ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ7911

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
272995 / JE RK 09-2115
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in zaak betreffende minderjarige en beoordeling van zeilreis

In deze beschikking van de Rechtbank Utrecht, gedateerd 8 september 2009, wordt een deskundigenonderzoek bevolen in een zaak betreffende een 13-jarig kind, dat een zeilreis wil maken. De rechtbank heeft eerder op 28 augustus 2009 een beschikking gegeven en verwijst naar deze eerdere uitspraak voor het verloop van de procedure. De ouders van het kind, de vader en de moeder, zijn betrokken in deze zaak, waarbij de vader wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A. de Lange. De rechtbank heeft verschillende stukken ontvangen, waaronder een brief van Bureau Jeugdzorg en een fax van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank benoemt mevrouw drs. S. Moonen, GZ-psycholoog, als deskundige en stelt een aantal vragen op die de deskundige moet onderzoeken. Deze vragen zijn gericht op de ontwikkeling van het kind, de impact van de zeilreis op haar ontwikkeling, en de rol van de ouders in deze context. De deskundige moet haar rapport uiterlijk op 16 oktober 2009 indienen, waarna betrokkenen de mogelijkheid hebben om schriftelijk te reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de zitting op 26 oktober 2009. De beschikking benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van het kind en de noodzaak van deskundig advies in deze complexe situatie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 272995 / JE RK 09-2115
(voorlopige) ondertoezichtstelling
Beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht van 8 september 2009 met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], Nieuw Zeeland, op [geboortedatum] 1995,
kind van
[de vader], wonende te [woonplaats],
advocaat mr. P.A. de Lange,
en
[de moeder], wonende te [woonplaats].
1. Verloop van de procedure
Op 28 augustus 2009 heeft de rechtbank in deze zaak een eerdere beschikking gegeven. Voor het verloop van de procedure tot die datum wordt verwezen naar die beschikking.
Daarna heeft de rechtbank onder meer de volgende stukken ontvangen:
- een brief van Bureau Jeugdzorg van 3 september 2009;
- een fax van mr. De Lange van 4 september 2009;
- een fax van 4 september 2009 van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht (hierna te noemen: de Raad).
2. Beoordeling
2.1. Voor de inhoud van het verzoek en de beoordeling verwijst de rechtbank naar de beschikking van 28 augustus 2009. In die beschikking heeft de rechtbank aangekondigd een deskundigenonderzoek te zullen bevelen. De Raad, Bureau Jeugdzorg, de vader en (via Bureau Jeugdzorg) de moeder hebben gereageerd op de voorgestelde vragen. De rechtbank zal op grond daarvan nu de vragen vaststellen en de deskundige benoemen.
2.2. De Raad heeft de rechtbank naar aanleiding van de beschikking van 28 augustus 2009 telefonisch gevraagd om toestemming om zijn rapport later in te leveren dan 16 oktober 2009, zodat bij dat rapport gebruik gemaakt kan worden van het rapport van de deskundige. Gelet op het beginsel van ‘equality of arms’ acht de rechtbank dat niet wenselijk. Wel zal het zowel de Raad als de ouders en Bureau Jeugdzorg vrijstaan om na ontvangst van het rapport nog nader schriftelijk te reageren; de Raad kan daarbij zijn rapport ook aanvullen of aanpassen. Dit dient echter wel tijdig te gebeuren, zodat de andere betrokkenen nog in de gelegenheid zijn die reactie te lezen.
3. Beslissing
3.1. De rechtbank beveelt een deskundigenonderzoek en benoemt daarvoor tot deskundige:
mevrouw drs. S. Moonen, GZ-psycholoog
p/a NIFP
Maliebaan 10
3581 CN Utrecht
telefoon 088 – 0710550
3.2. De deskundige dient een onderzoek in te stellen naar de volgende vragen:
1. Wat is het ontwikkelingsniveau van [minderjarige], afgezet tegen een gemiddeld (bijna) veertienjarig meisje? Te denken valt hierbij aan de ontwikkeling op cognitief en sociaal-emotioneel gebied, de persoonlijkheids- en identiteitsontwikkeling, de neurologisch/fysiologische ontwikkeling en de copingvaardigheden.
