Op 25 januari 2009, omstreeks 13.25 uur, wordt door een medewerkster van het Regionale Service Center naar de coördinator noodhulp van het district Heuvelrug een telefoongesprek met [familielid] doorverbonden. [familielid] deelt hem mede dat haar broer, [verdachte] ongeveer één à anderhalf uur eerder in zwaar depressieve toestand de woning aan de [adres] te [woonplaats] had verlaten. [verdachte] had de afgelopen maand al een paar keer medegedeeld dat hij het niet erg zou vinden als hij onder een trein zou komen. Zij is nu dan ook bang dat [verdachte] voor de trein gaat springen. Zij geeft vervolgens het signalement van haar broer door. Uit controle in de Gemeentelijke Basis Administratie blijkt dat deze melding gaat over: [verdachte], geboren op [1980] te [geboorteplaats]. Na overleg wordt de melding, de naam van de betrokkene en zijn signalement doorgegeven aan de eenheden op straat. Diezelfde dag om 13.47 uur meldt [slachtoffer] zich bij de centrale meldkamer met 26.81. Hij geeft aan dat hij [verdachte] heeft aangetroffen op perron Driebergen en hij verzoekt om vervoer voor [verdachte]. Naar aanleiding van dit verzoek rijden onder andere aspirant van politie [A] en haar collega hoofdagent [B] als 50.40 eenheid naar het NS-station Driebergen. Ter plaatse zien zij hun collega, die zij herkennen aan zijn opvallend blauwe bikerstenue, aan de andere kant van het station staan. Zij besluiten daarop om te rijden.
Omdat de meldkamer vervolgens geen contact meer krijgt met de collega die bij de man op het perron staat, wordt aan hen gevraagd wat zij kunnen zien. [A] ziet dan dat haar collega op zijn buik op het perron ligt. Op ongeveer vier meter van hem vandaan zit een man op een bankje. Zij rent daarop naar haar collega op de grond en ziet in een oogopslag dat het signalement van de man op het bankje overeenkomt met het opgegeven signalement van [verdachte]. Het hoofd van haar collega ligt in een grote plas bloed. Op aanwijzingen van getuigen ziet zij in de buurt van het bankje een mes liggen. Zij heeft daarop naar haar collega [B] geroepen dat de man op het bankje moest worden aangehouden en dat er in de nabijheid van het bankje een mes lag. De man wordt daarop aangehouden.
De aangehouden man is: [verdachte], geboren op [1980] te [geboorteplaats], wonende [adres] te [woonplaats].
Er meldt zich een aantal getuigen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 25 januari 2009 met zijn zus in de auto zat en dat hij op het moment dat zij voorbij de spoorwegovergang reden, zijn zus hoorde zeggen dat er werd gevochten op het station. Hij zag dat een politieman met een fiets, een handgemeen had met een andere man. De getuige heeft gezien dat de politieagent op de grond viel. Terwijl de agent op zijn buik op de grond lag, zag hij dat de man op de agent afliep. Hij zag tevens dat de man een mes in zijn hand hield. De getuige bevond zich op dat moment op een afstand van 2 à 3 meter. De getuige heeft vervolgens gezien dat de man voorover boog, waarbij hij de agent aan de hoofdzijde benaderde, en tweemaal instak op die liggende agent. De man ging vervolgens rustig op een bankje zitten op enkele meters van de plaats waar de politieman was neergestoken. Deze man werd later door andere politiemannen aangehouden, aldus getuige [getuige 1].
Voorts is er de verklaring van de getuige [getuige 3]. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij op 25 januari 2009 samen met zijn vrouw het perron van station Driebergen-Zeist opliep. Op het perron aan de overzijde stond een politieagent met mountainbike-uniform en met zijn fiets in de hand te praten met een man. Het leek een normaal gesprek. Opeens zag hij dat de man de politieagent een duw gaf, welke duw werd gevolgd door een tweede duw, waardoor de politieagent ten val kwam. De getuige zag voorts dat de man met zijn handen in zijn kleding aan het zoeken was en kort daarop hield deze man een mes vast. De man is vervolgens boven de politieagent gaan staan en heeft hem een paar keer gestoken. De man is op een bankje op het perron gaan zitten.
Ook zijn vrouw heeft als getuige een verklaring afgelegd. Deze getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij op 25 januari 2009, omstreeks 13.45 uur, samen met haar man bij station Driebergen-Zeist aankwam. Op het verst gelegen perron zag zij een agent, die met een man in gesprek was. Tijdens dit gesprek werd er niet geschreeuwd of luid gesproken. Vervolgens heeft zij gezien dat de politieman door de andere man opeens tegen zijn borst geduwd werd. Deze duw werd gevolgd door een steviger duw, waardoor de politieman uiteindelijk ten val kwam. De man die geduwd had, maakte vervolgens zijn jas open en pakte daar iets uit. Op het moment dat de politieman half overeind kwam, heeft zij gezien dat hij nogmaals een duw kreeg. Zij heeft op dat moment bovendien waargenomen dat de man een mes in zijn hand hield. Zij is hulp gaan halen en op het moment dat zij weer bij haar man was, zag zij dat de politieman bewegingsloos op de grond lag en dat de man die zij eerder met het mes in zijn handen had gezien een aantal meters verderop op een bankje zat. Die man is later door de politie aangehouden.
Tijdens het onderzoek door de afdeling Forensische Opsporing Utrecht op het perron van het NS-station Driebergen-Zeist wordt aan de zijde van het baanvak Arnhem-Utrecht tussen een plas bloed en een zitbankje een mes aangetroffen. Dit is een zogenaamd duikmes met een zwart heft. Dit mes is voor onderzoek overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het NFI heeft het gehele heft van het mes bemonsterd en de bemonstering onderworpen aan een DNA-onderzoek. Hieruit is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Bij opname van [slachtoffer] in het ziekenhuis worden drie steekletsels vastgesteld:
- een steekverwonding in de nek resulterend in een ziektebeeld met als diagnose dwarslaesie sensibel beiderzijds C4, motorisch beiderzijds C4;
- een steekwond links in de borstkas, waardoor een klaplong links ontstond;
- een steekwond rechts in de bovenkaak, waardoor een door en door perforatie van de rechterwang ontstond en als gevolg waarvan een kies werd verwijderd.