Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 247497 / HA ZA 08-804
Vonnis van 23 september 2009
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIEUWE MELK B.V.,
statutair gevestigd te Appingedam, kantoorhoudende te IJsselstein,
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser sub 5],
wonende te [woonplaats],
6. [eiser sub 6],
wonende te [woonplaats], Frankrijk,
7. [eiser sub 7],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
8. [eiser sub 8],
wonende te [woonplaats],
9. [eiser sub 9],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
eisers,
advocaat mr. E.H. de Jonge- Wiemans,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
gedaagden,
advocaat dr. mr. H.H. van Steijn.
Partijen zullen hierna Nieuwe Melk B.V. c.s. en [gedaagden c.s ] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juni 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2008;
- de conclusie van repliek tevens akte wijziging van eis met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [gedaagden c.s. ] heeft vanaf 1 april 2004 gebruik gemaakt van het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. De omvang van dit melkquotum was in het melkjaar 2004/2005
(1 april 2004 tot 1 april 2005) een hoeveelheid heffingsvrije melk ter grootte van 277.230 kilogram, met een vetpercentage van 6,88%, oftewel 19.073,4 kilogram vet.
2.2. Nieuwe Melk B.V. en [gedaagden c.s ] hebben op 18 maart 2005 de “overeenkomst tot overdracht en benutting van een heffingsvrije hoeveelheid melk (melkquotum)” (hierna: de gebruiksovereenkomst) ondertekend. Hierin is onder meer het volgende opgenomen.
“De ondergetekenden
Nieuwe Melk BV
(…)
hierna te noemen: Sub 1
[gedaagde sub 1]
en
[gedaagde sub 2]
(…)
hierna gezamenlijk te noemen: Sub 2
• Sub 1 op het bedrijf van Sub 2 haar melkquotum benut
• dit quotum nu nog op naam van Sub 1 geleverd en benut wordt
• Sub 1 samen met Sub 2 in samenwerking dit quotum wil benutten op naam van Sub 1 en Sub 2 gezamenlijk, waarvoor de vennootschap onder firma [gedaagden c.s ] – Nieuwe Melk BV zal worden opgericht
• deze verpachting ook een melkquotum omvat ter grootte van 277.230 kg met
6,88 % vet, omvattende 19.073 kg vet
• dit melkquotum gedeeltelijk eigendom is van Sub 1 en dat Sub 1 dit deel van het eigendomsrecht wenst te behouden
• partijen de voorwaarden waaronder dit melkquotum door Sub 1 aan Sub 2 ter beschikking wordt gesteld wensen vast te leggen
• partijen de wijze van vergoeding van dit melkquotum wensen vast te leggen in een tussen hen nog op te maken akte van vennootschap onder firma.
Komen het volgende overeen:
1. Sub 1 heeft aan Sub 2 overgedragen, gelijk deze van Sub 1 heeft overgenomen, de rechten van Sub 1 op een melkquotum als bedoeld in de Regeling Superheffing en Melkpremie 2004 van 277.230 kg met 6,88% vet, omvattende 19.073 kg vet, gerekend over het jaar 2004/2005 en verder en ingaande 1 april 2005.
2. Sub 1 heeft deze overdracht gedaan onder het voorbehoud van het economisch eigendom van zijn aandeel in dit melkquotum ter grootte van 249.782 kg melk met 17.185 kg vet.
Het overige deel van het melkquotum is economisch eigendom van Sub 2 en omvat 27.442 kg melk met 1.888 kg vet.”
2.3. In een brief van 25 maart 2005 die gericht is aan de heer [eiser sub 3] schrijft de heer [adviseur] (hierna: [adviseur]), adviseur van [gedaagden c.s. ], onder meer het volgende.
“Hierbij gelieve u de volgende stukken aan te treffen:
• Concept van een aangepaste maatschapsovereenkomst
In deze overeenkomst is de verdeling van het resultaat volgens artikel 8 aangepast. Ik heb de bepaling dat de “overwinst” van de heren [gedaagden c.s. ] gebruikt moet worden voor het aankopen van het quotum of de aandelen van Nieuwe Melk BV gehandhaafd.
• Het bespreekverslag van onze bespreking van 18 maart jl.
Wat is er nu geregeld?
• Het belangrijkste wat nu gebeurd is betreft het veiligstellen van het quotum van [gedaagden c.s. ] en van Nieuwe Melk BV.
Wat moet er nog gebeuren
• Definitieve afspraken maken over de bepalingen van de maatschapsovereenkomst.
• Invulling geven aan het conform de Regeling Superheffing benutten van de quota.
• Overdracht van aandelen of quotum van Nieuwe Melk BV.”
2.4. In het bespreekverslag van de bijeenkomst van 18 maart 2005, dat is gevoegd bij de brief van 25 maart 2005 van [adviseur], is onder meer het volgende opgenomen.
“Het quotum van Nieuwe Melk BV
Overdrachtformulieren ingevuld om einde te maken aan situatie die strijdig is met de Regeling Superheffing. Gekozen vooringangsdatum 1 april 2004 voor pacht en ingang samenwerking. Quotum wordt per 1 april 2005 overgeschreven naar [woonplaats]. Hiermee is door de overdracht van quotum met grond naar [woonplaats] het maximale gedaan om het quotum van Nieuwe Melk BV veilig te stellen. (…)
Op dit moment zijn alle mogelijk stappen genomen om het quotum van zowel [gedaagden c.s ] als Nieuwe Melk BV te behouden door registratie in [woonplaats].
Invulling samenwerking
Rechtmatig het quotum op naam hebben is met bovenstaande handelingen maximaal invulling aan gegeven. Vervolgens moet in de zin van de Regeling Superheffing invulling aan de samenwerking gegeven worden.
Dit betekent:
In een VOF-akte moet vastliggen welke vennoot welke handelingen mag verrichten en hoe het resultaat wordt verdeeld.
[adviseur] maakt een opzet hiervoor,
Uitgangspunten:
Vergoeding voor het quotum van € 0,20 per kg melk
[gedaagde sub 2] moet geld beschikbaar krijgen om geleidelijk het quotum van Nieuwe Melk BV over te nemen.
Overnemen van het melkquotum van Nieuwe Melk BV
Het melkquotum kan op twee manieren geleidelijk worden overgenomen door [gedaagde sub 2] van Nieuwe Melk BV. Dit kan zijn het quotum overnemen uit de BV of de aandelen overnemen.
Wanneer er sprake moet zijn van het overnemen van melkquotum van de BV, dan zal steeds een gedeelte van het eigendom overgaan naar [gedaagde sub 2] van het quotum dat binnen de samenwerking wordt benut.
Overnemen van aandelen.
De tweede optie is het overnemen van aandelen. In dat geval moet de waarde van de aandelen bepaald worden. Dit is enerzijds een kwestie van het vaststellen van de waarde van het quotum (we hebben gesproken over een waarde tussen de (€ 0,40 en € 0,46) per procent vet.
Anderzijds zal moeten blijken welke vorderingen en schulden er in de BV zitten, welke (belasting) claims c.q. belastinglatentie en pas dan kunnen de aandelen gewaardeerd worden.
Mijn fiscalist heeft voor het kunnen bepalen van de waarde van de aandelen onder andere de volgende stukken nodig: jaarrekening van Nieuwe Melk BV van 2003 en van 2004
Aanslag vennootschapsbelasting 2003.
