Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 258220 / HA ZA 08-2356
Vonnis van 14 oktober 2009
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.A.M. Olde Loohuis,
de naamloze vennootschap
FORTIS ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. I. van der Putt-van Vessem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Fortis genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 januari 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 juni 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eiseres] heeft op 11 augustus 2005 een inboedelverzekering en een opstalverzekering, die beiden betrekking hebben op de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), met (de rechtsvoorganger van) Fortis op haar naam laten zetten. Deze verzekeringsovereenkomsten waren al eerder afgesloten.
2.2. Op de inboedelverzekering zijn de polisvoorwaarden volgens model MPI 2001 van toepassing. Hierin is onder meer het volgende opgenomen.
“ART. 01 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
(…)
9. Verzekerde
- De verzekeringsnemer
- degenen met wie de verzekeringsnemer in duurzaam gezinsverband samenwoont.
(…)
ART. 05 GEDEKTE GEBEURTENISSEN
Onder gedekte gebeurtenissen worden verstaan:
1. (…)
4. diefstal of poging daartoe.
Hierbij moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen:
a. voor lijfsieraden wordt een vergoeding verleend van ten hoogste
€ 3.750,- . (…)
6. vandalisme, gepleegd door iemand die wederrechtelijk het woonhuis is binnengedrongen.
(…)
1. Algemene uitsluitingen
Geen dekking wordt verleend voor schade:
(…)
c. die opzettelijk of moedwillig door, dan wel met goedvinden van een verzekerde is veroorzaakt.
(…)
ART. 10 VERPLICHTEN INGEVAL VAN SCHADE
1. Zodra een verzekerde kennis draagt van een gebeurtenis die voor de maatschappij tot een verplichting tot uitkering kan leiden, is hij verplicht:
a. zo spoedig mogelijk die gebeurtenis bij de maatschappij te melden door toezending van een volledig ingevuld en door hem ondertekend schadeformulier;
(…)
5. De verzekerde kan geen rechten aan de polis ontlenen indien:
a. hij één van de in lid 1, 2 en 3 genoemde verplichtingen niet is nagekomen en daardoor de belangen van de maatschappij heeft geschaad;
(…)
ART. 11 VASTSTELLING VAN DE SCHADE
1. (…)
2. Vaststelling van de grootte van de schade
1. (…)
2. Als waarde voor de gebeurtenis zal worden aangehouden de nieuwwaarde.
In afwijking hiervan wordt de dagwaarde aangehouden voor:
a. zaken waarvan de dagwaarde voor de schade minder bedroeg dan 40% van de nieuwwaarde;
(…)
ART. 12 VERGOEDING VAN DE SCHADE
(…)
2. Geen onderverzekering
Onverminderd het bepaalde in lid 1 en artikel 7 zal de schade aan de verzekerde zaken tot ten hoogste het verzekerde bedrag worden vergoed. Met inachtneming hiervan zal bij schade geen beroep op onderverzekering worden gedaan.”
2.3. Op de opstalverzekering zijn de polisvoorwaarden volgens model MPW ’97 van toepassing. Hierin is onder meer het volgende opgenomen.
“ART. 01 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
(…)
9. Verzekerde
Degene die krachtens deze polis een recht op uitkering heeft.
(…)
ART. 02 OMSCHRIJVING VAN DE DEKKING
De maatschappij biedt dekking voor schade aan het woonhuis veroorzaakt door de navolgende gebeurtenissen, ongeacht of zij een gevolg zijn van eigen gebrek of bederf:
(…)
3. diefstal of poging daartoe;
hieronder is begrepen de bij gelegenheid van inbraak of poging daartoe aan het woonhuis veroorzaakte schade;
4. vandalisme, gepleegd door iemand die wederrechtelijk het gebouw is binnengedrongen;
(…)
ART.10 VERPLICHTEN IN GEVAL VAN SCHADE
1. Zodra een verzekerde kennis draagt van een gebeurtenis, die voor de maatschappij tot een verplichting tot uitkering kan leiden, is hij verplicht:
a. zo spoedig mogelijk die gebeurtenis bij de maatschappij te melden door toezending van een volledig ingevuld en door hem ondertekend schadeformulier;
(…)
5. De verzekerde kan geen rechten aan de polis ontlenen indien:
a. hij één van de in lid 1, 2 en 3 genoemde verplichtingen niet is nagekomen en daardoor de belangen van de maatschappij heeft geschaad;
(…)”
2.4. [eiseres] is gehuwd geweest met de heer [A.] (hierna: [A.]). Zij waren gehuwd op huwelijkse voorwaarden. De scheiding van tafel en bed is op
18 augustus 2005 uitgesproken. Bij beschikking van die datum heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond tevens bepaald dat [eiseres] bij uitsluiting gerechtigd was om gebruik te maken van de (voormalig echtelijke) woning met al hetgeen daartoe behoort en dat [A.] de woning direct diende te verlaten en deze niet verder betreden mocht. [eiseres] had de woning op advies van de politie reeds op
25 juli 2005 samen met hun dochter [B.] verlaten.
