën van de tijdens deze verhoren afgelegde getuigenverklaringen zijn door Glasgoed overgelegd bij dagvaarding, en maken daarmee deel uit van de gedingstukken in deze procedure.
2.1. Glasgoed is sedert 18 juni 2008 de rechtsopvolgster van Glasgoed.nl Handelsmaatschappij. Zij richt haar onderneming onder andere op het beheer van communicatienetwerken, waaronder glasvezelnetwerken. Medio 2006 had (de rechtsvoorgangster van) Glasgoed 'Riverstone-apparatuur' (10-gigabyte hoogwaardige ethernet apparatuur ten behoeve van de telecommunicatie industrie) in eigendom met het voornemen deze te verkopen aan Volker Wessels Telecom B.V. (VWT). Deze voorgenomen transactie met VWT is niet tot stand gekomen, waarna Glasgoed aan VWT heeft gevraagd haar te helpen de Riverstone apparatuur alsnog te verkopen.
2.2. De directeur van VWT, [A.], heeft omstreeks 2 februari 2007 de directeur van Glasgoed, [B.], geïntroduceerd bij een verkoopmedewerker van Fujitsu, [C.].
2.3. Fujitsu levert van tijd tot tijd onder meer nieuwe computerapparatuur van leveranciers zoals Cisco Systems International B.V. (Cisco) aan grote marktpartijen. Cisco hanteert een zogenoemd “trade in” programma, dat er op neer komt dat zij oude computer-apparatuur inkoopt bij aanschaf van nieuwe apparatuur (mits met deze aanschaf een substantieel bedrag gemoeid is).
2.4. Op 11 maart 2007 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Glasgoed ([B.] en haar toenmalig directeur [D.]) en Fujitsu (directeur [H.] en oud directeur [E.], verkoopmedewerker [C.] en service director [F.]). Onderwerp van deze bespreking was in ieder geval de wens van Fujitsu om met hulp van Glasgoed invloed uit te oefenen op Reggefiber tth B.V. (dagvaarding) of Reggefiber Operator B.V. (conclusie van antwoord, hierna verder steeds aangeduid als Reggefiber) om niet met een andere tussenleverancier in zee te gaan en om alsnog apparatuur van Fujitsu aan te schaffen.
2.5. Bij email van 24 maart 2007 vraagt [B.] aan [C.]:
“Kun je mij bevestigen dat de opbrengst 10G - los van uitslag fujitsu/lucent - minimaal 985K zal bedragen? (…)”
Met “10G” is bedoeld de in ?2.1 genoemde Riverstone apparatuur van Glasgoed.
2.6. [C.] antwoordt per email van 26 maart 2007:
“De opbrengst van de 10G zal inderdaad naar onze inschatting minimaal 985k bedragen. Indien de keuze Fujitsu wordt zullen wij deze apparatuur inruilen over meerdere Cisco projecten onder competitieve trade in waardoor een hogere opbrengst zal worden verwacht.”
2.7. Nadat [B.] per email van eveneens 26 maart 2007 aan [C.] had gevraagd “Kun je me garanties over verkoop bevestigen (…)” antwoordt [C.] per email van 27 maart 2007:
“Dat had ik volgens mij al gedaan, maar bij deze nogmaals de garantie dat wij de onderstaande targets kunnen en zullen behalen”
2.8. Bij email van 2 mei 2007 aan [G.] (sr. Controller outsourcing & manager Financial support van Fujitsu) bevestigt [B.] de inhoud van een op 1 mei 2007 tussen hen gevoerd gesprek:
“(…)
- Fujitsu draagt zorg voor trade-in met Cisco voor de 10G voor minimaal € 950.000,-
- GlasGoed.nl stuurt Fujitsu factuur, waarbij Fujitsu omschrijving zal doorgeven
- Facturatie kan in delen geschieden
- Verwachting is dat trade-in (en ook betaling) binnen twee weken zal plaatsvinden
- Verwachting is dat trade-in tegen substantieel hogere prijs kan worden ingeruild. Ten aanzien van de meeropbrengst boven €950.000,- is afgesproken, dat van de meeropbrengst 1/3e deel voor Fujitsu.