Overzicht van verrekenbare verliezen”
2.5. Uit hoofde van de gebruiksovereenkomst is het melkquotum van
Nieuwe Melk B.V. c.s. per 1 april 2005 geregistreerd op naam van [gedaagden c.s. ]
2.6. Partijen hebben de vennootschap onder firma, waarnaar verwezen wordt in de gebruiksovereenkomst, nooit opgericht. Er zijn door de heer [adviseur] wel conceptaktes van een maatschap- en firmaovereenkomst opgesteld. Die zijn echter nooit ondertekend. In artikel 8 lid 5 van de conceptakte van zowel de maatschap- als de firmaovereenkomst is ten aanzien van de jaarwinst/verlies van de maatschap onder meer opgenomen dat de heer
[gedaagde sub 1] en de heer [gedaagde sub 2] verklaren hun deel van de overwinst aan te wenden om het quotum van Nieuwe Melk B.V. over te nemen.
2.7. In een brief van 11 augustus 2007 schrijft Nieuwe Melk B.V. c.s. onder meer het volgende aan [gedaagden c.s ]
“Tot op heden is het echter tot geen enkele eigendomsoverdracht gekomen. Wel hebt u eigen quotum verkocht en inmiddels van derden quotum aangekocht en in eigendom verworven. Ik acht dit in strijd met de strekking van de met u gemaakte afspraken, aangezien deze inhouden dat u uw beschikbare middelen zou aanwenden om het quotum van Nieuwe Melk B.V. in delen in eigendom te verwerven. De aankoop van quotum van derden doorkruist de hiervoor bedoelde afspraak.
Het gevolg hiervan is dat Nieuwe Melk B.V. zich niet meer gebonden acht aan het deel van de overeenkomst op grond waarvan u aanspraak kon maken op gefaseerde levering en betaling van het quotum. Indien en voor zover vereist, ontbind ik bij deze het deel van de overeenkomst dat u recht geeft op gefaseerde afname en betaling.”
2.8. De Belastingdienst heeft van 24 december 2004 tot 1 april 2007 onder DOC (afnemer melkproductie) beslag gelegd op de melkvorderingen van Nieuwe Melk BV op DOC. [gedaagden c.s. ] heeft over de melkjaren 2004/2005 en 2005/2006 aan de Belastingdienst als beslaglegger in totaal EUR 125.194,93 voldaan.
2.9. Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft, nadat zij daartoe op 25 maart 2008 verlof had gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, beslag doen leggen op onroerende zaken van [gedaagden c.s ]
3.1. Nieuwe Melk B.V. c.s. vordert bij vonnis, na wijziging van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I.
om te verklaren voor recht dat tussen Nieuwe Melk B.V. c.s. en [gedaagden c.s ] een koopovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan eiser sub 1 verplicht is om aan [gedaagden] in eigendom te leveren diens melkquotum dan wel, zulks naar keuze van
[gedaagden c.s. ], op grond waarvan eisers sub 2 tot en met 9 verplicht zijn om aan [gedaagden c.s. ] te leveren de door hen gehouden aandelen in Nieuwe Melk B.V., zulks tegen betaling door [gedaagden c.s. ] aan eiser sub 1 dan wel de eisers sub 2 tot en met 9 van een door de rechtbank in goede justitie en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:4 van het Burgerlijk Wetboek nader te bepalen koopsom;
II.
[gedaagden c.s. ] te veroordelen tot betaling aan eiser sub 1 dan wel aan eisers sub 2 tot en met 9 van onder I bedoelde koopsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 18 maart 2005, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag van betaling;
III.
[gedaagden c.s. ] te veroordelen tot betaling aan eiser sub 1 van een bedrag van EUR 327.045,40, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente te rekenen vanaf 1 november 2007, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen tijdstip, tot aan het moment van algehele betaling;
subsidiair
IV.
te verklaren voor recht dat de gebruiksovereenkomst als gevolg van onvoorziene omstandigheden is geëindigd per 1 april 2007, dan wel per een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum ofwel te verklaren voor recht dat de gebruiksovereenkomst door eiser sub 1 aan gedaagden kan worden opgezegd met inachtneming van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen opzegtermijn, en dat gedaagden verplicht zijn om op eerste verzoek van eiser sub 1 mee te werken aan levering en registratie van het melkquotum aan en op naam van een door eiser sub 1 aan te wijzen partij of partijen en om al hetgeen te doen wat nodig is om de levering en registratie te kunnen realiseren, waaronder onder meer doch niet uitsluitend te verstaan het sluiten van pacht- en contrapacht overeenkomsten voor de duur van minimaal één jaar en één dag of zoveel langer als noodzakelijk voor de overdracht van het melkquotum aan en registratie van het melkquotum op naam van de hiervoor bedoelde partij/partijen, bij gebreke waarvan [gedaagden c.s. ] aan eiser sub 1 een dwangsom verschuldigd zullen zijn van EUR 10.000,- voor elke dag of dagdeel waarop gedaagden in gebreke blijven, zulks tot een bedrag van maximaal EUR 1.000.000,-;
en voorts zowel primair als subsidiair
V.
te verklaren voor recht dat de door [gedaagden c.s. ] aan eiser sub 1 verschuldigde jaarlijkse gebruiksvergoeding per kilogram melk, vet 6,88% EUR 0,20 bedraagt, zolang de gebruiksovereenkomst voortduurt en om,
VI.
voor het geval de gebruiksovereenkomst is geëindigd zonder dat het quotum door
[gedaagden c.s. ] is teruggeleverd als hiervoor sub IV bedoeld, in goede justitie een marktconforme gebruiksvergoeding te bepalen die gedaagden alsdan verschuldigd zullen zijn aan eiser sub 1 tot op het moment dat het quotum zal zijn teruggeleverd alsmede om,
VII.
voor het geval de gebruiksovereenkomst is geëindigd zonder dat het quotum door
[gedaagden c.s. ] is teruggeleverd als hiervoor sub IV bedoeld, [gedaagden c.s. ] te veroordelen tot vergoeding van de eventuele waardedaling van het melkquotum in de periode gelegen tussen het tijdstip van beëindiging van de gebruiksovereenkomst tot het moment dat het quotum door [gedaagden c.s. ] aan eiser zal zijn teruggegeven zoals hierboven sub IV bedoeld en om reeds thans de persoon of personen aan te wijzen die alsdan de hiervoor bedoelde waardedaling tussen partijen bindend zal/zullen vaststellen, ingeval partijen alsdan de waardedaling niet met wederzijds goedvinden zullen kunnen bepalen;
VIII.
[gedaagden c.s. ] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding;
IX.
[gedaagden] te veroordelen tot betaling van de kosten van het door Nieuwe Melk B.V. c.s. ten laste van [gedaagden c.s. ] gelegde conservatoir beslag;
X.
[gedaagden c.s. ] te veroordelen tot betaling van de nakosten conform het Liquidatietarief Rechtbanken en Hoven ten bedrage van EUR 131,00 zonder betekening dan wel ten bedrage van EUR 199,00 in geval van betekening;
XI.
[gedaagden] te veroordelen tot betaling van wettelijke rente over de proceskostenveroordeling indien gedaagden de proceskosten niet voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het veroordelen vonnis.