2.5. [eiseres] heeft op 19 augustus 2005, toen zij terugkeerde naar de woning, schade ontdekt. Zij heeft daarvan diezelfde dag aangifte gedaan. Uit het proces-verbaal volgt dat zij onder meer het volgende heeft verklaard.
“ In de periode gelegen tussen 25 juli 2005 en 19 augustus 2005, doch vermodeleijk op of omstreeks 17 augustus 2005 is de gehele inboedel gestolen en/of vernield. Op 17 augustus 2005 werd met verf de buitenmuur van de gehele woning beklad met o.a. de tekst “[B.] Pappa houd van jou” Mijn ex-man had geen goederen in de woning buiten zijn persoonlijke spullen zoals kleding en dergelijke.
Uit de woning werden in elk geval de volgende goederen weggenomen:
Computer met printer fax,
telefoon inclusief quatrovox en ISDN-kastje, playstation, een bed, mijn sieraden,
de thermostaat, douchkranen, twee honden, een gedeelte van mijn kleding, hogedrukreiniger, schoenen, parfums, stereoinstallatie, de diepvries, twee zeegrasmanden met riemen en ceinturen.
Een volledig overzicht van de ontvreemde goederen is nog niet op te maken. De rest van de inboedel van de woning is geheel vernield.
Echt alles van het interieur is vernield. Dit echter met uitzondering van de slaapkamer waar onze dochter [B.] slaapt. Deze slaapkamer bleef onbeschadigd en de goederen in die kamer bleven aanwezig.
Hoewel mijn exman niet heeft aangegeven dat hij de goederen heeft vernield en/of heeft weggenomen staat voor mij vast dat hij dit gedaan heeft.
Door de rechter werd de woning aan mij toegewezen. Mijn man verbleef tot aan de dag van de uitspraak of kort daarvoor in de woning. Ik was op 25 juli uit de woning vertrokken met mijn dochter.
Toen ik op 19 augustus 2005, na uitspraak van de rechter en na kontakt met de advocaat wist dat mijn man de woning verlaten had, ging ik terug naar de woning. Ik ontdekte toen de diefstal en de vernielingen. Ik kon aanvankelijk de woning niet in omdat naar later bleek het slot van de voordeur vervangen was. Ik ging de woning via de garage en serre binnen.
De woning was wel geheel afgesloten, maar de sloten van die deuren kon ik wel openen met mijn sleutels.
Op 17 juli 2005 in de namiddag zagen de buren van [adres] dat de buitenmuren beklad waren. Dat was in de ochtend van die dag nog niet het geval geweest. In de buurt heb ik inmiddels van meerdere personen gehoord dat die mijn ex-man op 17 juli 2005 met en vrachtauto bij de woning gezien hebben.”
2.6. Op 23 augustus 2005 heeft [eiseres] het expertisebureau Hettema & Disselkoen ingeschakeld. Dit expertisebureau heeft op 25 augustus 2005 de woning bezocht en vervolgens een rapport opgemaakt, waarin zij de totale schade begroot heeft op een bedrag van € 94.717,39. In dat rapport is onder meer het volgende opgenomen.
In de woning troffen wij een ravage. De aanwezige inboedel was stuk gegooid, geslagen of omgegooid. Zo werd:
- de kleuren televisie werd aan het spijlenbed gepiest
- de stoffen banken met reinigingsmiddelen bespoten en open gesneden
- de levensmiddelen werden door diverse ruimten gesmeten
- het elektra werd van de diepvriezers gehaald waarna de inhoud ontdooide
- glaswerk en porselein werden stukgegooid, enz. .
Wij konden aan de inboedel geen op geld waardeerbare waarde meer toekennen. De gehele inboedel moet als verloren worden beschouwd.
Uit de woning zou, volgens opgave van mevrouw [eiseres] inboedel, zoals vermeld in de specificatie zijn meegenomen.
Met betrekking tot de pand werden wanden, plafonds en vloeren van alle ruimten in de woning, op de kamer van [B.] en de zolder na besmeurd en of bespoten met verf. In de badkamer werden de kranen vernield en de douchecabine stuk geslagen. Op de buitengevels troffen wij graffiti.
(…)
Wij verzochten mevrouw [eiseres] ons in het bezit te stellen van een lijst van de vernielde inboedel aanwezig in de woning zoals wij die aantroffen tijdens ons bezoek van 25 augustus 2005. Het voormalige bezit van de items op onderhavige lijst werd door gecontroleerd aan de hand van foto’s. Wij hebben de aard en kwaliteit van de vernielde inboedel waargenomen tijdens ons bezoek. Mevr[eiseres] kon de waarde onder andere aantonen aan de hand van nota’s. Wij bepaalden de schade aan de vernielde op basis van NIEUWWAARDE.
Tevens verzochten wij mevrouw [eiseres] ons in het bezit te stellen een lijst met inboedel die uit de woning werden meegenomen. Mevrouw [eiseres] kon het voormalige bezit van de inboedel, waaronder de lijfsieraden aantonen dan wel aannemelijk maken aan de hand van nota’s en foto’s. Wij bepaalden de schade aan de meegenomen inboedel aan de hand van de nota’s, de foto’s en de door mevrouw [eiseres] gegevens omschrijvingen, welke ons nauwkeurig voorkwamen op basis van NIEUWWAARDE.