Kun je deze mail even aan mij bevestigen? (…)”
[G.] antwoordt per email van 4 mei 2007:
“Hierbij bevestig ik je dat onderstaande afspraken correct zijn weergegeven met een
Aanvulling: de trade in en betaling zal binnen 2 weken gaan plaatsvinden, maar is afhankelijk van het momentum
Die voor ons beide partijen het meest financieel aantrekkelijk is. (…)”
2.9. Op 12 september 2007 heeft Glasgoed op verzoek van [C.] deelfacturen gezonden aan Fujitsu voor de in 2.1 genoemde Riverstone apparatuur.
3.1. De vorderingen van Glasgoed luiden - samengevat - dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat Fujitsu aan Glasgoed een bedrag van € 1.172.150,- (althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag) verschuldigd is conform de aan haar door Fujitsu verstrekte garantie, en dat Fujitsu voorts wordt veroordeeld tot betaling van dat bedrag vermeerderd met rente en kosten.
Voor het geval de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen en / of in aanvulling daarop vordert Glasgoed dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat er op of omstreeks 1 mei 2007, althans een door de rechtbank te bepalen datum, tussen de rechtsvoorganger van Glasgoed en Fujitsu een overeenkomst is tot stand gekomen dat de rechtsvoorganger van Glasgoed aan Fujitsu of een door Fujitsu aan te wijzen derde Riverstone apparatuur als in de dagvaarding genoemd zou leveren voor een bedrag van (tenminste) € 1.172.150,- (inclusief 19% BTW), althans een door de rechtbank te bepalen bedrag.
Mocht ook die subsidiair gevorderde verklaring voor recht niet kunnen worden toegewezen, vordert Glasgoed dat diezelfde verklaring wordt afgegeven met de toevoeging dat de bedoelde overeenkomst tussen de rechtsvoorganger van Glasgoed en Fujitsu voorwaardelijk was aan de totstandkoming van de in de dagvaarding genoemde overeenkomst tussen Fujitsu en Reggefiber ttH B.V., welke overeenkomst medio mei 2007 tot (de rechtbank leest: tot stand) is gekomen, althans op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, waardoor de voorwaarde voor het totstandkomen van de overeenkomst tussen de rechtsvoorganger van Glasgoed en Fujitsu is vervuld.
3.2. Fujitsu voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Glasgoed heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Fujitsu haar heeft gegarandeerd dat de opbrengst bij inruil van Riverstone apparatuur minimaal € 985.000,- zou bedragen en dat op of omstreeks 1 mei 2007 tussen haar en Fujitsu een overeenkomst is gesloten waarbij Fujitsu zich heeft verplicht om aan Glasgoed een gegarandeerd minimum bedrag van € 985.000,- exclusief BTW te betalen. Glasgoed diende als tegenprestatie de Riverstone apparatuur op eerste verzoek van Fujitsu te leveren aan Fujitsu of een door Fujitsu aangewezen derde.