3.2. [gedaagden c.s. ] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Allereerst is de vraag aan de orde of er tussen Nieuwe Melk B.V. c.s. en [gedaagden c.s. ] een koopovereenkomst voor het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. tot stand is gekomen. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat dat het geval is. In de zomer 2004 is hierover volgens haar een principe-akkoord bereikt, dat in maart 2005 verder is uitgewerkt. Zij stelt dat [adviseur] vervolgens de overeengekomen aankoopcondities in het onder 2.4 geciteerde verslag van 18 maart 2005 heeft vastgelegd.
4.2. [gedaagden c.s. ] betwist dat er een koopovereenkomst voor het melkquotum tot stand is gekomen. Zij betoogt dat er op vrijwel alle essentiële punten geen overeenstemming tussen partijen bestond. Zo is er volgens [gedaagden c.s. ] over de prijs, de wijze van overname van het quotum en de waarde van Nieuwe Melk B.V. geen overeenstemming bereikt, is een VOF-akte nooit tot stand gekomen en is een geleidelijke overname van het quotum door
[gedaagden c.s. ] nimmer geëffectueerd. Ook uit een -niet door [gedaagden c.s. ] in het geding gebrachte- brief van 10 oktober 2005 van [eiser sub 2] aan [gedaagden] blijkt volgens [gedaagden c.s.] dat op dat moment geen koopovereenkomst bestond. [gedaagden c.s. ] stelt dat [eiser sub 2] in die brief [gedaagden c.s. ] namelijk laat weten, dat de melkquota van zes van de zeven aandeelhouders van Nieuwe Melk B.V. op zeer korte termijn te koop zal worden aangeboden.
4.3. In artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod van de ene partij en een daarop aansluitende aanvaarding van de andere partij. Verder is het voor de geldigheid van een overeenkomst noodzakelijk dat de verbintenissen die partijen op zich nemen bepaalbaar zijn (artikel 6:227 BW). Dat betekent dat de leemten die de overeenkomst vertoont, moeten kunnen worden opgevuld met behulp van de wet, gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW). De afwezigheid van een prijsafspraak hoeft op zichzelf niet aan de totstandkoming van een geldige overeenkomst aan de weg te staan (artikel 7:4 BW).
4.4. Naar het oordeel van de rechtbank is tussen partijen in de zomer van 2004 een koopovereenkomst voor het melkquotum tot stand gekomen. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dit en de heer [gedaagde sub 1] heeft tijdens de comparitie van partijen het volgende verklaard.
“Het is juist dat wij met Nieuwe Melk hebben afgesproken dat wij hun melkquotum zouden overnemen. De afspraak was dat we het quotum eerst zouden leasen. Zodoende werd het melkquotum veilig gesteld en zouden we het niet kwijtraken. Op langere termijn zouden we het melkquotum kopen.”
[gedaagden c.s. ] stelt weliswaar dat partijen het nooit eens zijn geworden over de prijs, omdat hier niet over gesproken is, maar dat vormt geen belemmering voor het totstandkomen van de koopovereenkomst. In artikel 7:4 BW is immers bepaald dat in een dergelijke situatie
-wanneer de koop is gesloten zonder dat de prijs is bepaald- de koper een redelijke prijs is verschuldigd. Ook het feit dat partijen het niet eens zijn geworden over de manier van overname van het quotum (overname van het quotum of overname van de aandelen van Nieuwe Melk B.V.) en de waarde van Nieuwe Melk B.V. leidt -anders dan [gedaagden c.s. ] betoogt- niet tot een ander oordeel ten aanzien van het totstandkomen van de koopovereenkomst, nu dit punten van ondergeschikte betekenis in de koopovereenkomst zijn. Ook het niet-totstandkomen van een VOF-akte en het niet effectueren van een geleidelijke overname van het quotum staan niet aan de totstandkoming van de koopovereenkomst in de weg. Verder gaat de rechtbank voorbij aan de brief van [eiser sub 2] van 10 oktober 2005, waar [gedaagden c.s. ] zich op beroept. [gedaagden c.s. ] betoogt immers in de conclusie van dupliek dat partijen naar aanleiding van die brief met elkaar gesproken hebben in AC Restaurant De Meern, bij welke gelegenheid [eiser sub 2] volgens haar heeft aangegeven dat zij het quotum van Nieuwe Melk B.V. wilden verkopen en [gedaagde sub 1] heeft aangegeven het quotum te willen kopen. Partijen zijn derhalve -als dit betoog van [gedaagden c.s. ] gevolgd wordt- bij die bespreking (wederom) overeengekomen dat [gedaagden] het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. zou kopen. Dit wordt niet anders door de eerdere brief van 10 oktober 2005 of door de verdere uitspraken tijdens die bespreking van [eiser sub 2] (dat Nieuwe Melk zou “gaan voor de hoogste prijs”) en [gedaagde sub 1] (dat [gedaagden c.s. ] afhankelijk van de prijs de mogelijkheid wilde houden om te passen). Daaruit volgt immers niet dat partijen het over de prijs niet eens waren, maar veeleer dat zij zich inhoudelijk over de hoogte van de prijs niet bekommerd hebben. Bovendien heeft [gedaagde sub 1] bij de comparitie van partijen nogmaals verklaard dat het de bedoeling van partijen was, dat [gedaagden c.s. ] het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. zou kopen.
4.5. De conclusie is derhalve dat er tussen partijen een koopovereenkomst voor het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. tot stand is gekomen, dat de verbintenissen die partijen op zich hebben genomen voldoende bepaalbaar zijn en dat de leemten in de koopovereenkomst moeten worden opgevuld met behulp van de wet, gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat partijen de aankoopcondities van hun koopovereenkomst hebben vastgelegd in het bespreekverslag van 18 maart 2005.
4.6. Eén van de leemten in de koopovereenkomst is, zoals gezegd, de koopprijs van het melkquotum. In de wet (artikel 7:4 BW) is bepaald dat de koper een redelijke prijs is verschuldigd. Om vast te kunnen stellen, wat een redelijke koopprijs voor het melkquotum is, moet worden bepaald (1) wat een redelijke prijs per kilogram vet voor het melkquotum is, (2) wat de omvang van het Nieuwe Melk B.V. c.s. in eigendom toekomende melkquotum en het aan [gedaagden c.s.] verkochte melkquotum is en (3) tegen welke peildatum (of data) de redelijke prijs van het melkquotum (of delen daarvan) bepaald dient te worden.
Redelijke prijs per kilogram vet
4.7. Allereerst is de vraag aan de orde wat een redelijke prijs per kilogram vet voor het melkquotum is. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt er geen aansluiting kan worden gezocht bij gewoonlijke ten tijde van de transactie door verkoper bedongen prijzen, omdat het hier om een eenmalige transactie aan de zijde van de verkoper gaat. De prijs per kilogram vet moet daarom volgens haar worden bepaald aan de hand van de ten tijde van de transactie voor melkquota gangbare prijzen. Deze zijn volgens haar te vinden op www.quotum.nl en www.steegro.nl. [gedaagden] betoogt dat Nieuwe Melk B.V. c.s. geen voldoende aanknopingspunten voor de prijsbepaling aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd.