(…)
De geleden schade bepaalden wij als onderstaand:
Vernielde inboedel:
(…)
Totaal, inclusief BTW EUR 38.558,00
- meterkast EUR 289,00
- toilet EUR 59,00
- woonkamer EUR 2.460,00
- serre EUR 800,00
- ouderlijke slaapkamer EUR 5.697,00
- lijfsieraden EUR 18.752,00
- badkamer EUR 524,00
- kamer au pair EUR 1800,00
- kamer [B.] EUR 20,00
- zolder EUR 200,00
- garage EUR 449,00
- tuin en exterieur EUR 147,00
Totaal, inclusief BTW EUR 31.197,00
Opstal:
(…)
Totaal, inclusief BTW EUR 23.277,11
Opruimingskosten:
(…)
Totaal, inclusief BTW EUR 1.685,28
(…)
SPECIFICATIE Meegenomen inboedel:
Meterkast:
- quatrovox EUR 289,00
Totaal EUR 289,00
Toilet:
- fotolijst EUR 59,00
Totaal EUR 59,00
Woonkamer:
- hifiset met speakers EUR 1.000,00
- wijnvoorraad EUR 150,00
- DVD’s EUR 500,00
- koffiezetter EUR 250,00
- bestek EUR 200,00
- fotolijsten met foto’s (3 stuks) EUR 250,00
- slaapzak EUR 60,00
- spaarpot met inhoud [B.] EUR 50,00
Totaal EUR 2.460,00
Serre:
- bench EUR 80,00
- tuinstoelen (2 stuks) EUR 120,00
- hond (2 stuks) EUR 500,00
- riem en halsband (2 stuks) EUR 100,00
Totaal: EUR 800,00
Ouderlijke slaapkamer:
- dekbed EUR 80,00
- kussens EUR 125,00
- sprei EUR 160,00
- PS II met games EUR 419,00
- parfums, make up en crèmes EUR 1.000,00
- portable DVD-speler EUR 209,00
- beautycase EUR 30,00
- fotolijsten EUR 75,00
- grote manden EUR 30,00
- schilderijen EUR 100,00
- zonnebrillen (ong. 40 stuks verschillende merken) EUR 400,00
- gekleurde contactlenzen met vloeistof EUR 70,00
- overtrekken EUR 350,00
- sprei met slopen EUR 187,00
- Nekrol (2 stuks) EUR 92,00
- jassen EUR 300,00
- ijzeren kledingrek EUR 70,00
- dekenkist riet met riemen EUR 1.500,00
- Linnengoed EUR 500,00
Totaal EUR 5.697,00
Lijfsieraden:
- een goeden ring met briljant EUR 850,00
- een gouden armband met briljant EUR 2.000,00
- een gouden armband EUR 420,00
- een gouden ring met briljant EUR 680,00
- een paar gouden oorbellen EUR 950,00
- een gouden collier met briljant EUR 2.300,00
- een gouden collier EUR 6.550,00
- een paar gouden oorbellen EUR 4.300,00
- een gouden horloge EUR 702,00
Totaal EUR 18.752,00
Badkamer:
- manden EUR 50,00
- spiegel met verlichting EUR 275,00
- electrische tandenborstel EUR 39,00
- douchemat en toiletmat EUR 25,00
- fohn EUR 35,00
- diverse shampoos en cosmetica EUR 100,00
totaal EUR 524,00
Kamer au pair:
- computerconfiguratie EUR 1.800,00
totaal EUR 1.800,00
Kamer [B.]:
- asb KTV EUR 20,00
totaal EUR 20,00
Zolder:
- kofferset EUR 170,00
- wasmanden EUR 30,00
totaal EUR 200,00
Garage:
- hogedruk reiniger EUR 129,00
- gereedschappen EUR 250,00
- kruiwagen EUR 30,00
- boodschappenkratten EUR 10,00
- tuintafel EUR 30,00
Totaal EUR 449,00
Tuin en exterieur:
- Keukentrap EUR 29,00
- gasfles bbq EUR 69,00
- ijzeren kaarsenbak EUR 49,00
Totaal EUR 147,00”
2.7. [eiseres] heeft op enig moment melding gemaakt van de door haar geleden schade bij haar tussenpersoon, Van de Kamp en Partners B.V. (hierna: haar tussenpersoon) en heeft een beroep gedaan op de met Fortis gesloten verzekeringsovereenkomsten.
2.8. Op 13 november 2006 hebben [eiseres] en [A.] de woning verkocht. [A.] was tot op dat moment mede-eigenaar van het huis.
2.9. Op 8 december 2006 heeft [eiseres] telefonisch melding gemaakt van de schade bij Fortis.
2.10. In een brief van 1 februari 2007 schrijft de advocaat van [eiseres] onder meer het volgende aan de tussenpersoon.
“Cliënte heeft van deze vernieling ook bij u melding gemaakt en een beroep gedaan op de met u gesloten verzekeringsovereenkomst. U hebt aangegeven dat de verzekering deze schade niet dekt omdat de vermoedelijke dader van de vernielingen, te weten de ex-partner van cliënte, (mede-) eigenaar van de goederen zou zijn.
