ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ8085

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/440181-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewaardeerde gewapende overval op tankstation met geweld en bedreiging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 24 augustus 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation in Oudewater. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig is bevonden aan de feiten. De overval vond plaats op 30 januari 2009, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten het tankstation binnengingen, waarbij één van hen een mes en een ander een nepvuurwapen bij zich had. Het slachtoffer werd bedreigd en er werd een bedrag van €310 en sigaretten ontvreemd. Tijdens de overval raakte het slachtoffer gewond door een steekwond in haar bil. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als geloofwaardig beoordeeld, terwijl de verklaring van de verdachte inconsistent was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die het slachtoffer heeft geleden, tot een bedrag van €1.171,55, dat bestaat uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft eerder contact gehad met justitie, wat ook is meegenomen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/440181-09; 16/600111-09 (gev. ttz) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 augustus 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1981] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in PI Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein, Nieuwegein
raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 augustus 2009, waarbij de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 16/440181-09: fietsen heeft geheeld;
in de zaak met parketnummer 16/600112-09;
feit 1: samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation;
feit 2: een nepwapen voorhanden heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en zij baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 16/440181-09 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank en ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 16/600111-09 is zij van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en zij heeft vrijspraak bepleit.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Overweging ten aanzien van parketnummer 16/440181-09:
De vindplaatsvermeldingen die in de navolgende bewijsoverwegingen voorkomen, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm ambtsedig opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0971/09-001085.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting d.d. 10 augustus 2009;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2009 inzake het aantreffen van fietsen op 16 januari 2009 bij verdachte ;
- de aangiftes van diefstal d.d. 14 januari 2009 en 13 januari 2009 .
Overweging ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 16/600111-09:
De vindplaatsvermeldingen die in de navolgende bewijsoverwegingen voorkomen, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm ambtsedig opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL 0971/00-001682 tot en met
PL 0971/00-001682 B.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd, gelet op het navolgende.
Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de overval te hebben gehad. Het tegendeel blijkt echter uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte], afgelegd op 2 februari 2009 bij de politie en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]. De rechtbank acht deze laatste twee verklaringen geloofwaardig nu zij op elkaar aansluiten en steun vinden in de aangifte en andere bewijsmiddelen, in tegenstelling tot de verklaring van verdachte. Dat medeverdachte [medeverdachte], de broer van verdachte, bij de rechter-commissaris zijn verklaring later heeft gewijzigd met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte laat de rechtbank buiten beschouwing, nu deze verklaringen niet consistent zijn en geen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat het zijn idee was om het tankstation in Oudewater op 30 januari 2009 te overvallen. Dit was het tankstation [benadeelde]. [medeverdachte] had bedacht dat hij het benzinestation kon overvallen om zo aan geld te komen om uit te gaan. Hij heeft die avond zijn neef, [medeverdachte 2], gebeld om mee te doen.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] en verdachte heeft gesproken over het overvallen van de benzinepomp. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij verdachte hoorde zeggen dat hij dat niet kon doen omdat hij herkend zou worden. Afgesproken werd dat hij als “gijzelaar” zou worden genomen. Voor het tankstation zag [medeverdachte 2] verdachte een handgebaar maken dat zij konden komen.
Kort nadat verdachte het tankstation binnen was gegaan, zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte] naar binnen gegaan. In het tankstation is [medeverdachte 2] naar het slachtoffer gelopen en medeverdachte [medeverdachte] naar verdachte. [medeverdachte] had een vuurwapen bij zich en [medeverdachte 2] een hakbijltje. [medeverdachte 2] heeft tegen het slachtoffer gezegd dat zij geld moest geven en hij zwaaide hierbij met het hakbijltje.
Het slachtoffer heeft verklaard dat de persoon met het mes zei: maak de kassa open”. De andere persoon met het pistool richtte het wapen op haar en hij zei: geef geld, geef geld nu”. De persoon met het mes graaide in de kassa en nam het geld eruit. Er is € 310,00 ontvreemd en sigaretten . Vervolgens renden de overvallers naar buiten. Eenmaal buiten gekomen pakte het slachtoffer de overvaller met het mes beet en ontstond er een handgemeen. De overvaller zwaaide met het mes. Later bleek dat het slachtoffer in haar bil was gestoken met het mes. Het slachtoffer had een snijwond in haar rechterbil van ongeveer 4 cm. [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat hij het slachtoffer buiten heeft weggeduwd met de hand waar hij het mes in had en dat hij haar met het mes heeft geraakt.