4.8. De rechtbank zal voor het bepalen van een redelijke prijs per kilogram vet voor het melkquotum uitgaan van de ten tijde van de transactie voor melkquota gangbare prijzen, zoals deze zijn gepubliceerd op www.quotum.nu en www.steegro.nl. Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft gesteld dat van deze websites kan worden uitgegaan en [gedaagden c.s. ] heeft dit -door slechts te betogen dat Nieuwe Melk B.V. c.s. geen voldoende aanknopingspunten voor de prijsbepaling aan haar vordering ten grondslag legt- onvoldoende betwist.
Omvang melkquotum Nieuwe Melk B.V. c.s.
4.9. Ten tweede dient de vraag te worden beantwoord wat de omvang van het
Nieuwe Melk B.V. c.s. in eigendom toekomende melkquotum en het aan [gedaagden c.s. ] verkochte melkquotum is. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat dit quotum (op 1 april 2005) 277.230 kilogram melk met een vetpercentage van 6,88%, ofwel 19.073 kilogram vet omvatte. Later is dit quotum volgens haar door verruimingen van het quotum aangegroeid tot 287.154 kilogram melk (op 1 april 2008).
4.10. [gedaagden c.s. ] heeft deze omvang betwist. Zij erkent weliswaar (onder punt 9 van de conclusie van dupliek) dat in het melkjaar 2004/2005 een quotum van 277.230 kilogram melk met een vetpercentage van 6,88%, ofwel 19.073 kilogram vet, op naam van
Nieuwe Melk B.V. c.s. stond, maar zij stelt dat dit quotum, toen het op 1 april 2005 op naam van [gedaagden c.s. ] kwam, vermengd raakte met het restant van haar eigen quotum. [gedaagden c.s. ] betoogt dat het restant van haar eigen quotum 1.888 kilogram vet met een vetpercentage van 3,82% bedroeg (de rechtbank begrijpt dat [gedaagden c.s. ] bedoelt te zeggen dat het vetpercentage van het restant van haar eigen quotum uitgedrukt in kilogrammen melk 3,82% bedroeg). [gedaagden c.s. ] betoogt dat dit ongewild gebeurde. Het was volgens haar namelijk de bedoeling om het eigen quotum van [gedaagden c.s. ] over te schrijven naar [eiser sub 7], maar dit is niet gebeurd doordat een door Nieuwe Melk B.V. c.s. ingeschakelde tussenpersoon niet de juiste actie heeft ondernomen. [gedaagden] betoogt daarom dat
(op 1 april 2005) 27.442 kilogram melk met 1.888 kilogram vet van het quotum economische eigendom van [gedaagden c.s. ] was, zoals dat is opgenomen in artikel 2 van de gebruiksovereenkomst.
4.11. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat het niet juist is dat 27.442 kilogram melk met 1.888 kilogram vet van het quotum economische eigendom is van [gedaagden c.s. ] Het was volgens Nieuwe Melk B.V. c.s. weliswaar de bedoeling dat [eiser sub 7] zijn aandelen in Nieuwe Melk B.V. -met een waarde van 1.888 kilogram vet- zou leveren aan [gedaagden c.s. ] en dat [gedaagden c.s. ] hem zou ‘betalen’ door middel van de overdracht van een eigen quotum van [gedaagden c.s. ] van 1.888 kilogram vet, maar deze ruil heeft nooit plaatsgevonden. Dit was volgens Nieuwe Melk B.V. c.s. niet het gevolg van fouten van een door Nieuwe Melk B.V. c.s. ingeschakelde tussenpersoon, maar dit kwam doordat
[gedaagden c.s. ] geen animo meer vertoonde om de koopovereenkomst uit te voeren toen op 18 maart 2005 de gebruiksovereenkomst was getekend. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dan ook dat de gehele (economische) eigendom van het quotum is blijven toebehoren aan
Nieuwe Melk B.V. c.s.
4.12. Het staat vast dat het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. in het melkjaar 2004/2005 een omvang had van 277.230 kilogram melk met 19.073 kilogram vet.
Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft dit gesteld en dit is door [gedaagden c.s. ] erkend (in de eerste zin onder punt 9 van de conclusie van dupliek). Voorts staat vast dat het eigen quotum
[gedaagden c.s. ] op 1 april 2005 een omvang had van 1.888 kilogram vet en dat dit eigen quotum van [gedaagden c.s. ] niet is overgeschreven naar [eiser sub 7] -hoewel dat oorspronkelijk wel de bedoeling van partijen was- zodat dit op 1 april 2005 vermengd is geraakt met het quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. [gedaagden c.s. ] heeft dit gesteld en Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft dit niet (voldoende gemotiveerd) betwist.
4.13. [gedaagden c.s. ] heeft echter geen steekhoudende argumenten aangevoerd waarom de omvang van het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. op 1 april 2005 met 1.888 kilogram vet zou zijn afgenomen. Het enkele feit dat haar eigen melkquotum met een omvang van 1.888 kilogram vet op die datum vermengd raakte met het quotum van
Nieuwe Melk B.V. c.s., verklaart immers nog niet waarom het quotum van
Nieuwe Melk B.V. c.s. zou zijn afgenomen (met exact dezelfde omvang als haar eigen quotum). Nu Nieuwe Melk B.V. c.s. onder 4.11 van dit vonnis wel een plausibele verklaring naar voren heeft gebracht -namelijk dat het de bedoeling was dat het eigen quotum van [gedaagden c.s. ] geruild zou worden met de aandelen van [eiser sub 7] in Nieuwe Melk B.V.- passeert de rechtbank de stellingen van [gedaagden c.s. ] op dit punt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de omvang van het Nieuwe Melk B.V. c.s. in eigendom toebehorende melkquotum en het aan [gedaagden c.s. ] verkochte melkquotum (op 1 april 2005) 277.230 kilogram melk met een vetpercentage van 6,88% ofwel 19.073 kilogram vet omvatte.
4.14. Nu beide partijen het erover eens zijn, dat het weliswaar de bedoeling was dat 1.888 kilogram vet van het eigen quotum van [gedaagden c.s. ] werd overgeschreven naar [eiser sub 7], maar dat dit nooit is gebeurd en geen van beide partijen bovendien de stelling heeft ingenomen dat er een verplichting bestaat op grond waarvan dit quotum van [gedaagden c.s. ] alsnog naar [eiser sub 7] moet worden overgeschreven, speelt dit in de verdere beoordeling van deze zaak geen rol.
4.15. Voor zover Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft willen betogen, dat [gedaagden c.s. ] ook een koopprijs moet betalen voor de groei van het quotum na 1 april 2005 als gevolg van verruimingen, wordt aan die stelling voorbij gegaan. Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat partijen hierover een afspraak hadden gemaakt, terwijl het voor partijen, voorzienbaar was dat de quotering op een later moment verruimd zou (kunnen) worden.