Deze afwijzingsgrond is in ieder geval met betrekking tot de schade van cliënte aan haar inboedel feitelijk onjuist, nu partijen huwelijkse voorwaarden hebben gesloten en elke gemeenschap van goederen tussen cliënte en haar ex-partner is uitgesloten. Het standpunt dat er sprake zou zijn van (mede-) eigendom is dan ook niet valide. Daarbij komt dat de
ex-partner van cliënte in alle toonaarden ontkent de schade aan de inboedel te hebben veroorzaakt. Naar mijn oordeel, nu thans in rechte niet vaststaat dat de ex-partner verantwoordelijk en dus aansprakelijk is voor de vernieling van de inboedel, is dit een omstandigheid die naar verzekeringsrecht niet op cliënte als verzekeringsnemer door u mag worden afgewenteld. Het afwijzen van de schadeclaim van cliënte door u is hiermee dan ook in strijd met de wet gegeven. Cliënte verzoekt u derhalve alsnog tot uitkering van de door haar geleden schade over te gaan.”
2.11. In een brief van 6 februari 2007 heeft de tussenpersoon de advocaat van [eiseres] -naar aanleiding van de brief van 1 februari 2007- laten weten, dat [eiseres] voor de verdere afhandeling rechtstreeks contact moet opnemen met Fortis.
2.12. In een brief van 7 februari 2007 heeft de advocaat van [eiseres] het volgende aan Fortis geschreven.
“In opgemelde zaak heb ik op 1 februari 2007 de firma Van de Kamp & Partner BV (Postbus 197 5800 AD Venray) namens cliënte aangeschreven in verband met vergoeding van de door cliënte geleden schade. Een kopie van deze brief treft u bijgesloten aan (productie 1). De reactie van Van de Kamp op deze brief treft u als productie 2 aan.
Als gevolg van de inhoud van de brief van Van de Kamp (productie 2) moge ik u verzoeken de inhoud van mijn brief aan Van de Kamp (productie 1) hier als herhaald en ingelast te beschouwen en tevens gericht aan u te bezien.
Graag verneem ik uw reactie binnen 10 dagen na dagtekening van deze brief.”
2.13. In een brief van 4 april 2007 aan [eiseres] heeft Fortis gemotiveerd aangegeven, dat de door [eiseres] geclaimde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
2.14. Bij brieven van 1 oktober 2007, 2 april 2008 en 29 september 2008 heeft de advocaat van [eiseres] de verjaring van de (door [eiseres] gestelde) rechtsvordering op Fortis gestuit.
3.1. [eiseres] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat Fortis gehouden is de geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te verklaren voor recht dat Fortis gehouden is tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten alsmede de wettelijke rente over de nader op te maken hoofdsom vanaf de dag der opeisbaarheid van de vordering tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Fortis tot vergoeding van de proceskosten.
3.2. [eiseres] stelt dat de door haar geleden schade gedekt dient te worden door de opstal- en inboedelverzekering die zij met Fortis heeft afgesloten.
3.3. Fortis voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Te late schademelding
4.1. Fortis stelt primair dat [eiseres] op grond van artikel 10 van de polisvoorwaarden van de inboedel- en opstalverzekering verplicht was de schade zo spoedig mogelijk aan Fortis te melden. Fortis betoogt dat [eiseres] de schade pas ruim 15 maanden na het bemerken daarvan aan Fortis heeft gemeld. Zij stelt dat zij daardoor in haar belangen is geschaad, omdat haar de mogelijkheid is ontnomen om zelf tijdig technisch en tactisch onderzoek in te stellen. Om die reden kan [eiseres] volgens haar op grond van artikel 10 lid 5 van de polisvoorwaarden bij de inboedel- en opstalverzekering geen rechten meer ontlenen aan de polis.
4.2. [eiseres] stelt dat zij tijdig en diverse keren melding heeft gemaakt van de schade, omdat zij de schade omgaand telefonisch gemeld heeft bij haar tussenpersoon. Deze zei volgens haar al meteen dat er geen dekking was en om die reden heeft [eiseres] de politie gevraagd wie de schade zou kunnen taxeren. [eiseres] betoogt dat de politie toen kwam met Hettema & Disselkoen. Volgens [eiseres] is Fortis niet in haar belangen geschaad.
4.3. In artikel 7:941, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de verzekeraar het vervallen van een recht op uitkering wegens niet-nakoming van een verplichting tot -kort gezegd- het zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk melden van de schade, slechts kan bedingen voor het geval de verzekeraar daardoor in een redelijk belang is geschaad. Deze wettelijke bepaling is weliswaar pas na de schadedatum in werking getreden, namelijk op 1 januari 2006, maar de bepaling is desondanks van toepassing, omdat zij onmiddellijke werking heeft op grond van artikel 68a, eerste lid, van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 7:941 BW (Nadere MvT, Kamerstukken I 2004/05, 19 529, nr. E, p. 10) volgt dat niet is voldaan aan het vereiste van geschaad zijn in een redelijk belang door het enkele feit dat de verzekeraar -door niet tijdige schademelding- de mogelijkheid is ontnomen om tijdig zelfstandig onderzoek te doen en om de feiten en omstandigheden te verzamelen die van belang kunnen zijn voor de dekkingsvraag. Nu Fortis geen andere gronden heeft aangevoerd waarom zij in een redelijk belang zou zijn geschaad, gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van Fortis dat
[eiseres] geen rechten meer kan ontlenen aan de inboedel- en opstalverzekering wegens niet-tijdige schademelding. De rechtbank laat daarbij in het midden of er al dan niet sprake was van een tijdige schademelding door [eiseres].