2a. Welke ontwikkelingstaken dient [minderjarige] nog te vervullen? In hoeverre is [minderjarige] in staat om tijdens de geplande zeilreis aan deze ontwikkelingstaken toe te komen?
2b. Wat betekent het maken van de zeilreis door [minderjarige] voor haar verdere ontwikkelingsniveau, afgezet tegen een eventuele tijdelijke onderbreking van (een deel van) haar algemene ontwikkelingstaken op haar 14e en 15e levensjaar?
3. In hoeverre acht u [minderjarige] in staat gedurende haar zeilreis door middel van zelfstudie zorg te dragen voor haar scholing?
4. In hoeverre is [minderjarige] in staat haar eigen risico’s in te schatten, afgezet tegen haar wilskracht en motivatie om de zeilreis te volbrengen?
5. Hoe groot is de ‘veerkracht’ van [minderjarige]?
6. Hoe beoordeelt u de pedagogische en affectieve mogelijkheden en/of beperkingen van de vader respectievelijk de moeder in relatie tot [minderjarige]?
7. In hoeverre heeft [minderjarige] om leren gaan met (ouderlijk) gezag en autoriteit?
8. Hoe beleeft [minderjarige] haar relatie met haar vader en haar relatie met haar moeder?
9. Hoe afhankelijk is [minderjarige] van haar opvoeder in het nemen van beslissingen?
10. In hoeverre heeft de mening van de moeder invloed op [minderjarige]? In hoeverre heeft de mening van de vader invloed op [minderjarige]?
11. Op welke wijze heeft de echtscheiding [minderjarige]’s relatie met haar vader en die met haar moeder beïnvloed?
12. In hoeverre geven de ouders, met name de vader, invulling aan hun opvoedersverantwoordelijkheid als het gaat om de fysieke en mentale voorbereiding op de zeilreis van [minderjarige]?
13. In hoeverre is het maken van deze reis op deze leeftijd een keuze van [minderjarige] zelf? Zijn er naast [minderjarige]’s ‘droom’ nog andere factoren van invloed op haar wens om de wereld rond te zeilen?
14. Als u één of meer vragen niet kunt beantwoorden, wilt u dan toelichten waarom dat niet mogelijk is?
15. Heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de door de rechtbank te beantwoorden vraag of door het maken van de zeilreis de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd?
de werkwijze van de deskundige(n)
3.3. De deskundige dient een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van deze rechtbank.
3.4. De deskundige dient bij het onderzoek de betrokkenen (de Raad, Bureau Jeugdzorg en beide ouders) in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het rapport van de deskundige moet blijken of hieraan is voldaan. De inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken dient in het rapport te worden vermeld.
3.5. De deskundige mag bij het onderzoek door middel van collegiaal overleg gebruik maken van de deskundigheid van anderen.
3.6. De deskundige dient een concept van het rapport toe te zenden aan de betrokkenen en hen in de gelegenheid te stellen opmerkingen over het concept te maken. Uit het rapport moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan. De inhoud van de opmerkingen dient in het rapport te worden vermeld; de deskundige dient in het rapport te reageren op de opmerkingen.
de overige beslissingen
3.7. De rechtbank bepaalt het voorschot voor het deskundigenonderzoek op € 2.348,22 exclusief BTW en exclusief reiskosten € 2,59 per retourkilometer. De kosten van het onderzoek worden via de rechtbank ten laste van ’s Rijks kas gebracht.
3.8. De griffier zal een afschrift van deze tussenbeschikking en van de verdere processtukken toezenden aan de deskundige.
3.9. De deskundige dient haar onderzoeksrapport uiterlijk op 16 oktober 2009 in te leveren bij de griffie van deze rechtbank. Ook de Raad dient zijn rapport uiterlijk op 16 oktober 2009 in te leveren. Alle betrokkenen mogen op beide rapporten schriftelijk reageren, bij voorkeur uiterlijk op 21 oktober 2009.
3.10. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden tot de zitting met gesloten deuren van 26 oktober 2009 om 13:30 uur.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, en mr. E. Bongers en mr. A.C. van den Boogaard, leden, allen tevens kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.I. Ganzevoort, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2009.?
Mr. Van den Boogaard is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.