4.2. Ter toelichting voert Glasgoed onder meer het volgende aan.
4.2.1. Glasgoed had VWT gevraagd haar te helpen bij het verkopen van haar Riverstone-apparatuur. De directeur van VWT, [A.], heeft haar daarop in contact gebracht met Fujitsu. VWT wist dat Fujitsu het onder meer tot haar bedrijfsactiviteit rekende om (Riverstone-)apparatuur van marktpartijen af te nemen en deze vervolgens met winst door te leveren aan derden zoals Cisco. Die doorlevering kon koop of ruil zijn en werd door partijen een 'trade-in' constructie genoemd. VWT en Fujitsu hadden al eerder een dergelijke transactie uitgevoerd, waarbij [C.] als account director campaigns van Fujitsu de eerdere transactie met VWT heeft verzorgd en afgerond. Omstreeks 2 februari 2007 heeft VWT directeur [B.] bij [C.] geïntroduceerd en is de beoogde transactie tussen hen besproken. Op initiatief van [C.] heeft vervolgens tussen Glasgoed en Fujitsu een vergadering plaatsgevonden op 11 maart 2007. In die vergadering is besproken dat [C.] namens Fujitsu de 'trade-in' van de Riverstone apparatuur zou afwikkelen. Glasgoed zou zich op haar beurt inzetten om ten behoeve van Fujitsu een transactie tussen Fujitsu en Reggefiber positief te beïnvloeden. Fujitsu heeft vervolgens bij email van 27 maart 2007 gegarandeerd dat de inruil van de Riverstone apparatuur minimaal € 985.000,- zou bedragen.
4.2.2. Op 1 mei 2007 zijn nadere afspraken tussen Glasgoed en Fujitsu gemaakt zoals vastgelegd in de email van 2 mei 2007 van [B.] aan [G.]. De (voormalig) directeuren van Fujitsu waren hiervan blijkens de overgelegde email van [C.] van 2 mei 2007 (prod. 3b dagvaarding) op de hoogte. Nadat Glasgoed op verzoek van Fujitsu aan Fujitsu de Riverstone apparatuur via deelfacturen op 12 september 2007 had gefactureerd, heeft Glasgoed de apparatuur op 1 oktober 2007 aan Fujitsu geleverd.
4.2.3. Fujitsu kan zich volgens Glasgoed niet beroepen op een ontoereikende volmacht van [C.], omdat de directeuren van Fujitsu, [H.] en [E.], tijdens het gesprek van 14 maart 2007 (naar de rechtbank aanneemt: 11 maart 2007) de schijn hebben gewekt dat [C.] bevoegd was om het Riverstone-traject af te wikkelen. Zij hebben geen enkel voorbehoud gemaakt ten aanzien van diens vertegenwoordigingsbevoegdheid. Fujitsu heeft voorts bijgedragen aan de schijn door niet direct na ontdekking van de vermeend ten onrechte gesloten overeenkomst aan Glasgoed mee te delen dat Fujitsu zich niet gebonden achtte. Fujitsu is een grote onderneming waarvan de vertegenwoordigingsstructuur niet transparant is en het is een feit van algemene bekendheid dat een rechtspersoon talloze tot vertegenwoordiging bevoegde personen heeft die niet in het handelsregister zijn ingeschreven.
4.2.4. Voor zover sprake is van een voorwaardelijke overeenkomst met Fujitsu, ziet de voorwaarde alleen op de 'Reggefiber-deal', waarvan vast staat dat die is tot stand gekomen. Aan de voorwaarde voor de overeenkomst met Fujitsu is dan voldaan.
Aldus Glasgoed.
5.1. Fujitsu voert aan dat zij Glasgoed onverplicht van haar overtollige Riverstone apparatuur heeft willen afhelpen via inruil, met gebruikmaking van het trade-in programma van Cisco, of door na haar bemiddeling een rechtstreekse verkoop met een derde te bewerkstelligen. Er is geen sprake van een volmacht of schijn van volmacht van [C.] om een overeenkomst namens Fujitsu met Glasgoed aan te gaan. Subsidiair, zo er wel sprake is van een overeenkomst met Glasgoed, is er slechts sprake van een inspanningsverbintenis onder de voorwaarde dat de Reggefiberdeal in volle omvang tot stand komt. Die voorwaarde is echter niet ingetreden.
