Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 232368 / HA ZA 07-1164
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHIPCON HOLDING B.V.,
gevestigd te Assen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHIPCON SHIPPING B.V.,
gevestigd te Assen,
eiseressen,
advocaat mr. L.A.M.J. Pütz,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BDO CAMPSOBERS CORPORATE FINANCE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna Shipcon Holding, Shipcon Shipping en BDO genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 december 2008
- de akte uitlating van de zijde van Shipcon Holding van 25 februari 2009
- de antwoordakte van de zijde van BDO van 18 maart 2009
- de akte uitlating van de zijde van Shipcon Holding van 1 april 2009
- de akte houdende uitlating producties van de zijde van BDO van 29 april 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 31 december 2008 heeft de rechtbank overwogen dat Shipcon Holding is gefailleerd, de curator heeft laten weten de procedure niet voort te willen zetten en BDO ontslag van instantie ten aanzien van Shipcon Holding heeft gevraagd. De rechtbank heeft Shipcon Holding vervolgens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over verval van instantie of voortzetting van de procedure buiten bezwaar van de boedel.
2.2. Tussen partijen staat vast dat de curator de procedure niet wenst over te nemen. Om die reden is het verzoek om ontslag van instantie van BDO in beginsel op grond van artikel 27 lid 2 Fw toewijsbaar, tenzij uit een afweging van de belangen van Shipcon Holding en BDO blijkt dat het belang van BDO moet wijken voor dat van Shipcon Holding.
2.3. Shipcon Holding stelt dat zij het geding buiten bezwaar van de boedel voort wenst te zetten. Haar belang daarbij is volgens Shipcon Holding dat zij de vordering kan overdragen aan de materieel belanghebbende, de besloten vennootschap Verkade Beheer B.V., aldus Shipcon Holding.
2.4. BDO voert onder meer aan dat de cessieakte tussen Shipcon Holding en Verkade Beheer B.V. al is getekend en dat hierdoor het gestelde belang aan de zijde van Shipcon Holding bij voortprocederen buiten bezwaar van de boedel is komen te vervallen. Voorts ziet BDO zich bij voortprocederen nog steeds geconfronteerd met een failliete wederpartij, aldus BDO.
2.5. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de als productie bij de akte van 1 april 2009 gevoegde brief van 30 maart 2009 van de curator van Shipcon Holding blijkt dat Shipcon Holding haar vordering op BDO op 30 maart 2009 heeft overgedragen aan Verkade Beheer B.V. Het door Shipcon Holding gestelde belang bij voortprocederen, te weten dat cessie aan Verkade Beheer B.V. in het geval van voortprocederen kan plaatsvinden, bestaat daarom niet meer. Formeel is Shipcon Holding nog altijd procespartij, nu partijvervanging (nog) niet heeft plaatsgevonden. BDO heeft derhalve nog altijd een failliete vennootschap als wederpartij met het daaraan verbonden risico dat zij een eventuele proceskostenveroordeling niet op deze failliete partij zou kunnen verhalen. Gelet op de omstandigheid dat het door Shipcon Holding gestelde belang bij voortprocederen is komen te vervallen, terwijl dit bij het door BDO gestelde belang (nog) niet het geval is, zal ontslag van instantie ten aanzien van Shipcon Holding worden verleend.
2.6. Shipcon Holding B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu de procedure tussen Shipcon Shipping en BDO wordt voortgezet, zal deze kostenveroordeling beperkt blijven tot de door BDO gemaakte kosten verbonden aan het opstellen van de aktes na het tussenvonnis van 31 december 2008. De kosten aan de zijde van BDO worden aldus begroot op EUR 452,00 (2 aktes x 0,5 punt x tarief EUR 452,00).
2.7. De procedure tussen Shipcon Shipping en BDO zal worden voortgezet. De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen.
2.8. Indien partijen, zonder dat daaraan voorafgaand een comparitie wordt gehouden, gebruik willen maken van de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een mediator, dienen zij dat binnen twee weken na de datum van dit vonnis aan de griffie te berichten.
2.9. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
2.10. De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
2.11. In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
2.12. Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
3. De beslissing
De rechtbank
in de procedure tussen Shipcon Holding en BDO
3.1. ontslaat Shipcon Holding van de instantie,
3.2. veroordeelt Shipcon Holding B.V. in de proceskosten, aan de zijde van BDO tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de procedure tussen Shipcon Shipping en BDO
3.3. beveelt een verschijning van partijen Shipcon Shipping en BDO, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. J.P.H. van Driel van Wageningen in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op woensdag 6 januari 2010 van 13:30 uur tot 16:30 uur,
3.4. bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
3.5. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter