ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ7412

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
616038 UC EXPL 09-2399 JS
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag tijdens de proeftijd en goed werkgeverschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 15 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de besloten vennootschap Van Vliet Transport B.V. [eiser] vorderde betaling van € 12.249,13 bruto, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, omdat hij ten onrechte tijdens zijn proeftijd was ontslagen. Hij stelde dat hij door ziekte slechts beperkt had kunnen werken en dat Van Vliet hem geen eerlijke kans had gegeven om zich te bewijzen. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen het juridische kader uiteengezet met betrekking tot ontslag tijdens de proeftijd, waarbij artikel 7:676 BW van belang is. Dit artikel stelt dat beide partijen de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd zonder opzegtermijn kunnen opzeggen, en dat opzegverboden niet van toepassing zijn. De rechter kan in principe niet ingrijpen in de opzegging, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals discriminatie of handelen in strijd met goed werkgeverschap.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] op 29 september 2008 in dienst trad bij Van Vliet als vrachtwagenchauffeur en dat de arbeidsovereenkomst op 22 oktober 2008 is opgezegd. [eiser] heeft geen concreet verwijt aan Van Vliet gemaakt, anders dan het gebruik van het proeftijdbeding. De rechter concludeert dat, hoewel een ontslag tijdens de proeftijd voor een werknemer moeilijk kan zijn, de wetgever partijen de ruimte heeft gegeven om op een eenvoudige manier van elkaar af te komen. In dit geval zijn er geen bijzondere omstandigheden gebleken die een andere beslissing rechtvaardigen.

Daarom heeft de kantonrechter de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van Van Vliet, die zijn begroot op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 616038 UC EXPL 09-2399 JS
vonnis d.d. 15 juli 2009
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. T. van Leeuwen-Brinks,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Vliet Transport B.V.,
gevestigd te IJsselstein,
verder ook te noemen Van Vliet,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.P.A. Bos.
Het verdere verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 1 april 2009.
De comparitie is gehouden op 16 juni 2009. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
Tussen partijen staat vast dat [eiser] op 29 september 2008 bij Van Vliet in dienst is getreden in de functie van vrachtwagenchauffeur. Bij brief van 29 oktober 2008 heeft Van Vliet de arbeidsovereenkomst, met ingang van 22 oktober 2008, tijdens de proeftijd opgezegd.
[eiser] vordert dat Van Vliet wordt veroordeelt tot betaling van € 12.249,13 bruto, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.
Hij legt aan deze vordering ten grondslag dat Van Vliet hem ten onrechte tijdens de proeftijd heeft ontslagen. Wegens ziekte heeft hij slechts beperkt kunnen werken en hij meent dat Van Vliet hem geen eerlijke kans heeft gegeven. Hij heeft zich niet kunnen bewijzen. Door gebruik te maken van het tussen partijen overeengekomen proeftijdbeding heeft Van Vliet zich niet als een goed werkgever gedragen, althans is gebruikmaking van dat beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Van Vliet heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Op grond van artikel 7:676 BW is iedere partij bevoegd de arbeidsovereenkomst tijdens de rechtsgeldig overeengekomen proeftijd, zonder inachtneming van een opzegtermijn, op te zeggen. De opzegverboden, genoemd in de artikelen 7:670 en 7:670a BW zijn gedurende de proeftijd niet van toepassing. In beginsel mag de rechter niet treden in de vraag of de opzegging tijdens de proeftijd is gebruikt met een ander doel dan waarvoor die is gegeven, zij het dat een discriminatoir ontslag tot schadeplichtigheid kan leiden (HR 13 januari 1995, NJ 1995, 430 (Codfried)). Onder omstandigheden kan bovendien sprake zijn van handelen in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap (HR 10 december 2000, JAR 2000, 249 (Triple P/Tap)). Hierbij is met name van belang hoe de werkgever zich heeft opgesteld tijdens de proeftijd.
Tegen de achtergrond van deze regels wordt het volgende overwogen.
[eiser] heeft gesteld dat hij door zijn (korte periodes van) arbeidsongeschiktheid en de korte tijd dat hij heeft gewerkt zich niet heeft kunnen bewijzen. Een concreet verwijt aan Van Vliet, anders dan dat die van het proeftijdbeding gebruik heeft gemaakt, wordt door [eiser] niet gemaakt. Hoewel een ontslag tijdens de proeftijd voor een werknemer een hard gelag is, heeft de wetgever juist in die periode van de arbeidsovereenkomst partijen de ruimte willen geven om op een relatief eenvoudige wijze van elkaar af te komen. Tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals hierboven is uiteengezet, dient een dergelijke opzegging te worden gerespecteerd. Van dergelijke omstandigheden is in casu niet gebleken. Voor een verdere belangenafweging is geen ruimte.
De vordering wordt afgewezen.
[eiser] wordt in de kosten veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Van Vliet, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2009.