ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ4314

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600379-09; 16/601091-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van ex-vriendin door verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 28 juli 2009, stond de verdachte terecht voor mishandeling en bedreiging van zijn ex-vriendin. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte mishandeling, vernieling van een fiets en bedreiging met de dood via e-mail en tegenover een verbalisant. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 20 maart 2009 in Veenendaal zijn ex-vriendin had mishandeld door haar een klap te geven en haar fiets te beschadigen. De rechtbank achtte de verklaringen van getuigen en de aangeefster geloofwaardig, en concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de mishandeling en de bedreigingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid, en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte had eerder een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) opgelegd gekregen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerdere ISD-maatregel werd afgewezen, maar de rechtbank benadrukte dat de proeftijd nog doorloopt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600379-09; 16/601091-07 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1973] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. J.J. van de Beek, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Een kennelijke schrijffout is door de rechtbank verbeterd.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [aangeefster] heeft mishandeld;
Feit 2: een mobiele telefoon en een fiets van [aangeefster] heeft vernield;
Feit 3: [aangeefster] meermalen heeft bedreigd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij met name op de verklaringen van aangever en getuigen in het dossier en bij de rechter-commissaris en de deels bekennende verklaring van de verdachte.
Ten aanzien van feit 3 vordert de officier van justitie vrijspraak van dat deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de bedreiging van [naam] geuit tegenover een verbalisant, nu op grond van de inhoud van het dossier niet duidelijk wordt of de genoemde bedreiging [naam] heeft bereikt.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs.
Wat feit 2 betreft is de verdediging van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de fiets, nu verdachte dit deel van de tenlastelegging bekent. Voor de vernieling van de mobiele telefoon is naar de mening van de verdediging onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 en feit 2 als volgt:
Aangeefster bevond zich op 20 maart 2009 in de Tuinstraat in Veenendaal. Buiten zag zij dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) aan kwam rijden op zijn scooter. Vervolgens is er ruzie tussen verdachte en aangeefster ontstaan. Aangeefster verklaarde daarbij dat zij door verdachte was getrapt op haar hoofd en dat zij door verdachte tegen de muur was gegooid . Hierna had verdachte tegen haar fiets getrapt, waardoor de jasbeschermers van haar fiets vernield waren. Ook had verdachte haar mobiele telefoon afgepakt en tegen de grond gegooid .
Aangeefster is ook bij de rechter-commissaris gehoord, waar zij verklaarde dat zij op genoemde dag door verdachte was geslagen en geduwd. Door de duw was aangeefster tegen een muur gevallen . Zij verklaarde daar tevens dat slaan en schoppen hetzelfde is en dat zij gewoon vechten heeft bedoeld.
In het dossier zijn de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] opgenomen. Getuige [getuige 3] is ook door de rechter-commissaris gehoord. De getuigen bevestigen dat verdachte en aangeefster op 20 maart 2009 in de Tuinstraat ruzie hadden . Getuige [getuige 3] verklaarde voorts bij de politie dat zij had gezien dat verdachte aangeefster in haar gezicht had geslagen. Zij bevestigde bij de rechter-commissaris dat verdachte aangeefster had geslagen.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij op 20 maart 2009 in de Tuinstraat ruzie had gehad met aangeefster [aangeefster]. Verdachte bekende daarbij dat hij de fiets van aangeefster op de straat had gegooid, waardoor die fiets beschadigd raakte . Verdachte had dit ook bij de politie verklaard .
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster een klap tegen haar hoofd heeft gegeven en dat verdachte de fiets van aangeefster heeft beschadigd door deze op de grond te gooien. Voor wat betreft de mishandeling merkt de rechtbank nog op, dat verdachte zelf heeft verklaard met [aangeefster] ter plekke ruzie te hebben gehad en uit het feit dat verdachte haar fiets op de grond heeft gegooid leidt de rechtbank af dat verdachte boos was. De verklaringen van de getuigen die verdachte hebben zien slaan zijn daarom geloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster ten aanzien van de overige onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde handelingen onvoldoende dan wel niet ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht die handelingen dan ook niet bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 3 als volgt:
Aangeefster, zijnde de ex-vriendin van verdachte, verklaarde bij de politie dat zij van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) emails had gekregen, waarin hij haar bedreigt met de dood .
Het dossier bevat een uitdraai van de emails die zijn verstuurd door de gebruiker van het emailadres “[e-mailadres]” naar de emailadressen “[e-mailadres]” en
“[e-mailadres]”. Een email van 21 maart 2009 bevat de volgende passage: “en toch ga ik je keihard neuken, tot bloedens toe met je kop onder water ook voor een half uurtje. Mij lijkt het heerlijk om te zien” .