4.16. Ten derde is vraag aan de orde tegen welke peildatum (of data) de redelijke prijs van het melkquotum (of delen daarvan) bepaald dient te worden. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat 18 maart 2005 als peildatum dient te worden gehanteerd. Zij betoogt dat partijen hadden afgesproken dat de koopsom van het melkquotum gefinancierd zou worden uit de (over)winsten van de gewone bedrijfsvoering van [gedaagden c.s. ] en uit de verkoop van eigen melkquotum en onroerende zaken van [gedaagden c.s. ] Vervolgens heeft [gedaagden c.s. ] zich volgens Nieuwe Melk B.V. c.s. niet aan deze afspraak gehouden, doordat [gedaagden c.s. ] de opbrengst van de verkoop van eigen melkquotum niet heeft gebruikt om deelbetalingen te doen op het van Nieuwe Melk B.V. c.s. gekochte melkquotum. Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft [gedaagden] in een brief van 11 augustus 2007 laten weten, dat zij om die reden het deel van de koopovereenkomst ontbindt op grond waarvan [gedaagden c.s. ] recht had op gefaseerde levering en betaling van het quotum. Nieuwe Melk B.V. c.s. is van mening dat -nu niet duidelijk is op welk tijdstip de koopovereenkomst exact tot stand is gekomen- 18 maart 2005 als peildatum moet worden gehanteerd, omdat toen sprake was van het ‘point-of-no-return’ aangezien het melkquotum op grond van de op die datum gesloten gebruiksovereenkomst op naam van [gedaagden c.s. ] is gesteld.
4.17. [gedaagden c.s. ] heeft dit betwist. Zij stelt (bij de comparitie van partijen) dat partijen hadden afgesproken dat de koopsom van het melkquotum gefinancierd zou worden uit de overwinst van de maatschap die partijen zouden oprichten. De peildata voor het bepalen van de redelijke prijs van (delen van) het melkquotum zouden dan, zo begrijpt de rechtbank, volgens [gedaagden c.s. ] steeds aan het einde van ieder boekjaar (de laatste dag ) vanaf 2005 liggen, omdat ieder jaar op dat moment de overwinst van de -niet opgerichte- maatschap duidelijk had (kunnen) zijn.
4.18. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat de koopsom van het melkquotum mede gefinancierd zou worden uit de verkoop van eigen melkquotum en onroerende zaken van [gedaagden c.s. ], maar deze stelling heeft zij op geen enkele wijze nader onderbouwd. Dit had wel op haar weg gelegen, gezien het verweer van [gedaagden] op dit punt en de door haarzelf overgelegde conceptaktes van een maatschap- en firmaovereenkomst (productie 13 bij dagvaarding), die de stellingen van [gedaagden c.s.] op dit punt onderschrijven. Immers, in artikel 8 lid 5 van die conceptaktes is bepaald dat [gedaagden] haar deel van de overwinst van de firma of maatschap zou aanwenden om het quotum van Nieuwe Melk B.V. over te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het ervoor gehouden moet worden dat partijen hebben afgesproken dat de koopsom van het melkquotum gefinancierd zou worden uit de overwinst van de maatschap of vennootschap onder firma die partijen zouden oprichten, voor zover deze overwinst zou toekomen aan [gedaagden]
4.19. Uit hetgeen hiervoor overwogen is, volgt dat [gedaagden c.s. ] niet in strijd met de afspraken heeft gehandeld door het geld dat zij beschikbaar kreeg door de verkoop van eigen quotum niet te besteden aan de overname van het melkquotum van
Nieuwe Melk B.V. c.s. De rechtbank is daarom van oordeel dat Nieuwe Melk B.V. c.s. niet op deze grond een deel van de koopovereenkomst -namelijk het deel op grond waarvan [gedaagden c.s. ] recht had op gefaseerde levering en betaling van het quotum- kon ontbinden, zodat 18 maart 2005 niet als peildatum voor de prijsbepaling voor het volledige quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. kan worden gehanteerd.
4.20. Naar het oordeel van de rechtbank dienen als peildata voor het bepalen van een redelijke prijs per kilogram vet (voor het melkquotum) te worden gehanteerd de laatste dag van ieder boekjaar vanaf 2005, zoals [gedaagden c.s. ] -zo begrijpt de rechtbank- stelt. Partijen hebben immers afgesproken dat de koopsom van het melkquotum gefinancierd zou worden uit de overwinst en de overwinst van de maatschap of vennootschap had duidelijk kunnen zijn op de laatste dag van ieder boekjaar. Nu de maatschap of vennootschap door partijen nooit is opgericht, dient te worden uitgegaan van de overwinst die [gedaagden c.s. ] vanaf het boekjaar 2005 heeft gemaakt op het bij haar in gebruik zijnde quotum van
Nieuwe Melk B.V. c.s. Vastgesteld zal moeten worden hoeveel kilogram vet [gedaagden c.s. ] telkens had kunnen kopen met de in de verschillende boekjaren gemaakte winsten, waarbij als koopprijs heeft te gelden de gangbare prijs als bedoeld onder 4.8 van dit vonnis op de laatste dag van het desbetreffende boekjaar. De overwinst op haar eigen quotum, wat mogelijk (nog steeds) geheel of gedeeltelijk vermengd is met het quotum van
Nieuwe Melk B.V. c.s., dient buiten beschouwing te blijven.
4.21. Naar het oordeel van de rechtbank dient -aan de hand van door [gedaagden c.s. ] in te dienen (jaar)stukken- vastgesteld te worden hoeveel overwinst [gedaagden c.s. ] in de boekjaren vanaf 2005 heeft gemaakt op het bij haar in gebruik zijnde quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. Vervolgens moet op 31 december van die boekjaren gekeken worden wat de redelijke prijs per kilogram vet voor melkquotum was, zodat berekend kan worden welk deel van het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. jaarlijks is overgegaan (en mogelijk nog moet overgaan) op [gedaagden c.s. ]
4.22. De rechtbank zal een comparitie bevelen om samen met partijen -op basis van de door [gedaagden c.s. ] in te dienen (jaar)stukken- voor ieder boekjaar vanaf 2005 te berekenen hoeveel deelbetalingen [gedaagden c.s. ] aan Nieuwe Melk B.V. c.s. had moeten doen voor de koop van (delen van) het quotum en welke delen van het quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. jaarlijks in eigendom zijn overgegaan op [gedaagden c.s. ] Op basis daarvan wordt tevens duidelijk over welke (nog niet in eigendom overgegane) delen van het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s., [gedaagden c.s. ] vanaf 1 april 2004 een gebruiksvergoeding aan
Nieuwe Melk B.V. c.s. verschuldigd is.
4.23. [gedaagden c.s. ] wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum aan de rechter (via de secretaresse van de rechters, mevrouw H. Alberts, kamer A2-16 in het gebouw van de rechtbank aan de Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht) en aan de wederpartij toe te zenden (kopieën) van (jaar)stukken waaruit blijkt hoeveel overwinst [gedaagden c.s. ] in boekjaren vanaf 2005 heeft gemaakt op het bij haar in gebruik zijnde melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s.
4.24. Partijen kunnen hun eigen financieel deskundige(n), die bij voorkeur goed thuis zijn in het maken van de onder 4.22 van dit vonnis gemaakte rekensommen, meebrengen naar de zitting.
4.25. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen -ook in het nadeel van die partij- kan maken die zij geraden zal achten.
4.26. In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven notitie.
Wijze van overdracht van het quotum
4.27. Voorts dient ten aanzien van de koopovereenkomst de wijze van eigendomsverkrijging van het melkquotum (via overdracht van aandelen van Nieuwe Melk B.V. of via een activatransactie) bepaald te worden.