5.2. Ter toelichting voert Fujitsu onder meer het volgende aan.
5.2.1. Zij bestrijdt dat zij haar bedrijf mede richt op het afnemen en vervolgens verkopen van Riverstone apparatuur. Wel komt het van tijd tot tijd voor dat Fujitsu computer apparatuur levert aan grote marktpartijen die dan bestaande computerapparatuur, naar de rechtbank begrijpt, door tussenkomst van Fujitsu inruilen bij een leverancier van Fujitsu, zoals Cisco. Dergelijke leveranciers hebben er belang bij dat apparatuur van de concurrent uit de markt verdwijnt ten gunste van de eigen apparatuur. De ingeruilde apparatuur wordt vernietigd. Cisco heeft met dit doel een “trade-in” programma. Tussen Fujitsu en VWT bestonden contacten in het kader van dat “trade-in” programma van Cisco. Daarnaast is met VWT de mogelijkheid besproken om overtollige apparatuur van VWT door onverplichte bemiddeling door Fujitsu aan derden te verkopen in het geval inruil van die apparatuur via het “trade in” programma niet mogelijk zou blijken. Fujitsu heeft geen oude computer-apparatuur van VWT gekocht.
5.2.2. Uit de in het kader van het voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen blijkt volgens Fujitsu, dat, indien en voor zover er in de vergadering van 11 maart 2007 al over de Riverstone apparatuur van Glasgoed is gesproken, dan toch in elk geval niet is afgesproken dat Fujitsu die apparatuur voor eigen rekening en risico zou kopen. Er was hoogstens sprake van een inspanningsverbintenis van Fujitsu om te trachten de Riverstone-apparatuur via het “trade-in” programma in te ruilen bij Cisco of om in de markt een derde koper te vinden, op de voorwaarde dat de Reggefiber-deal in volle omvang tot stand zou komen. Aan die voorwaarde is niet voldaan.
5.2.3. Fujitsu stelt zich voorts op het standpunt dat [C.] als accountmanager, een van de lagere verkoopfuncties bij Fujitsu niet bevoegd was om Fujitsu te vertegenwoordigen en om garanties af te geven. De email van [G.] van 4 mei 2007 had alleen betrekking op het Cisco trade-in programma, bovendien is [G.] niet vertegenwoordigingsbevoegd. De als prod. 3b overgelegde email van [C.] van 2 mei 2007 had betrekking op Riverstone apparatuur van VWT en daarin is alleen te lezen dat [C.] met Cisco wilde overleggen over de mogelijkheid om Riverstone-apparatuur van Glasgoed in te ruilen. Dat Glasgoed op 12 september 2007 op verzoek van [C.] facturen heeft verstuurd is blijkens de door [C.] als getuige afgelegde verklaring een gevolg van diens wens om snel te kunnen handelen als het verwachte akkoord van Cisco zou komen.
5.2.4. Fujitsu bestrijdt dat Glasgoed op 1 oktober 2007 de Riverstone apparatuur aan haar heeft geleverd. [B.] heeft [C.] bewogen opdracht te geven om die apparatuur uit Houten weg te halen, maar dit is ongedaan gemaakt door [E.], die zich inmiddels als gevolg van de verzonden facturen (voor het eerst) bewust was geworden van de claims van Glasgoed, waarvan [E.] aan [B.] had laten weten dat die onjuist zijn. Fujitsu heeft toen opdracht gegeven aan een transportbedrijf om de Riverstone apparatuur voor Glasgoed op te slaan en daarvoor aan Glasgoed te factureren. Dit is ook zo geschied.
Aldus Fujitsu.
6.1. De rechtbank stelt het volgende voorop.
6.1.1. Glasgoed wenst blijkens haar vorderingen en de toelichting daarop primair vastgesteld te zien dat Fujitsu met haar een garantieovereenkomst heeft gesloten, krachtens welke Fujitsu er jegens Glasgoed voor instaat dat Glasgoed voor haar Riverstone apparatuur een minimale opbrengst zal verkrijgen van € 985.000,-. Subsidiair stelt Glasgoed dat omstreeks 1 mei 2007 een (al dan niet voorwaardelijke) overeenkomst met Fujitsu is gesloten die erop neer komt dat Glasgoed de Riverstone apparatuur voor die prijs levert aan Fujitsu, dan wel aan een door Fujitsu aan te wijzen derde.