Voorts zit er nog een op 21 maart 2009 door de gebruiker van het emailadres “[e-mailadres]” aan dezelfde emailadressen verstuurde email in het dossier, waarin wordt gezegd “en mocht ik vast komen te zitten voor wat dan ook dan ben jij de eerste waar ik langs kom als ik vrij ben, we hebben zo’n zin om jou kapot cq dood te maken. Ga je je verdiende straf nog wel krijgen, jou kind gaat nu ook mee doen en dat kankermegooltje mag ook mee doen, hem schiet ik gelijk een kogel door ze pleuriskop, imbiciel” .
Door aangeefster werd verklaard dat zij in het emailverkeer gebruik maakt van de genoemde emailadressen “[e-mailadres]” en “[e-mailadres]” .
Er is door de politie een nader onderzoek ingesteld naar de herkomst van de door aangeefster ontvangen emails. De bij aangeefster ingekomen mails en de verzenders van die mails werden bekeken voor wat betreft stalking en bedreiging. Dit betrof de maanden februari, maart en begin april 2009. Het ging in totaal om 110 emails, waarvan 79 emails afkomstig waren van het emailadres “[e-mailadres].” Uit het onderzoek bleek dat het overgrote deel van de 110 emails was verzonden middels het ip-adres [nummer] .
Uit bij de provider opgevraagde gegevens bleek dit ip-adres te staan op naam van
[verdachte], wonende te [woonplaats] aan de [adres] .
De verdachte werd op 7 april 2009 door verbalisant [verbalisant 1] op het politiebureau in Veenendaal gehoord. Verdachte verklaarde tegenover de verbalisant dat hij het aan [aangeefster] (de rechtbank begrijpt: aangeefster) te danken heeft dat hij nu twee jaar moet zitten. Verdachte verklaarde vervolgens “Als ik vrij kom dan schiet ik haar en haar ex-man dood. Ik weet zeker dat ik ze dood maak en mogelijk haar kind ook nog wel” .
Aangeefster is door de politie met deze bedreiging geconfronteerd en zij verklaarde dat zij verdachte ertoe in staat acht om dat te doen. Aangeefster voelde zich erg bedreigd door de uitspraak .
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij aangeefster ten overstaan van de verbalisant heeft bedreigd .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voormelde emails met de aangegeven bedreigingen aan aangeefster heeft gestuurd. De rechtbank merkt daarbij nog op dat genoemde bedreigingen inhoudelijk sterk overeenkomen, omdat zij dezelfde elementen bevatten en dat de bedreigingen duidelijk de relationele sfeer betreffen. De door verdachte geopperde mogelijkheid dat een huisgenoot of aangeefster zélf vanaf zijn computer de gewraakte emails heeft verzonden acht de rechtbank, gelet op de inhoud van de emails, volstrekt onaannemelijk.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster tegenover verbalisant [verbalisant 1] heeft bedreigd.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ook [naam] en nogmaals aangeefster heeft bedreigd, nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat die bedreiging aangeefster of [naam] daadwerkelijk heeft bereikt. Aangeefster is immers reeds op 7 april 2009 met de eerste bedreiging geconfronteerd, terwijl de hier bedoelde bedreiging pas op 8 april 2009 ten overstaan van verbalisant [verbalisant 2] is geuit. De rechtbank zal de verdachte dan ook van de laatste bedreiging vrijspreken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 20 maart 2009 te Veenendaal, opzettelijk mishandelend [aangeefster] tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [aangeefster] pijn heeft ondervonden;
2.
op 20 maart 2009 te Veenendaal, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan [aangeefster], heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die fiets op de grond te gooien;
3A.
in de periode van 1 februari 2009 tot en met 8 april 2009 te Veenendaal,
[aangeefster] heeft bedreigd met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk mailberichten aan die [aangeefster] gestuurd met de dreigende teksten:
"Ik ga je keihard neuken tot bloedens toe....met je kop onder water voor een
half uurtje! Mij lijkt het heerlijk om te zien!"
en
3B
"En mocht ik vast komen te zitten voor wat dan ook, dan ben jij de eerste waar
ik langs kom als ik vrij ben! We hebben zo'n zin om jou kapot cq dood te
maken! Je gaat je verdiende straf nog wel krijgen! Jouw kind gaat nu ook mee
doen en dat kankermongooltje mag ook mee doen! Hem schiet ik gelijk een kogel
door zijn pleuriskop, imbiciel!"