Geen gedekte gebeurtenis
4.4. Fortis stelt (subsidiair) dat zij niet tot uitkering gehouden is, omdat de schadeveroorzakende gebeurtenis van dekking is uitgesloten. Hiertoe wijst zij er op dat op grond van de polisvoorwaarden bij de inboedelverzekering (artikel 5 lid 6) en de opstalverzekering (artikel 2 lid 4) pas sprake is van vandalisme wanneer gepleegd “door iemand die wederrechtelijk het woonhuis is binnengedrongen”. Verder wijst zij voor diefstal op artikel 2 lid 3 van de polisvoorwaarden bij de opstalverzekering, waarin staat vermeld dat onder diefstal is begrepen “de bij gelegenheid van inbraak of poging daartoe aan het woonhuis veroorzaakte schade”. Fortis stelt zich op het standpunt dat de inhoud van het proces-verbaal (onder 2.5 van dit vonnis) het feitelijk vermoeden wettigt dat [A.] de schade heeft veroorzaakt, terwijl verder ook maar enigszins concrete aanwijzingen, zoals bijvoorbeeld braaksporen, voor de betrokkenheid van iemand anders ontbreken. Bovendien, zo betoogt zij, heeft [eiseres] zelf [A.] als dader aangewezen en kende zij daaromtrent geen enkele twijfel. Fortis betoogt dat [A.] op of omstreeks 17 juli 2005 (de rechtbank begrijpt dat zij 17 augustus 2005 bedoelt) sleutelhouder was en gerechtigd was om in de echtelijke woning te verblijven, waardoor van diefstal of wederrechtelijk binnendringen van de woning in haar visie geen sprake was. De conclusie van Fortis is derhalve dat niet voldaan is aan de vereisten die in de polisvoorwaarden bij de inboedel- en opstalverzekering gesteld worden voor dekking in geval van schade door diefstal of vandalisme.
4.5. [eiseres] betoogt dat het openbaar ministerie wegens gebrek aan bewijs besloten heeft om niet over te gaan tot de vervolging van [A.]. Volgens haar staat daardoor in rechte niet vast, dat [A.] de schade heeft aangericht en mag deze omstandigheid niet op haar worden afgewenteld. Bovendien, zo stelt zij, zijn er aanwijzingen die in de tegenovergestelde richting wijzen. Zij verwijst daarvoor naar de foto’s waaruit volgens haar blijkt dat de garagedeur was ontzet (productie 10 bij proces-verbaal van comparitie van partijen). Verder betoogt [eiseres] dat de woning was afgesloten, maar dat zij de woning niet met haar eigen sleutel kon betreden, omdat het slot van de voordeur was vervangen. Zij stelt dat zij daarvoor geen toestemming had gegeven en dat de schade dan ook veroorzaakt is door iemand die wederrechtelijk het huis is binnengedrongen.
4.6. De vraag die in dit kader allereerst beantwoord moet worden, is of in de onderhavige procedure vaststaat dat [A.] de schade in de woning heeft aangericht. De rechtbank neemt bij de beoordeling van deze vraag de volgende omstandigheden in aanmerking.
4.7. Het staat vast dat [A.] op of omstreeks 17 augustus 2005 als mede-eigenaar in de woning verbleef en dat op of omstreeks die datum ook vrijwel de gehele inboedel van de woning is gestolen en/of vernield. Partijen zijn het hierover eens. Verder heeft [eiseres] in het proces-verbaal van 19 augustus 2005 verklaard, dat alles van het interieur was vernield, behalve de slaapkamer van [B.], de dochter van [eiseres] en [A.]. Haar slaapkamer bleef onbeschadigd en de goederen in die slaapkamer bleven aanwezig. Daarnaast werd de buitenmuur van de gehele woning beklad met onder andere de tekst “[B.] Pappa houd van jou”. Voorts werden ook de twee honden uit de woning meegenomen. Ook heeft [eiseres] in dat proces-verbaal verklaard dat zij van meerdere personen had gehoord dat zij [A.] op 17 juli 2005 (de rechtbank begrijpt dat hier 17 augustus 2005 bedoeld is) met een vrachtauto bij de woning gezien hebben. De rechtbank is op grond van deze omstandigheden van oordeel dat het er in beginsel voor gehouden moet worden dat [A.] de schade aan de woning heeft aangericht.