6.1.2. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Glasgoed doen aanvoeren dat partijen reeds op 11 maart 2007 overeenstemming hadden bereikt. Voor zover Glasgoed daarmee heeft bedoeld te zeggen dat de primair gestelde garantieovereenkomst op 11 maart 2007 is tot stand gekomen, verwerpt de rechtbank dit standpunt als onvoldoende onderbouwd. Gesteld noch gebleken is immers dat reeds tijdens die vergadering over een door Fujitsu afgegeven of af te geven garantie is gesproken. Voor zover Glasgoed hetzelfde heeft willen stellen ten aanzien van de subsidiair gestelde overeenkomst, is die stelling onbegrijpelijk in het licht van de vordering voor recht te verklaren dat de bedoelde overeenkomst omstreeks 1 mei 2007 is gesloten.
6.1.3. Glasgoed baseert de door haar gestelde garantieovereenkomst op de uitlatingen van [C.] in de emailberichten van 26 en 27 maart 2007. De subsidiair gestelde overeenkomst is gebaseerd op de emailwisseling tussen [B.] en [G.] van 2 en 4 mei 2007. Fujitsu heeft onweersproken door Glasgoed aangevoerd dat aan [C.] en [G.] op zich geen bevoegdheid toekomt om haar te vertegenwoordigen, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
6.2. Aldus betreft de kern van het geschil tussen de partijen de vraag of Glasgoed er op heeft vertrouwd en door toedoen van (de directie van) Fujitsu op heeft mogen vertrouwen dat [C.] (of [G.]) bevoegd was om namens Fujitsu met haar afspraken te maken in verband met de afwikkeling van “het Riverstone-traject”.
6.3. Voor de beoordeling van deze vraag is allereerst de inhoud van de bespreking van 11 maart 2007 van belang. Tussen partijen is immers niet in geschil dat dit het enige overleg op directieniveau tussen partijen is geweest, althans tot september 2007.
6.3.1. De rechtbank verwerpt het meest vergaande verweer van Fujitsu, dat tijdens die bespreking in het geheel niet over de Riverstone apparatuur van Glasgoed is gesproken. Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en uit de beschikbare bewijsmiddelen volgt genoegzaam dat tijdens de bespreking van 11 maart 2007 door partijen op directieniveau is gesproken over de wens van Glasgoed haar Riverstone apparatuur te verkopen.
Deze bespreking was volgens de getuigenverklaring van [E.] bedoeld om elkaars belangen en strategieën te bespreken. Fujitsu heeft niet bestreden dat op 2 februari 2007 de directeur van VWT, [A.], Glasgoed heeft geïntroduceerd bij [C.] van Fujitsu in verband met het verzoek van Glasgoed haar te helpen om de Riverstone apparatuur alsnog te verkopen. Dit komt overeen met de door [A.] als getuige afgelegde verklaring dat [B.] hem had gevraagd te helpen om overtollige apparatuur te verkopen en dat [A.] dat weliswaar niet kon, maar dat hij wel Glasgoed en Fujitsu bij elkaar kon brengen, hetgeen vervolgens op 2 februari 2007 is gebeurd. Blijkens de verder niet weersproken getuigenverklaring van [B.] is op die dag met [C.] besproken dat [C.] zijn kennis zou gebruiken voor het uitzetten van de apparatuur. Het ligt dan ook - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - voor de hand dat tijdens de kort daarop volgende bespreking van 11 maart 2007 tussen Glasgoed en Fujitsu het op dat moment actuele belang van Glasgoed bij het afstoten van haar Riverstone apparatuur wordt besproken. De getuigen [B.], [C.] en [D.] verklaren allen dat tijdens de bespreking van 11 maart 2007 is gesproken over de Riverstone apparatuur. De verklaring van de getuige [E.], dat Glasgoed niet tijdens de bespreking heeft gezegd dat zij Riverstone apparatuur had en dat dit eerst later op de dag op kantoor van Fujitsu door [C.] aan de orde is gesteld, staat op zichzelf. De getuige [H.] kan het zich niet herinneren.