4.28. Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft aanvankelijk in de dagvaarding gesteld dat dit dient te geschieden via een aandelenoverdracht. [gedaagden c.s. ] heeft dit in de conclusie van antwoord betwist. Zij betoogt dat er nooit overeenstemming is bereikt over de wijze van eigendomsverkrijging. Wat betreft de overname van aandelen is er volgens [gedaagden] wel gesproken over een waarderingsgrondslag van € 0,40 en € 0,46 per procent vet -zoals Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt-, maar voor het bepalen van de prijs van het totale aandelenpakket is volgens haar tevens van belang welke vorderingen en schulden er in de vennootschap zitten en welke belastinglatenties en -claims er zijn. Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft vervolgens bij conclusie van repliek gesteld dat het mogelijk is, dat de aandeelhouders van Nieuwe Melk B.V. alle eventuele andere activa en passiva uit het vermogen van de BV halen waardoor [gedaagden] de aandelen in een -op het quotum na- lege BV verkrijgt. De waarde van die aandelen zijn in dat geval volgens Nieuwe Melk B.V. c.s. gelijk aan de waarde van het melkquotum. Nieuwe Melk B.V. c.s. geeft echter ook aan, dat als [gedaagden c.s. ] de voorkeur zou geven aan een activatransactie, Nieuwe Melk B.V. c.s. daarmee kan instemmen. [gedaagden c.s. ] geeft in de conclusie van dupliek niet aan, welke wijze van eigendomsverkrijging haar voorkeur heeft. De rechtbank gaat er daarom vanuit, gezien haar eerdere stellingen in de conclusie van antwoord, dat de voorkeur van [gedaagden c.s. ] uitgaat naar een activatransactie. Indien dit anders mocht zijn, verzoekt de rechtbank [gedaagden c.s. ] dit aan haar kenbaar te maken.
4.29. Partijen zijn het erover eens dat zij een gebruiksovereenkomst hebben gesloten voor het melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s., dat aan [gedaagden c.s. ] in gebruik is gegeven vanaf 1 april 2004. In dat kader dient de vraag te worden beoordeeld welke gebruiksvergoeding per kilogram melk partijen zijn overeenkomen en (vervolgens) wat de totale gebruiksvergoeding bedraagt die [gedaagden c.s. ] nog verschuldigd is aan
Nieuwe Melk B.V. c.s.
Gebruiksvergoeding per kilogram melk
4.30. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagden c.s. ] vanaf april 2004 een jaarlijkse gebruiksvergoeding voor het quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. verschuldigd is van € 0,20 per kilogram melk. Zij verwijst hiervoor naar het verslag van 18 maart 2005 waarin dit volgens haar expliciet is bepaald.
4.31. [gedaagden c.s. ] heeft deze stelling van Nieuwe Melk B.V. c.s. betwist. Zij stelt dat in de gebruiksovereenkomst van maart 2005 geen hoogte van de vergoeding wordt genoemd. Verder betoogt [gedaagden c.s. ] dat de vergoeding dient te worden afgeschat tot € 0,12 per kilogram melk vanwege de invoering van artikel 10 van Vo. 595/2004 per 1 april 2007
-onvoorziene omstandigheden volgens haar- waardoor de waarde van het bij haar in gebruik zijnde quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. volgens [gedaagden c.s. ] gedaald is tot 59,9% van de oorspronkelijke waarde. Hiertoe presenteert [gedaagden c.s. ] onder punt 26 en 27 van de conclusie van antwoord een berekening.
4.32. Nieuwe Melk B.V. c.s. betoogt dat er geen aanleiding is om de vergoeding af te schatten tot € 0,12. Ten eerste betwist zij dat de door [gedaagden c.s. ] gepresenteerde berekening juist is, omdat [gedaagden c.s. ] er in haar berekening vanuit gaat dat het melkquotum van
[gedaagden c.s. ] in 2004 een omvang had van ruim 49.000 kilogram melk met 3,82% vet, maar ieder bewijs hiervan ontbreekt. Ten tweede is de berekening van [gedaagden c.s. ] volgens haar niet juist omdat [gedaagden c.s. ] ten onrechte uitgaat van een hoeveelheid melk die in gebruik is gegeven van 249.782 kilogram melk met 6,88% vet. Ten derde betoogt Nieuwe Melk B.V. c.s. dat de Nederlandse overheid aan [gedaagden c.s. ] op dit vlak compenserende maatregelen heeft aangeboden en [gedaagden c.s. ] niet heeft aangegeven of zij hiervan gebruik heeft gemaakt en welke gevolgen dit voor haar had.
4.33. De rechtbank stelt voorop dat uit het verslag van 18 maart 2005 ondubbelzinnig blijkt dat partijen een jaarlijkse gebruiksvergoeding van € 0,20 per kilogram melk voor het quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. zijn overeengekomen. Het betoog van [gedaagden c.s. ] dat in de gebruiksovereenkomst van 18 maart 2005 geen hoogte van de vergoeding is opgenomen, maakt dit niet anders.
4.34. Voorts dient de vraag te worden beantwoord of er aanleiding bestaat om, zoals [gedaagden c.s. ] betoogt, de overeengekomen gebruiksvergoeding van € 0,20 wegens onvoorziene omstandigheden af te schatten tot € 0,12. In artikel 6:258 BW is bepaald dat de rechter de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk kan ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.
4.35. De rechtbank neemt bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van onvoorziene omstandigheden de volgende omstandigheden in aanmerking. Ten eerste heeft [gedaagden], ondanks de betwisting van Nieuwe Melk B.V. c.s., geen bewijs overgelegd waaruit blijkt dat haar eigen melkquotum in 2004 een omvang had van ruim 49.000 kilogram melk met 3,82% vet. Dit staat daarom niet vast. Voorts heeft [gedaagden c.s. ] niet aangegeven of zij gebruik heeft gemaakt van de door de Nederlandse overheid aangeboden compenserende maatregelen en wat de gevolgen hiervan voor haar waren, terwijl
Nieuwe Melk B.V. c.s. betoogd heeft dat dergelijke maatregelen wel aan [gedaagden c.s. ] zijn aangeboden. Dit laatste heeft [gedaagden c.s. ] ook niet betwist. Ten slotte is [gedaagden c.s. ] er bij haar berekeningen ten onrechte van uitgegaan het bij haar in gebruik gegeven melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. een omvang had van 249.782 kilogram melk met 6,88% vet. Onder 4.13 van dit vonnis is immers overwogen dat de omvang van het aan [gedaagden c.s. ] verkochte melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. 277.230 kilogram melk met een vetpercentage van 6,88% ofwel 19.073 kilogram vet bedraagt.
Gezien deze omstandigheden is niet komen vast te staan dat het bij [gedaagden c.s. ] in gebruik zijnde quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. in waarde is gedaald door de invoering van artikel 10 van Vo. 595/2004 per 1 april 2007. Overigens valt zonder een nadere toelichting aan de zijde van [gedaagden c.s. ] -die ontbreekt- ook niet in te zien waarom een waardedaling van het quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. geheel voor rekening van Nieuwe Melk B.V. c.s. zou moeten komen. Er is dan ook geen sprake van onvoorziene omstandigheden en er bestaat om die reden geen aanleiding om de overeengekomen gebruiksvergoeding van
€ 0,20 per kilogram melk af te schatten tot € 0,12 per kilogram melk.
