ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ7393
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzetprocedure tegen verstekvonnis in huurovereenkomst met discussie over oproeping medegedaagde
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 8 juli 2009 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 18 februari 2009, waarbij de oorspronkelijke eiser, aangeduid als [geopposeerde], een vordering had ingesteld tegen zowel de opposant als een medegedaagde, [naam]. De vordering betrof de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een onroerende zaak, alsook betaling van huurachterstanden. De opposant stelde dat zij geen partij was bij de huurovereenkomst, omdat haar handtekening vervalst was door [naam].
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling aandacht besteed aan de procedurele aspecten van het verzet. Hij constateerde dat de medegedaagde niet was opgeroepen om in de verzetprocedure te verschijnen, wat een probleem opleverde. Volgens artikel 140 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geldt een vonnis als op tegenspraak gewezen wanneer één gedaagde verschijnt en de andere(n) niet. Dit betekent dat de rechter niet zomaar kan oordelen over het verzet van de opposant zonder de medegedaagde te horen.
De kantonrechter concludeerde dat de oorspronkelijke medegedaagde op grond van artikel 118 Rv in de verzetprocedure moet worden opgeroepen. Hij verwees de zaak naar de rol voor akte uitlating aan de zijde van de opposant, waarbij ook de geopposeerde de gelegenheid kreeg om te reageren. De beslissing over de verdere procedure werd aangehouden, zodat partijen zich konden uitlaten over de oproeping van de medegedaagde en de status van de executie van het verstekvonnis.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het oproepen van alle betrokken partijen in een procedure, vooral in gevallen van verzet tegen een verstekvonnis, en de gevolgen van het niet oproepen van een medegedaagde voor de rechtsgang.