6.3.2. Vervolgens rijst de vraag of hetgeen partijen hebben besproken bij Glasgoed de gerechtvaardigde en aan Fujitsu toe te rekenen indruk heeft kunnen wekken, dat [C.] bevoegd is garanties af te geven over een te bereiken minimum opbrengst van de Riverstone apparatuur dan wel om een overeenkomst te sluiten waarbij de afname van de Riverstone apparatuur voor een bedrag van € 985.000,- door Fujitsu wordt toegezegd.
6.3.3. Bij de beoordeling van deze vraag is van belang dat Fujitsu gemotiveerd heeft bestreden dat zij haar bedrijf maakt van het afnemen van (Riverstone-)apparatuur om die vervolgens met winst door te verkopen, zoals Glasgoed heeft gesteld. Glasgoed zegt die stelling te hebben gebaseerd op informatie van VWT en verder dat het haar bedoeling was om eenzelfde regeling met Fujitsu af te spreken als tussen VWT en Fujitsu was getroffen. Deze informatie is derhalve niet van Fujitsu zelf afkomstig. Fujitsu heeft voorts aangevoerd (met betrekking tot de gestelde regeling tussen haar en VWT) dat zij nimmer oude apparatuur van VWT heeft afgenomen en dat zij VWT slechts haar ondersteuning had toegezegd bij de verkoop van overtollige apparatuur, hetzij via het trade-in programma van Cisco, hetzij door verkoop via haar bemiddeling aan derden. Het had op de weg van Glasgoed gelegen om op dit verweer te reageren, hetgeen Glasgoed heeft nagelaten. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de toelichting van Fujitsu dat zij niet zelf inkoopt, of anderszins goederen inneemt, om deze met winst te verkopen en dat zij wel in staat en bereid is in voorkomende gevallen, zoals zij heeft gedaan in het geval van VWT, te proberen apparatuur van anderen in te brengen in het zogenoemde 'trade-in' programma van Cisco, dan wel om te bemiddelen bij de verkoop van die goederen aan derden. De rechtbank oordeelt dat niet of onvoldoende is gesteld dan wel gebleken dat Glasgoed grond had om op grond van door Fujitsu verstrekte informatie op voorhand aan te nemen dat Fujitsu bereid en in staat is tot het aangaan van mééromvattende afspraken, zoals de in geding zijnde garantie of een afgesproken (minimum)prijs.
6.3.4. Dat Fujitsu dergelijke meeromvattende toezeggingen reeds tijdens de bespreking van 11 maart 2007 aan Glasgoed heeft gedaan, is voorts niet gesteld. De verklaring van de getuige [B.], dat tijdens de bespreking is gezegd dat Fujitsu in staat is de apparatuur door te verkopen en dat [C.] dat in opdracht van [H.] zou gaan doen, past in de toelichting van Fujitsu dat zij onder omstandigheden bereid is zich in te spannen om apparatuur van derden te betrekken in het “trade-in programma” van haar leverancier Cisco of om te bemiddelen bij de verkoop daarvan aan derden. Ook de verklaringen van de getuigen [D.], die blijkens zijn verklaring tot ongeveer juli 2007 mede aandeelhouder van Glasgoed was, en [C.] passen in het door Fujitsu geschetste beeld. [D.] heeft immers verklaard dat tijdens de bespreking van 11 maart 2007 is besproken dat als Fujitsu de Reggefiber deal zou krijgen, zij haar best zou doen om de Riverstone apparatuur van Glasgoed in te nemen of in te ruilen. [C.] heeft verklaard dat Fujitsu zich zou inspannen voor Glasgoed. Uit de over en weer gestelde feiten en uit de afgelegde getuigenverklaringen volgt nog zeker niet dat Fujitsu zich bereid heeft getoond tot het aangaan van een verdergaande verbintenis waarbij Fujitsu garant staat voor de te bereiken opbrengst of bereid is in ieder geval een (op dat moment kennelijk nog onbekende) koopprijs te voldoen.