4.8. Dit oordeel wordt niet anders door het betoog van [eiseres] dat het openbaar ministerie wegens gebrek aan bewijs besloten heeft om niet over te gaan tot vervolging van [A.]. De beslissing van het openbaar ministerie om al dan niet tot vervolging van [A.] over te gaan staat immers los van de vraag of er binnen een civielrechtelijke procedure al dan niet gronden zijn om aan te nemen dat [A.] de schade aan de woning heeft aangericht. Ook gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van [eiseres] dat er aanwijzingen in de tegenovergestelde richting wijzen omdat er braaksporen zijn en bovendien het slot van de voordeur zonder haar toestemming is vervangen. Eventuele braaksporen doen niets af aan de onder 4.7 van dit vonnis genoemde omstandigheden en het daaruit voortvloeiende oordeel van de rechtbank dat het ervoor gehouden moet worden dat [A.] de schade heeft aangericht. Ook acht de rechtbank het niet aannemelijk dat een willekeurige inbreker in plaats van [A.] een nieuw slot op de voordeur zou hebben laten zetten.
4.9. Gezien de onder 4.7 genoemde omstandigheden had het op de weg van [eiseres] gelegen haar stelling dat niet [A.], maar iemand anders de schade in de woning heeft aangericht, nader te onderbouwen. Nu zij dit niet heeft gedaan en zij bovendien op dit specifieke punt geen bewijs heeft aangeboden, gaat de rechtbank aan haar stelling voorbij dat niet [A.], maar iemand anders de schade heeft aangericht. Naar het oordeel van de rechtbank moet het er dan ook voor gehouden worden dat [A.] de schade in de woning heeft aangericht.
4.10. Vervolgens dient beoordeeld te worden of de door [eiseres] gevorderde vergoeding onder de dekking van de opstal- en/of inboedelverzekering valt. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [eiseres] dat zij vergoeding vordert van (1) de herstel- en reinigingskosten op grond van artikel 2 lid 4 van de opstalverzekering omdat zou zijn voldaan aan de definitie van “vandalisme” in dat artikel, (2) de vernielde inboedel en de opruimingskosten op grond van artikel 5 lid 6 van de inboedelverzekering omdat zou zijn voldaan aan de definitie van “vandalisme” in dat artikel en (3) de ontvreemde inboedel op grond van artikel 5 lid 4 van de inboedelverzekering omdat zou zijn voldaan aan de definitie van “diefstal” in dat artikel. De rechtbank zal onder ?4.11 van dit vonnis allereerst ingaan op de vraag of de herstel- en reinigingskosten onder de dekking van de opstalverzekering vallen, alsmede of de vernielde inboedel en de opruimingskosten onder de dekking van de inboedelverzekering vallen. Vervolgens zal de rechtbank onder ?4.12 van dit vonnis de vraag beantwoorden of de ontvreemde inboedel onder de dekking van de inboedelverzekering valt.
4.11. Fortis stelt allereerst dat zij op grond van de polisvoorwaarden van de inboedel- en opstalverzekering niet tot uitkering gehouden is, omdat er op grond van die voorwaarden pas sprake is van vandalisme als dit gepleegd is “door iemand die wederrechtelijk het woonhuis is binnengedrongen”. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [A.] de woning niet wederrechtelijk is binnengedrongen. Hij was immers mede-eigenaar van de woning en [eiseres] heeft niet gesteld dat zijn verblijf in de woning ten tijde van het aanrichten van de schade op enige grond onrechtmatig was. Het enkele feit dat hij zonder toestemming van [eiseres] de sloten van de voordeur van de woning vervangen heeft, leidt nog niet tot de conclusie dat [A.] de woning wederrechtelijk is binnengedrongen. Hij was immers mede-eigenaar en was op die grond gerechtigd om in de woning te verblijven. De conclusie is derhalve dat de herstel- en reinigingskosten niet onder de dekking van de opstalverzekering vallen en dat de vernielde boedel en opruimingskosten niet onder de dekking van de inboedelverzekering vallen. De rechtbank zal die vorderingen derhalve afwijzen.
4.12. Wat betreft de gestolen spullen, overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 5 lid 4 van de polisvoorwaarden van de inboedelverzekering is bepaald dat onder gedekte gebeurtenissen wordt verstaan “diefstal of poging daartoe”. Het staat vast dat de spullen die [A.] uit de woning heeft meegenomen, eigendom waren van [eiseres]. [eiseres] heeft dit gesteld en Fortis heeft deze stelling niet voldoende gemotiveerd betwist. Fortis heeft de stelling immers -bij gebrek aan wetenschap- enkel betwist, terwijl een nadere onderbouwing op haar weg had gelegen, gezien de door [eiseres] overgelegde huwelijkse voorwaarden waaruit volgt dat [eiseres] en [A.] met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het staat derhalve vast dat [A.] spullen die eigendom waren van [eiseres] heeft meegenomen en er is derhalve sprake van diefstal. Nu het voorts op grond van de polisvoorwaarden van de inboedelverzekering niet vereist is, dat de schade veroorzaakt is bij gelegenheid van inbraak of een poging daartoe in de woning -zoals dat wel vereist is in artikel 2 lid 3 van de polisvoorwaarden van de opstalverzekering- valt de diefstal van de spullen van [eiseres] onder de gedekte gebeurtenissen van de inboedelverzekering. Dat betekent dat Fortis in beginsel gehouden is om op grond van de inboedelverzekering de gestolen spullen van [eiseres] te vergoeden.
