vonnis
RECHTBANK UTRECHT
258050 / HA ZA 08-233323 september 2009
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 258050 / HA ZA 08-2333
Vonnis van 23 september 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres].,
gevestigd te [woonplaats], gemeente Utrechtse Heuvelrug,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J. Blokzijl,
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats], gemeente Utrechtse Heuvelrug,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.A. Geuze.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 4 februari 2009
• het proces-verbaal van comparitie van 1 juli 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. In januari 2007 hebben partijen een (mondelinge) overeenkomst van opdracht gesloten ten behoeve van de verbouwing van de woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [adres] te [woonplaats].
2.2. In juni 2007 is voor het ontworpen bouwplan een bouwaanvraag bij de gemeente ingediend.
2.3. Begin juli 2007 heeft de gemeente bij brief meegedeeld dat de ingediende aanvraag niet voldoet aan de bepalingen van het bestemmingsplan en dat de aanvraag wordt aangemerkt als een verzoek om vrijstelling als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 19 WRO-procedure).
2.4. Bij brief d.d. 2 augustus 2007 heeft de gemeente aan [eiseres] bericht dat zij de aanvraag voor advies heeft neergelegd bij het cluster Vrijstellingen en dat het cluster heeft aangegeven in principe geen medewerking te zullen verlenen, waardoor de aanvraag waarschijnlijk zal worden geweigerd. In de brief vermeldt de gemeente voorts dat het ingediende bouwplan ook in strijd is met het in ontwikkeling zijnde nieuwe bestemmingsplan.
2.5. Op 31 augustus 2007 heeft [eiseres] een declaratie van € 9.799,65 aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verstuurd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daarvan € 4.760,00 betaald. De overige € 5039,65 is onbetaald gebleven. [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daarvoor in gebreke gesteld.
2.6. Bij brief d.d. 13 september 2007 heeft [gedaagde sub 1] aan [eiseres] het volgende meegedeeld:
“Naar aanleiding van ons gesprek op 13 september jl. willen wij hierbij bevestigen dat wij de overeenkomst met u hebben beëindigd. Tevens willen wij kenbaar maken dat wij niet akkoord gaan met uw declaratie. (…) Tijdens het gesprek op 13 september hadden wij de intentie een schikking met u te treffen om u te vergoeden voor uw werkzaamheden. Deze intentie hebben wij nog steeds. De vergoeding moet ons inziens wel in verhouding staan tot de door u geleverde diensten.”
In conventie
3.1. [eiseres] vordert in conventie dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk worden veroordeeld om aan [eiseres] te betalen het bedrag van
€ 6.027,12, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.039,65, te rekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. Het bedrag van
€ 6.027,12 is opgebouwd uit het niet betaalde gedeelte van de einddeclaratie ad € 5.039,65 en buitengerechtelijke kosten ad € 700,-. [eiseres] vordert tevens om [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer.
In reconventie
3.3. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vorderen in reconventie dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
• voor recht verklaart dat [eiseres] aansprakelijk is voor de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geleden schade ten gevolge van de toerekenbare tekortkomingen zijdens [eiseres], en
• om [eiseres] te veroordelen om aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tegen kwijting te betalen een bedrag ad € 17.181,00 ter zake geleden schade, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
te vermeerderen met de wettelijke rente over dit schadebedrag vanaf 15 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.4. [eiseres] voert verweer.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De standpunten van partijen in conventie en reconventie
Standpunten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
4.1. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij voeren daartoe in de eerste plaats aan dat [eiseres] een bouwplan heeft ontwikkeld dat pas kon worden uitgevoerd nadat een vrijstelling – op basis van artikel 19 WRO – van het bestemmingsplan zou zijn verkregen, terwijl was afgesproken dat een artikel 19-procedure diende te worden vermeden. Daarnaast voeren zij aan dat [eiseres] onnodig veel tijd heeft besteed aan het laten beantwoorden van het bouwplan aan het toekomstige bestemmingsplan van de gemeente, terwijl de aanvraag volgens hen alleen hoefde te voldoen aan het huidige bestemmingsplan. Tot slot voeren zij aan dat [eiseres] het ontwerp na de afwijzing van de aanvraag door de gemeente heeft aangepast op punten die geen aanpassing behoefden.
4.2. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn van mening dat zij vanwege de gestelde tekortkomingen slechts een vergoeding verschuldigd zijn ter hoogte van de waarde die de prestatie van [eiseres] daadwerkelijk voor hen heeft gehad. Daarnaast stellen zij door de tekortkoming vertragingsschade te hebben geleden, omdat de realisatie van de verbouwing met minimaal 9 maanden is vertraagd en zij in die maanden een woning hebben moeten huren voor € 1.909,- per maand (totaal € 17.181,00).