Verschuldigde gebruiksvergoeding
4.36. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat [gedaagden c.s. ], uitgaande van een gebruiksvergoeding van € 0,20 per kilogram melk, aan Nieuwe Melk B.V. c.s. een bedrag van EUR 247.016,48 verschuldigd is. Hiervan zegt zij tot op heden nog niets ontvangen te hebben. Het bedrag van EUR 247.016,48 (de rechtbank komt overigens na optelling van de onderstaande bedragen uit op EUR 247.016,64) is volgens Nieuwe Melk B.V. c.s. als volgt opgebouwd.
• Melkjaar 2004/2005: 166.784,23 kilogram melk x € 0,20 = € 33.356,85
Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat [gedaagden c.s. ] in dat jaar 9,9% van de het quotum (27.445 kilogram melk) -het aandeel van [eiser sub 7]- niet ter beschikking had. Ook had [gedaagden c.s. ] volgens Nieuwe Melk B.V. c.s. 30% van het quotum (83.000 melk) niet ter beschikking aangezien dit door [eiser sub 3] aan een derde in gebruik was gegeven.
• Melkjaar 2005/2006 249.784,23 kilogram melk x € 0,20 = € 49.956,85
Nieuwe Melk B.V. c.s. betoogt dat [gedaagden] in dat jaar 9,9% van het quotum (27.445 kilogram melk) -het aandeel van [eiser sub 7]- niet ter beschikking had.
• Melkjaar 2006/2007 251.183,77 kilogram melk x € 0,20 = € 50.236,75
Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat [gedaagden] in dat jaar 9,9% van het quotum (27.445 kilogram melk) -het aandeel van [eiser sub 7]- niet ter beschikking had. Verder is volgens haar het totale quotum door een verruiming van de quotering gegroeid naar 280.177 kilogram melk. Hierdoor kan het verschil met melkjaar 2005/5006 verklaard worden.
• Melkjaar 2007/2008 280.177,24 kilogram melk x € 0,20 = € 56.035,45
In dit jaar had [gedaagden c.s. ] volgens Nieuwe Melk B.V. c.s. het volledige quotum in gebruik.
• Melkjaar 2008/2009 287.153,70 kilogram melk x € 0,20 = € 57.430,74
Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat [gedaagden c.s. ] in dat jaar het volledige quotum in gebruik had. Verder is volgens haar het totale quotum door een verruiming van de quotering gegroeid naar 287.153,70 kilogram melk. Hierdoor kan het verschil met melkjaar 2007/2008 verklaard worden.
4.37. [gedaagden c.s. ] betwist dat zij een bedrag van EUR 247.016,48 aan gebruiksvergoeding verschuldigd is. Zij betoogt dat zij een quotum van 249.782 kilogram melk van
Nieuwe Melk B.V. c.s. overgedragen gekregen heeft en niet -zoals Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt- een quotum van 277.230 kilogram melk. Daarnaast zijn er volgens haar geen afspraken gemaakt over verruimingen. [gedaagden c.s. ] betoogt dat zij daarom geen vergoeding verschuldigd is over deze extra rechten. Voorts is [gedaagden c.s. ] van mening dat de vordering tot betaling van de gebruiksvergoeding over het melkjaar 2008/2009 niet opeisbaar is, omdat de gebruiksovereenkomst niet duidelijk maakt op welk moment betaald moet worden.
Voor zover [gedaagden c.s. ] enige betalingsverplichting heeft aan Nieuwe Melk B.V. c.s., beroept [gedaagden] zich op opschorting c.q. verrekening. Op de gebruiksvergoeding moeten volgens haar de volgende bedragen in mindering worden gebracht.
• Een bevrijdende betaling van EUR 125.194,93 die [gedaagden c.s. ] aan de Belastingdienst als beslaglegger heeft gedaan;
• De opbrengst van de lease back aan enkele aandeelhouders, een bedrag van in totaal EUR 58.056,87 (EUR 30.114,97 over het melkjaar 2004/2005 en EUR 27.941,90 over het melkjaar 2005/2006);
• De melkgelden van in de melkjaren 2004/2005 en 2005/2006 die ten onrechte niet aan [gedaagden c.s. ] zijn uitbetaald. [gedaagden c.s. ] stelt dat DOC de melkgelden in 2004 niet aan haar heeft uitbetaald omdat het quotum toen nog op naam van Nieuwe Melk B.V. stond. In 2005 heeft DOC volgens [gedaagden c.s.] de melkgelden niet aan haar voldaan omdat de Belastingdienst toen derdenbeslag had gelegd onder DOC. Voor 2004 heeft [gedaagden c.s. ] het bedrag aan melkgelden berekend op EUR 122.077,81. Voor 2005 moet volgens [gedaagden c.s. ] minimaal worden uitgegaan van een bedrag van EUR 46.238,73.
4.38. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagden c.s ] dat zij een quotum van 249.782 kilogram melk overgedragen heeft gekregen en niet -zoals Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt- een quotum van 277.230 kilogram melk, gezien hetgeen de rechtbank overwogen heeft onder 4.13 van dit vonnis.
4.39. Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat partijen een afspraak hadden gemaakt over (de door [gedaagden c.s. ] te betalen gebruiksvergoeding bij) verruiming van de quotering door de overheid, terwijl het voor partijen op het moment dat de koopovereenkomst tot stand kwam, voorzienbaar was dat de quotering in de toekomst door de overheid verruimd zou (kunnen) worden. De rechtbank is daarom met [gedaagden c.s. ] van oordeel dat [gedaagden c.s. ] geen gebruiksvergoeding verschuldigd is over deze verruimingen.
4.40. Voorts passeert de rechtbank de stelling van [gedaagden c.s. ] dat de vordering tot betaling van de gebruiksvergoeding over het melkjaar 2008/2009 niet opeisbaar is. Deze vergoeding is opeisbaar, aangezien dat melkjaar inmiddels -namelijk op 1 april 2009- geëindigd is.
4.41. De conclusie van het hierboven overwogene is dat [gedaagden c.s. ] in beginsel over de melkjaren 2004/2005 tot en met 2008/2009 een gebruiksvergoeding verschuldigd is aan Nieuwe Melk B.V. c.s. van in totaal EUR 244.162,55. Dit bedrag is als volgt opgebouwd.
Melkjaar 2004/2005: 166.784,23 kilogram melk x 0,20 = € 33.356,85
Melkjaar 2005/2006: 249.784,23 kilogram melk x 0,20 = € 49.956,85
Melkjaar 2006/2007: 249.784,23 kilogram melk x 0,20 = € 49.956,85
Melkjaar 2007/2008 277.230,00 kilogram melk x 0,20 = € 55.446,00
Melkjaar 2008/2009 277.230,00 kilogram melk x 0,20 = € 55.446,00
Hierbij moet worden opgemerkt dat [gedaagden c.s. ] geen gebruiksvergoeding verschuldigd is over de hierboven genoemde kilogrammen melk voor zover deze op grond van de koopovereenkomst reeds in eigendom op [gedaagden c.s. ] hadden moeten overgaan. Immers, [gedaagden c.s. ] zal over die laatstgenoemde kilogrammen melk de koopsom dienen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat die kilogrammen overgedragen hadden moeten/kunnen worden. Als [gedaagden c.s. ] daarnaast ook nog een gebruiksvergoeding over die kilogrammen melk zou moeten betalen, zou dat dubbelop zijn. [gedaagden c.s. ] is derhalve maximaal EUR 244.162,55 aan gebruiksvergoeding verschuldigd.