De politie heeft [medeverdachte] en [medeverdachte 2] later die avond aangetroffen in de afgesloten schuur van verdachte. Ook zijn in van woning van verdachte aangetroffen -verstopt achter een linnenkast- pakjes sigaretten, een vuurwapen, een zwarte bivakmuts en donkere kleding.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van medeplegen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [verdachte]. Nu de samenwerking bewust en nauw is geweest leveren ondersteunende handelingen medeplegen op. Ieder van de verdachten is dan ook aansprakelijk voor het geheel, dus ook voor de uitvoeringshandelingen welke verdachte niet zelf, maar een medeverdachte heeft verricht.
Overweging ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 16/600111-09:
De vindplaatsvermeldingen die in de navolgende bewijsoverwegingen voorkomen, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm ambtsedig opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL 0971/00-001682 tot en met
PL 0971/00-001682 B.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op het navolgende.
Op 31 januari 2009 heeft de politie tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte in Oudewater een wapen aangetroffen en veiliggesteld. Uit het onderzoek d.d.
31 januari 2009 volgt dat het vuurwapen een imitatiepistool betreft van het merk Y&P,
model Walther P99. Het imitatiepistool is een exacte kopie op ware grootte van het bestaande Walther pistool type P99 en daarmee voor bedreiging of afdreiging geschikt. Het wapen is een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 16/440181-09:
op 16 januari 2009 te Oudewater, fietsen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die fietsen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
parketnummer 16/600111-09;
1.
op 30 januari 2009 te Oudewater, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 310 euro en sigaretten, toebehorende aan [benadeelde], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat:
- een hakbijltje en een (nep)vuurwapen werd getoond aan [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] is gezegd dat zij de kassa moet openen en geld moet geven en
- deze [slachtoffer 1] vervolgens met dit hakbijltje in haar rechterbil is gestoken.
2.
op 30 januari 2009 te Oudewater, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een
nabootsing van een Walther P99, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een
sprekende gelijkenis vertoonde met een Walther P99, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van parketnummer 16/440181-09:
Opzetheling;
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 16/600111-09:
Diefstal, vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 16/600111-09:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 37 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 16/440181-09 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank en ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 16/600111-09 heeft de verdediging vrijspraak bepleit.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bewezen is verklaard dat verdachte fietsen heeft geheeld en dat verdachte samen met zijn medeverdachten vlak voor sluitingstijd een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation in Oudewater. Ook is bewezenverklaard het voorhanden hebben van een nepvuurwapen. Bij de overval zijn een mes en een nepvuurwapen gebruikt ter bedreiging van het slachtoffer. Ook is hierbij geweld gebruikt. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Dat de overval grote gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer, blijkt ook uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Ook de rol die verdachte tijdens de overval heeft gespeeld is voor het slachtoffer bijzonder confronterend geweest. Omdat de verdachte een bekende klant was bij het benzinestation heeft hij besloten om zich niet als overvaller te presenteren maar zich als ‘klant’ te laten ‘gijzelen’. Hij heeft zijn medeverdachten op een rustig moment binnengeroepen en heeft zich door zijn broer en neef laten overvallen. Na de overval heeft de verdachte zich vervolgens buitengewoon theatraal als slachtoffer gedragen, zozeer dat al vrij snel de verdenking rees dat verdachte erbij betrokken was. Korte tijd na de overval is verdachte in zijn woning -met de buit en zijn medeverdachten opgesloten in de schuur- aangehouden. Dat verdachte zich - ondanks de inhoud van het dossier- tot en met de zitting toe als ‘slachtoffer’ presenteert, is buitengewoon wrang voor het echte slachtoffer.
Uit niets blijkt dat verdachte hierbij heeft stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. Tevens dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving, zeker in een kleine gemeenschap zoals Oudewater, waar de overval een grote impact heeft gehad. Het behoeft geen betoog dat tegen een dergelijke laffe daad streng moet worden opgetreden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
28 april 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder contact heeft gehad met justitie;
- de conclusie in het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 8 mei 2009
dat er geen indicaties zijn voor reclasseringstoezicht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.
Het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf met een proeftijd van
2 jaar kan dienen als “stok achter de deur” teneinde verdachte aan te scherpen zich ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [medeverdachte 2], wonende te [plaats], vordert een schadevergoeding van € 171,55 voor materiële schade en een bedrag van € 1.750,00 aan immateriële schadevergoeding voor feit 1 onder parketnummer 16/600111-09.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.171,55 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 171,55 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald.
Voor het overige acht zij het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 16/440181-09:
Opzetheling;
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 16/600111-09:
Diefstal, vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 16/600111-09:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Oudewater, van € 1.171,55, waarvan 171,55 ter zake van materiële schade en
€ 1.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], wonende te [plaats], € 1.171,55 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. J.W. Veenendaal en
mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 augustus 2009.
Mr. Schoenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.