Standpunten van [eiseres]
4.3. [eiseres] betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Volgens [eiseres] impliceert het ontbreken van de goedkeuring van de eerste aanvraag niet dat zij is tekortgeschoten in de uitvoering van de opdracht en dat het bouwplan als ondeugdelijk kan worden aangemerkt. [eiseres] stelt zich voorts op het standpunt dat de gemeente een aanvraag zowel aan het huidige als aan het toekomstige bestemmingsplan toetste. Dit blijkt volgens [eiseres] uit de brief d.d. 2 augustus 2007 van de gemeente en uit het overleg dat zij in juni 2007 voerde met de heer Hendriks van de gemeente, waarbij Hendriks tegen haar heeft gezegd dat het beleid van de gemeente was dat de bouwaanvragen werden aangehouden totdat het nieuwe bestemmingsplan in september 2007 van kracht zou zijn.
4.4. Aangezien er volgens [eiseres] geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, vordert zij betaling van de gehele einddeclaratie en is zij voorts van mening dat een ontbinding van de overeenkomst met een verplichting tot het vergoeden van de schade niet is gerechtvaardigd.
5. De beoordeling in conventie en reconventie
De afwijzing van de aanvraag door de gemeente
5.1. Voor de beoordeling van de vraag of [eiseres] is tekortgeschoten omdat het bouwplan niet direct door de gemeente is goedgekeurd dient te worden gekeken naar de afspraken die partijen met elkaar hebben gemaakt. Nu het hier gaat om een mondelinge overeenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.2. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen in dit kader dat een essentieel onderdeel van de overeenkomst was dat het te ontwerpen plan zo spoedig mogelijk beschikbaar zou zijn voor uitvoering. Ter comparitie heeft [gedaagde sub 1] verklaard dat het voor hen van belang was dat er snel een bouwvergunning zou komen, omdat zij in een huurhuis zaten en al eigenaar waren van het te verbouwen huis. Voorts heeft [gedaagde sub 1] verklaard dat een snelle afhandeling in haar beleving ook is overeengekomen. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] diende een vrijstellingsprocedure dan ook – vanwege de tijd die daarmee gemoeid gaat – te worden voorkomen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat [eiseres] nimmer heeft aangegeven dat een artikel 19 WRO-procedure nodig was voor het door haar ontworpen bouwplan. Ter comparitie heeft [gedaagde sub 1] evenwel ook verklaard dat bij de eerste gesprekken met [eiseres] de artikel 19 WRO-procedure niet aan de orde is geweest.
5.3. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst niet vergde dat het eerste ontwerp direct door de gemeente zou worden goedgekeurd. [eiseres] stelt dat door geen enkele architect kan worden uitgesloten dat een bouwplan dient te worden aangepast vanwege de door de gemeente opgelegde eisen. [eiseres] heeft ter comparitie verklaard dat zij, om de snelheid erin te houden, in een vroeg stadium met ambtenaar Hendriks van de gemeente heeft gesproken en dat hij haar heeft gezegd dat de hoogte van het bouwplan, in het licht van het nieuwe bestemmingsplan, geen probleem zou vormen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben niet betwist dat [eiseres] contact met de gemeente heeft onderhouden, waardoor de rechtbank dit als vaststaand feit aanneemt.
5.4. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, stelt de rechtbank vast dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat zou worden getracht zo snel mogelijk een bouwvergunning te verkrijgen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben evenwel niets gesteld over concrete afspraken die zouden zijn gemaakt om dat doel te bereiken dan wel dat er een resultaatsverplichting zou zijn afgesproken, bijvoorbeeld dat de aanvraag direct door de gemeente diende te worden goedgekeurd of dat de aanvraag binnen een bepaalde termijn moest zijn verkregen. Het enkele feit dat de bouwaanvraag niet direct door de gemeente is goedgekeurd kan derhalve niet leiden tot de slotsom dat [eiseres] is tekort gekomen.
5.5. Om ervoor te zorgen dat een bouwvergunning zo snel mogelijk wordt verkregen, ligt het echter voor de hand dat het bouwplan zoveel mogelijk in overeenstemming wordt gebracht met de eisen die de gemeente stelt. Hierdoor kan immers onder meer een – mogelijk langdurige – vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO worden voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] door het onderhouden van contact met de heer Hendriks voldoende heeft getracht het bouwplan in overeenstemming te brengen met de vereisten van de gemeente. Zij heeft de bouwaanvraag immers pas ingediend nadat de heer Hendriks tegen haar had gezegd dat de bouwhoogte in het bouwplan geen probleem zou opleveren. [eiseres] heeft naar het oordeel van de rechtbank daardoor gehandeld op een wijze die past bij de afspraak tussen partijen dat zou worden getracht de bouwvergunning zo snel mogelijk te verkrijgen. Dat de aanvraag desondanks door de gemeente is afgewezen vanwege de bouwhoogte, valt [eiseres] niet te verwijten.