Opzet verzekerde
4.13. Voorts is de vraag aan de orde of de schade -gezien het hiervoor overwoge: slechts voor zover die schade betrekking heeft op de gestolen spullen- door opzet van de verzekerde is veroorzaakt. In artikel 8 van de polisvoorwaarden van de inboedelverzekering is immers bepaald dat geen dekking wordt verleend voor schade “die opzettelijk of moedwillig door, dan wel met goedvinden van een verzekerde is veroorzaakt”.
4.14. Fortis stelt dat er sprake is van schade die door opzet van de verzekerde is veroorzaakt, omdat in artikel 1 lid 9 van de polisvoorwaarden bij de inboedelverzekering het begrip verzekerde gedefinieerd is als “degenen met wie de verzekeringsnemer in duurzaam gezinsverband samenwoont” en [eiseres] in duurzaam gezinsverband met [A.] samenwoonde. Hiertoe voert Fortis aan, dat op het moment van de schade hun huwelijk nog niet was ontbonden en dat zij beiden gerechtigd waren tot het gebruik van de woning en de inboedel. Verder was [A.] volgens haar op grond van artikel 7 van de tussen hen geldende huwelijkse voorwaarden gehouden de kosten van de gemeenschappelijke huishouding (naar evenredigheid) te voldoen uit zijn inkomen. Fortis betoogt dat deze omstandigheden ertoe leiden dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding ondanks het feit dat er plannen bestonden het huwelijk te beëindigen.
4.15. [eiseres] betwist dat er nog sprake was van duurzaam in gezinsverband samenwonen. Zij betoogt dat zij op advies van de politie op 25 juli 2005 de woning had verlaten. De relatie tussen haar en [A.] was volgens haar op de schadedatum reeds verbroken en zij woonde op dat moment niet meer met hem samen, zodat niet gezegd kan worden dat de verzekerde de schade opzettelijk zou hebben veroorzaakt.
4.16. Het staat vast dat [eiseres] op 25 juli 2005 de woning heeft verlaten en dat de relatie tussen haar en [A.] op het moment van de schade al verbroken was. Dit is onbetwist gesteld door [eiseres]. De rechtbank is om die reden van oordeel dat [eiseres] op de schadedatum niet langer in duurzaam gezinsverband met [A.] samenwoonde. Dat wordt niet anders doordat het huwelijk van [eiseres] en [A.] op de schadedatum nog niet ontbonden was. Fortis heeft in artikel 1 lid 9 van de polisvoorwaarden van de inboedelverzekering de definitie van het begrip ‘verzekerde’ immers expliciet uitgebreid met “degenen met wie de verzekeringsnemer in duurzaam gezinsverband samenwoont” en niet met “degene met wie de verzekeringsnemer is gehuwd” of iets met vergelijkbare strekking. Ook het betoog van Fortis dat [eiseres] en [A.] op de schadedatum allebei gerechtigd waren tot het gebruik van de woning en de inboedel en dat [A.] gehouden was om de kosten van de gemeenschappelijke huishouding te voldoen uit zijn inkomen, brengt geen verandering in het oordeel van de rechtbank dat ten tijde van de schadedatum niet langer sprake was van het in duurzaam gezinsverband samenwonen. De schade voor wat betreft de gestolen spullen is derhalve niet veroorzaakt door opzet van de verzekerde.
Schadestaatprocedure
4.17. Vervolgens is de vraag aan de orde of verwijzing naar een afzonderlijke schadestaat procedure mogelijk is, zoals dat gevorderd is door [eiseres].
4.18. Fortis stelt dat de vordering van [eiseres] zich niet leent voor de schadestaat procedure van artikel 612 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat de schadestaat procedure niet ziet op de situatie waarbij sprake is van een primaire verplichting tot schadevergoeding, zoals dat voortvloeit uit een schadeverzekeringsovereenkomst (HR 7 juni 1996, NJ 1996/583 en HR 27 februari 1998, NJ 1998/511). Volgens Fortis kan een verzekerde die nog niet beschikt over voldoende nauwkeurige gegevens ten aanzien van de schadeomvang, een verklaring van recht vragen dat de verzekeraar in beginsel tot betaling is gehouden. Fortis stelt dat die situatie niet aan de orde is, omdat [eiseres] onder verwijzing naar het rapport van Hettema & Disselkoen stelt dat de schade is vastgesteld op
€ 94.717,39. [eiseres] betoogt dat zij onder meer een verklaring van recht vordert en dat zij deze verklaring ook kan vorderen als geen schadestaat kan worden gevorderd.
4.19. Naar het oordeel van de rechtbank kan de schadestaat procedure van artikel 612 Rv uitsluitend toepassing vinden bij wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding zoals die uit wanprestatie of onrechtmatige daad. Bij een primaire verplichting, zoals voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst, is artikel 612 Rv niet van toepassing, behalve wanneer partijen bij een verzekeringsovereenkomst zijn overeengekomen dat de schadestaatregeling zal mogen worden gevolgd in geval van een procedure ter zake van schade waarvan begroting redelijkerwijs nog niet mogelijk is (HR 27 februari 1998, NJ 1998/511). Nu gesteld noch gebleken is, dat partijen dit laatste zijn overeengekomen, is een verwijzing naar een afzonderlijke schadestaat procedure niet mogelijk. In plaats daarvan zal de rechtbank, mede aan de hand van het rapport van Hettema & Disselkoen, in de onderhavige procedure over de schadeomvang oordelen.