6.3.5. De rechtbank trekt uit het voorgaande de conclusie dat de directie van Fujitsu tijdens de bespreking van 11 maart 2007 in ieder geval niet méér heeft toegezegd dan haar bereidheid - al dan niet afhankelijk van het te bereiken resultaat bij Reggefiber - om mee te werken aan een mogelijke inruil van de Riverstone apparatuur van Glasgoed in het kader van het “trade-in programma” van Cisco. Zo tijdens die bespreking aan [C.] de opdracht is gegeven dit verder uit te werken, kon Glasgoed daar in ieder geval niet het vertrouwen aan ontlenen dat [C.] bevoegd was om zelfstandig verdergaande toezeggingen te doen. Het is evident dat de garantietoezegging van [C.] een dergelijke verdergaande toezegging is.
6.3.6. Ook met betrekking tot de subsidiair door Glasgoed gestelde overeenkomst is geen sprake van een aan Fujitsu toerekenbare schijn van bevoegdheid van [C.] of [G.] om namens Fujitsu die overeenkomst met Glasgoed aan te gaan. Die overeenkomst komt er immers op neer dat Fujitsu zelf is aan te spreken op een overeengekomen (minimum)prijs voor de Riverstone apparatuur, hetgeen bepaald verder gaat dan Glasgoed op grond van de bespreking van 11 maart 2007 mocht verwachten.
6.4. Glasgoed heeft daarnaast aangevoerd dat de directie van Fujitsu op 2 mei 2007 op de hoogte was van de afspraken die [B.] op 1 mei 2007 (zie onderdeel ?2.8 hiervoor) tijdens een gesprek met [G.] heeft gemaakt. Glasgoed heeft dit gebaseerd op een overgelegd emailbericht van 2 mei 2007 van [C.] aan [J.] (prod. 3b bij dagvaarding), dat blijkens de adressering in kopie aan [E.] en [H.] van Fujitsu is gezonden. Voor zover Glasgoed aan dit emailbericht de conclusie wil verbinden dat de directie van Fujitsu daarmee alsnog de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [G.] (of [C.]) heeft gewekt, is die conclusie onjuist. Uit die email kan niet meer worden afgeleid dan dat [C.] voornemens was om Riverstone apparatuur in te ruilen op diverse projecten via Cisco. Dit sluit aan op de inhoud van de bespreking van 11 maart 2007. Geenszins blijkt daaruit dat de directie van Fujitsu wist of had moeten weten dat [G.] (of [C.]) namens Fujitsu verdergaande afspraken met Glasgoed had gemaakt of van plan was te maken, dan hetgeen Fujitsu op 11 maart 2007 voor ogen stond.
6.5. De rechtbank verwerpt voorts het standpunt van Glasgoed, dat de directie van Fujitsu alsnog de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [C.] heeft gewekt door niet onmiddellijk na de ontdekking van de vermeend ten onrechte gesloten overeenkomst aan Glasgoed mee te delen dat zij zich niet gebonden achtte.