4.42. Ten aanzien van de bedragen die volgens [gedaagden c.s. ] op de verschuldigde gebruiksvergoeding in mindering moeten worden gebracht overweegt de rechtbank als volgt. Het staat vast dat [gedaagden] een bevrijdende betaling van EUR 125.194,93 aan de Belastingdienst als beslaglegger heeft gedaan, nu Nieuwe Melk B.V. c.s. dit heeft erkend onder punt 24 van de conclusie van repliek. Dit bedrag moet dan ook in mindering worden gebracht op de door [gedaagden c.s. ] te betalen gebruiksvergoeding.
Nieuwe Melk B.V. c.s. betoogt dat zij de opbrengst van de lease back van enkele aandeelhouders -waar [gedaagden c.s. ] naar verwijst- reeds heeft meegenomen in de (onder 4.36 van dit vonnis weergegeven) berekening van de verschuldigde gebruiksvergoeding. Daarom is [gedaagden c.s. ] volgens Nieuwe Melk B.V. c.s. geen vergoeding over het gehele quotum verschuldigd in de melkjaren 2004/2005 tot en met 2006/2007. [gedaagden c.s. ] heeft haar stellingen op dit punt, ondanks deze gemotiveerde betwisting aan de zijde van
Nieuwe Melk B.V. c.s., bij conclusie van dupliek niet nader onderbouwd. De rechtbank passeert derhalve de stelling van [gedaagden c.s. ] dat de opbrengst van de lease back aan enkele aandeelhouders nog in mindering moet worden gebracht op de door [gedaagden c.s. ] te betalen gebruiksvergoeding.
4.43. Wat betreft de melkgelden geeft Nieuwe Melk B.V. c.s. aan, dat het juist is dat de Belastingdienst derdenbeslag heeft gelegd op de melkvorderingen van Nieuwe Melk B.V. op DOC. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat zij in het melkjaar 2004/2005 formeel melkproducent was, zodat DOC in dat melkjaar aan haar moest betalen. De rechtbank begrijpt uit deze stelling dat Nieuwe Melk B.V. c.s. erkent dat DOC de melkgelden van het melkjaar 2004/2005 aan haar (dan wel aan de Belastingdienst als beslaglegger) en niet aan [gedaagden c.s. ] heeft uitbetaald en dat deze melkgelden daarom in mindering moeten worden gebracht op de door [gedaagden c.s. ] te betalen gebruiksvergoeding. [gedaagden] heeft onbetwist gesteld dat de melkgelden voor dat jaar EUR 122.077,81 bedroegen. Het staan daarom vast dat dit bedrag in mindering moet worden gebracht op de door [gedaagden c.s. ] te betalen gebruiksvergoeding.
Ten aanzien van de melkgelden van het melkjaar 2005/2006 stelt Nieuwe Melk B.V. c.s. dat het quotum per 1 april 2005 op naam van [gedaagden c.s. ] stond en dat DOC de melkgelden daarom rechtstreeks aan [gedaagden c.s. ] had moeten voldoen. Nieuwe Melk B.V. c.s. geeft niet aan, of DOC de melkgelden van 2005/2006 ook daadwerkelijk aan [gedaagden] heeft voldaan. Daardoor heeft Nieuwe Melk B.V. c.s. de stelling van [gedaagden c.s. ] dat DOC de melkgelden van het melkjaar 2005/2006 ten onrechte aan Nieuwe Melk B.V. c.s. of de Belastingdienst als beslaglegger in plaats van aan [gedaagden c.s. ] heeft uitbetaald, onvoldoende (gemotiveerd) betwist. Nu [gedaagden c.s. ] verder onweersproken heeft gesteld dat de melkgelden van het melkjaar 2005/2006 in totaal (minstens) EUR 46.238,73 bedroegen, is de conclusie dat dit bedrag eveneens in mindering dient te worden gebracht op de door
[gedaagden c.s. ] te betalen gebruiksvergoeding.
4.44. De rechtbank gaat voorbij aan het aanbod dat Nieuwe Melk B.V. c.s. in de conclusie van repliek heeft gedaan om de door haar opgevoerde vorderingen te onderbouwen aan de hand van onderliggende stukken, zoals betalingsbewijzen.
Nieuwe Melk B.V. c.s. had haar vorderingen -nu [gedaagden c.s. ] de stellingen van
Nieuwe Melk B.V. c.s. in de conclusie van antwoord reeds had betwist- in de conclusie van repliek dienen te onderbouwen. Nu zij van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, krijgt zij hiertoe geen gelegenheid meer van de rechtbank.
4.45. In totaal moet derhalve op de door [gedaagden] te betalen gebruiksvergoeding (maximaal EUR 244.162,55) een bedrag van EUR 293.511,47 in mindering te worden gebracht (EUR 125.194,93 + EUR 122.077,81 + EUR 46.238,73). Dit betekent dat
[gedaagden c.s. ] te veel betaald heeft en de door Nieuwe Melk B.V. c.s. gevorderde gebruiksvergoeding niet meer verschuldigd is aan Nieuwe Melk B.V. c.s. voor het bij haar in gebruik zijnde quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. Partijen zullen zich ter comparitie kunnen uitlaten over de vraag of dit te veel betaalde bedrag moeten worden gezien als een deelbetaling op het over te nemen melkquotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. en zo ja, op welk moment dit bedrag moet worden geacht aan Nieuwe Melk B.V. c.s. te zijn betaald.
Door Nieuwe Melk B.V. c.s. voor [gedaagden c.s. ] betaalde rekeningen
4.46. Nieuwe Melk B.V. c.s. stelt dat zij voor [gedaagden c.s. ] in 2004 en 2005 een aantal rekeningen heeft betaald van in totaal EUR 80.028,92 (EUR 62.100,82 in 2004 en EUR 17.928,10 in 2005). [gedaagden c.s. ] betwist dit. Nieuwe Melk B.V. c.s. heeft vervolgens haar stellingen op dit punt niet nader onderbouwd. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de stelling van Nieuwe Melk B.V. c.s. dat [gedaagden c.s. ] haar nog een bedrag van EUR 80.028,92 verschuldigd is. Wat betreft het aanbod van Nieuwe Melk B.V. c.s. om de door haar opgevoerde vorderingen te onderbouwen aan de hand van onderliggende stukken, zoals betalingsbewijzen, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij overwogen heeft onder 4.44 van dit vonnis.
4.47. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten en -indien zij dat wensen- hun eigen financieel deskundigen, om samen met partijen -op basis van de door [gedaagden c.s. ] in te dienen (jaar)stukken- voor ieder boekjaar vanaf 2005 te berekenen hoeveel deelbetalingen [gedaagden c.s. ] aan Nieuwe Melk B.V. c.s. had moeten doen voor de koop van (delen van) het quotum en welke delen van het quotum van Nieuwe Melk B.V. c.s. jaarlijks in eigendom zijn overgegaan op [gedaagden c.s. ] op de terechtzitting van mr. J.W. Wagenaar in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op vrijdag 8 januari 2010 van 13.30 uur tot 17.00 uur.
5.2. bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
5.3. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank -ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts, kamer A 2.16)- om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
5.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2009.
w.g. griffier w.g. rechter