4.
hij op 7 april 2009 te Veenendaal, [aangeefster] opzettelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk ten overstaan van verbalisant [verbalisant 1] de woorden gezegd:
"als ik vrij kom, dan schiet ik haar en haar ex-man dood! Ik weet zeker dat ik
ze dood maak en mogelijk haar kind ook nog wel!"
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk een wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van feit 3A:
Bedreiging met verkrachting.
Ten aanzien van de feiten 3B en 4:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en een traject volgt bij [instelling] of een soortgelijke instelling.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken en dat voor hetgeen bewezen kan worden verklaard kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ex-vriendin. Daarnaast heeft hij ook haar fiets beschadigd en haar op slinkse wijze via de mail, maar ook ten overstaan van een verbalisant, ernstig bedreigd.
De rechtbank neemt daarbij nog in aanmerking dat verdachte wist dat hem een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) boven het hoofd hing en dat hij, blijkens het uittreksel uit het documentatieregister d.d. 8 april 2009, al meerdere keren is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport van het Leger des Heils van 9 juli 2009, opgemaakt door R. Jacobs, reclasseringswerker. Uit het rapport volgt dat de reclassering ten tijde van haar laatste rapporten twijfelde aan de intrinsieke motivatie van verdachte en dat zij zowel een ambulant kader als opname in een kliniek gedoemd achtte te mislukken als gevolg van de ontbrekende motivatie.
Uit het Pro Justitia rapport, d.d. 20 juni 2009, opgemaakt door psychiater R.H.J. Winter, betreffende verdachte, is naar voren gekomen dat verdachte zijn hele leven al lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van ADHD waardoor er sprake was van een scheefgroei van de persoonlijkheid die uiteindelijk heeft geresulteerd in een persoonlijkheidsstoornis van het zogenaamde cluster B (met name antisociale kenmerken). De gedragskeuzes dan wel de gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde kunnen daardoor grotendeels worden verklaard.
Naar de mening van de psychiater was verdachte in hoge mate geëmotioneerd en heeft hij, voortkomende uit zijn (sterk) verhoogde impulsiviteit gereageerd zonder zich voldoende rekenschap te geven van de eventuele gevolgen. Aangezien verdachte een duidelijk verminderde vrije wilskeuze heeft adviseert de psychiater hem als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De psychiater acht het van het grootste belang dat er een adequate behandeling wordt opgelegd. Vanuit psychiatrisch opzicht zou tenuitvoerlegging van de maatregel ISD minder zinvol zijn. Geadviseerd wordt om aansluiting te zoeken bij zijn huidige woon/werk situatie en verdachte daarnaast (ambulant) te behandelen en daarvoor bijzondere voorwaarden op te leggen.
De reclassering is, mede gelet op dit psychiatrische rapport, thans van mening dat de houding van betrokkene is veranderd en dat hij de afgelopen periode zijn best heeft gedaan. Verdachte werkte, hij behield zijn huis, zocht zelf hulp en recidiveerde, behoudens in de huidige zaak, niet. De reclassering is van mening dat betrokkene het beduidend beter doet. Daarom ziet de reclassering nu wel hulpverleningsmogelijkheden. De reclassering acht het essentieel dat de tot nu toe niet geconstateerde ADHD behandeld wordt en schat in dat dat nu wel binnen een ambulant kader kan. De reclassering adviseert om verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een traject bij [instelling] of een soortgelijke instelling en het zich houden aan de afspraken met de reclassering.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is om mee te werken aan het voorstel van de reclassering.
De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid over. De rechtbank zal gezien de opstelling van verdachte ter zitting het advies met betrekking tot de afdoeningmodaliteit overnemen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden geïndiceerd is. De rechtbank tekent daarbij aan dat het innemen van medicatie géén voorwaarde kan zijn, nu een dergelijke voorwaarde strafrechtelijk thans niet mogelijk is. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, nu gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, naar het oordeel van de rechtbank met deze straf kan worden volstaan.
6 De vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de Meervoudige Kamer d.d. 4 maart 2008 is verdachte de maatregel van ISD voor de duur van twee jaar opgelegd, geheel voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zou maken aan een nieuw strafbaar feit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De rechtbank zal echter, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie en gelet op hetgeen hierboven ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden is opgemerkt, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
De rechtbank herinnert verdachte er wel aan dat de proeftijd nog doorloopt.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Mishandeling.
Feit 2: Opzettelijk een wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Feit 3A: Bedreiging met verkrachting.
Feit 3B en 4: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- dat de verdachte een traject bij [instelling] of een soortgelijke instelling volgt;
- draagt de reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Gerrits-Janssens, voorzitter, mr. E.F. Bueno en
mr. B.P.L. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 juli 2009.