Volgens Fujitsu was [E.] zich immers eerst kort voor 1 oktober 2007 bewust geworden van de gepretendeerde claim van Glasgoed, hetgeen wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [E.] zelf. Die verklaring komt er op neer dat hem na terugkeer van vakantie op 17 september 2007 naar aanleiding van een email van 12 september 2007 was gebleken dat er tussen Glasgoed en Fujitsu een traject over de Riverstone apparatuur was en dat hij dit nog dezelfde dag met [B.] heeft besproken. De getuige verklaart verder:
“[B.] sprak de verwachting uit dat Fujitsu zou helpen bij de verkoop van de Riverstone apparatuur. Ik heb toen gezegd dat er geen afspraken waren en dat Fujitsu geen rol kon spelen. Dit heb ik nog eens bevestigd per email de daaropvolgende donderdag. Op de vrijdag heeft er tussen [H.], [B.] en mij een gesprek plaats gevonden. (…) [H.] heeft te kennen gegeven geen wetenschap van het traject te hebben. [B.] heeft op verzoek van [H.] alle emails die in die periode waren verzonden aan ons ter beschikking gesteld. Pas na ontvangst van die emails bleek ook dat [B.] een factuur had gezonden.(…)”
De getuige [H.] heeft verklaard dat hij eerst tijdens een golfontmoeting in september 2007 van [B.] had gehoord dat er een deal is tussen Fujitsu en Glasgoed, hetgeen overeenkomt met de verklaring van [B.] dat tijdens een overleg in september 2007 met [H.] en [E.] bleek dat [H.] niet van de gang van zaken op de hoogte was. Verder blijkt uit de verklaring van [B.] dat hem in een gesprek met [E.] en [C.] van waarschijnlijk 21 september 2007 is gezegd dat de contacten voortaan via [E.] zouden lopen.
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat de directie van Fujitsu eerder dan september 2007 op de hoogte was van de met [C.] en [G.] gemaakte afspraken, dat zij vervolgens onmiddellijk aan Glasgoed heeft laten weten dat zij zich niet gebonden achtte (getuigenverklaringen [H.] en [E.]) en dat zij vervolgens [E.] als de contactpersoon van Fujitsu voor Glasgoed heeft aangewezen. Er is dan ook geen grond om te oordelen dat de directie van Fujitsu door haar stilzitten heeft bijgedragen aan het vertrouwen van Glasgoed dat [C.] en [G.] ten tijde van het maken van de gestelde afspraken bevoegd waren tot het namens Fujitsu maken van de gestelde afspraken of - zo Glasgoed dat heeft bedoeld te stellen - dat de directie van Fujitsu daar achteraf alsnog mee heeft ingestemd.
De enkele, overigens door Fujitsu bestreden, stelling van Glasgoed dat zij de Riverstone apparatuur op 1 oktober 2007 aan Fujitsu heeft geleverd komt in het licht van het voorgaande onvoldoende betekenis toe nu gesteld noch gebleken is dat de directie van Fujitsu, na haar eerdere mededeling aan Glasgoed zich niet aan een overeenkomst met Glasgoed gebonden te achten, alsnog met die levering heeft ingestemd. Met name is gesteld noch gebleken dat Glasgoed de levering heeft afgesproken met [E.], die inmiddels door Fujitsu als haar contactpersoon voor Glasgoed was aangewezen.
6.6. De slotsom is dat de vorderingen van Glasgoed worden afgewezen. Er is geen sprake van een betalingsverplichting van Fujitsu op de gestelde grondslagen zodat ook de vorderingen tot betaling van wettelijke rente en van buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.
6.7. Glasgoed wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Fujitsu gemaakt. De proceskosten aan de zijde van Fujitsu worden als volgt begroot:
- vast recht € 4.784,00
- salaris advocaat € 6.422,00 (2,0 punten× tarief € 3.211,00)
Totaal € 11.206,00
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen.
7.1. wijst de vorderingen af;
7.2. veroordeelt GLASGOED.NL HOLDING B.V. in de proceskosten, aan de zijde van Fujitsu tot op heden begroot op € 11.206,00 alsmede in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
7.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad met betrekking tot de kostenveroordeling genoemd in r.o. ?7.2;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2009.