5.6. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [eiseres] vanwege het feit dat de gemeente de bouwaanvraag niet direct heeft goedgekeurd.
Het ontwerp in overeenstemming brengen met het toekomstige bestemmingsplan
5.7. Met betrekking tot de vraag of [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming, doordat zij bij het ontwerpen van het bouwplan ook rekening heeft gehouden met de vereisten van het toekomstige bestemmingsplan, overweegt de rechtbank als volgt.
5.8. Het staat vast dat de gemeente op het moment dat het bouwplan werd ontworpen een nieuw bestemmingsplan aan het ontwikkelen was. [eiseres] heeft aangevoerd dat de gemeente bij monde van de heer Hendriks aan haar heeft meegedeeld dat bouwaanvragen zouden worden aangehouden totdat het nieuwe bestemmingsplan in werking zou zijn getreden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben dit niet betwist, waardoor de rechtbank dit als vaststaand feit aanmerkt. In het licht van een en ander is het vanzelfsprekend dat een architect bij het ontwerpen van een bouwplan rekening houdt met de criteria die in het nieuwe bestemmingsplan zullen gelden. De rechtbank is bovendien van oordeel dat, gelijk [eiseres] heeft aangevoerd, uit de brief van de gemeente d.d. 2 augustus 2007 blijkt dat de gemeente ook aan het toekomstige bestemmingsplan toetste. Dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd, blijkt ook uit het feit dat de bouwaanvraag is afgewezen vanwege de bouwhoogte en niet vanwege de zijgrens, terwijl de zijgrens uit het ingediende bouwplan niet in overeenstemming was met het destijds geldende bestemmingsplan. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het in overeenstemming brengen van het bouwplan aan het toekomstige bestemmingsplan geen tijdsverspilling, en dus geen tekortkoming in de nakoming, is geweest.
Aanpassingen aan het ontwerp na de afwijzing van de aanvraag
5.9. Met betrekking tot de aanpassingen aan het ontwerp, die Verkerk heeft gedaan nadat de aanvraag door de gemeente was afgewezen, overweegt de rechtbank als volgt.
5.10. Ter comparitie heeft [eiseres] verklaard dat zij na ontvangst van de brief van de gemeente d.d. 2 augustus 2007 in het weekend een aangepast ontwerp heeft gemaakt, waarbij werd uitgegaan van de 5 meter grens, en dat zij vervolgens op 6 augustus 2007 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de bijlage “toetsing bouwplan” kreeg. Uit die bijlage blijkt dat het bouwplan is afgewezen vanwege de bouwhoogte en niet vanwege de zijgrens. De aanpassingen van [eiseres] zien aldus op een ander punt dan waarop de aanvraag is afgewezen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de uren die [eiseres] in het weekend heeft besteed aan het aanpassen van het ontwerp in redelijkheid niet in rekening gebracht kunnen worden bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Van [eiseres] had immers verwacht mogen worden dat zij zich eerst vergewiste van de reden van de afwijzing van de aanvraag alvorens zij het ontwerp zou aanpassen.
5.11. De rechtbank schat het aantal uren dat [eiseres] aan de aanpassingen heeft besteed op 6 uur. Aangezien het uurloon van [eiseres] € 90,00 exclusief 19% BTW bedraagt, is (op basis van de schatting van de rechtbank) € 642,60 teveel gedeclareerd.
De vordering in conventie
5.12. Het bovenstaande leidt ertoe dat de rechtbank de vordering in conventie zal toewijzen, met uitzondering van het teveel gedeclareerde bedrag van € 642,60 en met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
5.13. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II –worden afgewezen, omdat [eiseres] niet heeft gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
5.14. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,80
- overige explootkosten 7,00
- vast recht 303,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.149,80
De vordering in reconventie
5.15. Nu de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], maar slechts dat [eiseres] enkele uren teveel heeft gedeclareerd vanwege overbodige werkzaamheden, zullen de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
5.16. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- salaris advocaat EUR 192,00 (1,0 punt × factor 0,5 × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 192,00
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 4.397,05 (vierduizenddriehonderdzevenennegentig euro en vijf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 5 november 2008 tot de dag van volledige betaling,
6.2. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.149,80,
6.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5. wijst de vorderingen af,
6.6. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 192,00,
6.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2009. MF