Omvang van de schade
4.20. Nu vaststaat dat Fortis gehouden is om op grond van de inboedelverzekering de schade aan [eiseres] te vergoeden, voor zover deze betrekking heeft op de gestolen spullen, dient vervolgens beoordeeld te worden wat de omvang van de schade van
[eiseres] is. In het rapport van Hettema & Disselkoen (onder het kopje “SCHADE”) is de totale schade van de gestolen spullen -op basis van de nieuwwaarde- bepaald op een bedrag van in totaal € 31.197,-, dat als volgt is opgebouwd.
Ontvreemde inboedel:
- meterkast EUR 289,00
- toilet EUR 59,00
- woonkamer EUR 2.460,00
- serre EUR 800,00
- ouderlijke slaapkamer EUR 5.697,00
- lijfsieraden EUR 18.752,00
- badkamer EUR 524,00
- kamer au pair EUR 1800,00
- kamer [B.] EUR 20,00
- zolder EUR 200,00
- garage EUR 449,00
- tuin en exterieur EUR 147,00
Totaal, inclusief BTW EUR 31.197,00
4.21. Fortis heeft een aantal verweren aangevoerd tegen de door Hettema & Disselkoen bepaalde omvang van de schade. Zo betoogt zij ten eerste dat op grond van artikel 12 van de polisvoorwaarden van de (opstal- en) inboedelverzekering ten hoogste het verzekerde bedrag ter hoogte van € 38.900,- wordt vergoed. [eiseres] heeft dit betwist. De rechtbank gaat voorbij aan deze discussie tussen partijen, omdat het bedrag dat Fortis aan [eiseres] dient te vergoeden voor de gestolen spullen -gezien het door Hettema & Disselkoen bepaalde bedrag- nooit meer dan € 38.900,- (namelijk maximaal € 31.197,-) bedraagt.
4.22. Voorts betwist Fortis dat de als ontvreemd opgegeven zaken in eigendom aan [eiseres] toebehoorden. De rechtbank passeert dit betoog, gezien hetgeen zij onder ?4.12 van dit vonnis heeft overwogen.
4.23. Verder betwist Fortis dat bij het bepalen van de omvang van de schade uitgegaan moet worden van de nieuwwaarde, omdat volgens haar op grond van artikel 11 lid 2 sub b van de polisvoorwaarden bij de inboedelverzekering dient te worden uitgegaan van de dagwaarde voor zaken waarvan de dagwaarde voor de schadedatum minder bedroeg dan 40% van de nieuwwaarde. Zij betwist bij gebrek aan wetenschap dat de dagwaarde van de (vernielde en) ontvreemde zaken meer bedroeg dan 40% van de nieuwwaarde. Daarnaast betoogt Fortis dat de schade summierlijk is onderbouwd nu [eiseres] -in strijd met de polisvoorwaarden- ook buiten rechte geen originele bewijsstukken, gegevens of bescheiden heeft overgelegd. [eiseres] betoogt dat alle zaken in huis jonger dan twee jaar waren en dus meer waard waren dan 40% van de nieuwwaarde. Zij stelt dat zij nog over veel aankoopbonnen beschikt en over foto’s van voor de schade en foto’s van de toestand die zij aantrof. Bij de comparitie van partijen heeft zij aangeboden de foto’s en aankoopbewijzen in het geding te brengen.
4.24. De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid stellen om de aankoopbonnen en de foto’s van voor de schade bij akte in het geding te brengen. [eiseres] dient daarbij voor iedere aankoopbon/foto aan te geven op welke post uit de specificatie van Hettema & Disselkoen (zie hiervoor onder 2.6 van dit vonnis de posten onder “SPECIFICATIE Meegenomen inboedel” van dit vonnis) deze betrekking heeft. Tevens kan [eiseres] zich in die akte uitlaten over de dagwaarde van de gestolen zaken op
17 augustus 2005, de (vermoedelijke) schadedatum. Fortis wordt daarop in staat gesteld bij antwoordakte te reageren.
4.25. Ten slotte voert Fortis ten aanzien van de omvang van de schade aan dat zij op grond van artikel 5 lid 4 sub a van de polisvoorwaarden van de inboedelverzekering maximaal een vergoeding van € 3.750,- voor de gestolen lijfsieraden aan [eiseres] verschuldigd is. [eiseres] heeft dit niet betwist en de rechtbank zal derhalve bij de (uiteindelijke) vaststelling van de schadeomvang niet meer dan € 3.750,- aan vergoeding voor de gestolen lijfsieraden toewijzen.
Tot slot
4.26. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5.1. verwijst de zaak naar de rol van 11 november 2009 voor het nemen van een akte aan de zijde van [eiseres], zoals overwogen onder ?4.24 van dit vonnis,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op
14 oktober 2009